2.1 De componenten van het leesproces.
De lezer.
Nadat je de tekst hebt gedecodeerd, kun je je als lezer storten op het begrijpen van de tekst. Hoe
meer moeite je als lezer moet doen om een tekst te ontcijferen, des te minder ruimte blijft er over
voor het begrijpen van de tekst. Je moet om een tekst te begrijpen de betekenis van de meeste
woorden kennen, de context van de tekst kennen en al wat voorkennis bezitten over de inhoud.
Je leesdoel bepaalt de manier waarop je de tekst leest en hoe je hem gebruikt.
Doelen van een lezer:
- Een kennisdoel.
- Een ontspanningsdoel.
- Een actiedoel.
Dingen die het leesbegrip beïnvloeden:
- De leestechniek.
- De houding.
- De mate van doelgericht lezen.
- De voorkennis. Voorkennis van het onderwerp maar ook je grammaticale voorkennis en je
ervaring met taalconventies helpen je een tekst beter te begrijpen.
Door vooraf, tussentijds en achteraf te reflecteren op de relatie bestaande- nieuwe informatie kun je
beter vaststellen wat de functie is van de gelezen tekst in jouw situatie.
Dankzij de grammaticale voorkennis en ervaring met taalconventies weet je hoe zinnen zijn
opgebouwd, waarvoor teksten zijn, in welke situaties ze worden ingezet en wat de toon is die erbij
past. Hiervoor moeten ze wel met meerdere tekstsoorten in aanraking komen. Een ervaren lezer
heeft al zoveel kennis van de context en de achtergrond van teksten en schrijvers, dat hij de
bedoelingen vaak moeiteloos kan aangeven.
Moeilijkheid van een tekst: woordenschat, opbouw van zinnen, de samenhang in de tekst, de lengte
van een tekst, lay-out, soort tekst en er moet redundantie (= overtolligheid, zoals uitleg,
voorbeelden, het vermelden van al bekende informatie etc.) in zitten.
Referentiële teksten verwijzen rechtstreeks naar de werkelijkheid.
Fictionele of verhalende teksten gaan over verzonnen werkelijkheid. Bij fictionele teksten moet je
vooral de volgorde van handelingen en gebeurtenissen kunnen herkennen: chronologische of niet-
chronologisch. Ook het vertelperspectief (ik-verhaal, alwetende verteller of personaal perspectief)
moet duidelijk zijn.
, De componenten van het begrijpend lezen bevinden zich op drie niveau:
- Semantisch of woord(groep)niveau: het voorkomen van moeilijke woorden en uitdrukkingen.
- Syntactisch of zinsniveau: al of geen ingewikkelde zinsconstructies.
- Tekstniveau: het onderwerp, de tekstsoort, de tekststructuur en de stijl.
Bij het kiezen van een tekst moet je rekening houden met:
- De relaties met andere vakken.
- De actualiteit.
- De interesses van kinderen.
- De opbouw en de vormgeving.
- De functie van de tekst.
De schrijver.
Als de lezer het doel van de tekst in het oog houdt, zal dat goed tekstbegrip bevorderen. Een lezer
moet eigenlijk het doel van de schrijver weten en zijn tactiek herkennen. Dan pas kan de lezer een
goede reactie geven. Als kinderen zelf teksten leren schrijven met een bepaald doel voor ogen,
kunnen ze de gebruikte tactiek later eenvoudiger terugvinden in teksten van anderen.
De leessituatie.
Er ontstaat tijdens een alledaagse situatie een zekere behoefte (= leesvraag). Vanuit die vraag kies je
een tekst en gebruik je die voor je doel. De wijze waarop je een tekst leest ligt ook aan de
leessituatie. In het onderwijs moet je teksten gebruiken in een voor kinderen herkenbare
leessituatie, waarin die tekst een wezenlijke functie vervult.
2.2 Modellen voor begrijpend lezen.
Intellectuele vaardigheden die je bij het begrijpen van teksten moet inschakelen:
- Kennis van begrippen. (Woordenschat en het onderkennen van kleine verschillen tussen
woorden).
- Kennis van structuur in informatie.
- Het kunnen herkennen van verschillende betekenissen in een begrip.
- Het herkennen van problemen, essentiële vragen en oorzaken.
- Het kunnen onthouden van feiten en gebeurtenissen.
- Het herkennen van de logica en interne samenhang in een tekst.
- Het kunnen ordenen van reeksen symbolen.
- Het kunnen herkennen van symbolen.
Algemene ontwikkeling speelt ook een rol bij het lezen. Kinderen met een brede kennis van de
wereld om hen heen kunnen de inhoud van de teksten kunnen beter een plaats geven en hoofd- en
bijzaken onderscheiden.
Strategieën:
- Bottom-up: De lezer werkt van losse woorden, naar woordgroepen, hele zinnen en de
interpretatie van de complete tekst.
- Top-down: De lezer leest een tekstdeel en voorspelt wat erna komt op basis van voorkennis,
vult vervolgens die gegevens en toetst het resultaat.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lianvds. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.