Methodologische uitdagingen in mondzorg-gerelateerd onderzoek
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
THKmaster
Reviews received
Content preview
MODULE 1: BEOORDELING VAN METHODOLOGISCHE KENMERKEN IN
ORALE GEZONDHEIDSSTUDIES
INLEIDING
• Evidence based dentistry:
– Kwaliteit van tandzorg moet gebaseerd zijn op goede evidentie verkregen uit kwalitatief onderzoek.
– Evidence-based dentistry is een combinatie van:
➢ Research
➢ Voorkeuren en behoeften van de patiënt
➢ Klinische expertise van de zorgverlener.
– Tandartsen zijn verantwoordelijk voor het vermijden van technieken en technologieën die ineffectief, onveilig of onethisch zijn.
• Crossectionale vs longitudinale studies:
– Beide observationele studie designs: er wordt info verzameld zonder de studie-omgeving te manipuleren.
– De onderzoeksvraag moet de drijvende kracht zijn achter de opzet van het onderzoek. Soms echter helpt het verloop van het onderzoek
om te bepalen welk ontwerp het meest geschikt is.
Voorbeeld : studie van de orofaciale kenmerken bij individuen met het Williams-syndroom:
➢ Cross-sectionele opzet: Bepalen van de kenmerken van een groep individuen met het Williams-syndroom.
➢ Longitudinale opzet: Onderzoek naar evolutie van de kernmerken van een groep individuen met het Wiliams-syndroom.
– Maken vergelijkingen tussen groepen op 1 moment. – Maken vergelijkingen op verschillende momenten.
– Kunnen sneller uitgevoerd worden dan longitudinale studies. Minstens 2 momenten.
Dit is de reden dat onderzoekers er vaak mee beginnen om – Het wordt altijd uitgevoerd bij dezelfde individuen.
inzicht te krijgen in eventuele verbanden of associaties. – Het voordeel hiervan is dat evolutie zichtbaar wordt, zowel op
Daarna kunnen ze longitudinale studie opzetten om een niveau van de groep als van het individu.
oorzaak en gevolg aan te tonen.
• Descriptieve vs analytische studies:
Descriptieve studie Analytische studie
– Beschrijft de prevalentie en karakteristieken van een – Beschrijft de associatie tussen resultaat en blootstelling.
omstandigheid of populatie die wordt bestudeerd. – Test een hypothese.
– Geen testhypothese. – Hoe en waarom.
– Wie, wat, waar en wanneer van het subject.
1
,• Prospectieve vs retrospectieve studies:
– Kan gecombineerd voorkomen.
➢ Voorbeeld prospectieve opzet: Heeft de blootstelling aan specifieke factoren invloed op de ontwikkeling van cariës?
o Patiënten met een gezond gebit worden opgenomen in het onderzoek en opgevolgd.
o De blootstelling aan variabelen wordt tijdens en op het einde van de studie bepaald.
➢ Voorbeeld retrospectieve opzet:
o Waarin men geïnteresseerd is (ontwikkeling van cariës) is al bij het begin van het onderzoek bepaald.
o De blootstelling aan variabelen wordt bepaald mbv vragenlijsten, een interview… De informatie over de exposure bestaat al
op het moment dat het onderzoek wordt gestart.
Prospectieve studie Retrospectieve studie
– Informatie verzamelen die nog niet beschikbaar was bij de – informatie evalueren die reeds beschikbaar was bij de start
start van het onderzoek. van het onderzoek.
– Nieuwe data. individuen worden opgevolgd in de tijd. – Bestaande data (bv medische dossiers).
– De blootstelling aan variabelen wordt bepaald bij het begin – Het onderzoekt de blootstelling aan vermoede risico's of
van het onderzoek en tijdens de follow-up. beschermingsfactoren in relatie tot een resultaat dat bij het
– Vaak minder bias en confounding dan retrospectieve studies. begin van het onderzoek is vastgesteld.
• Observationele vs experimentele studies:
Observationele studie Experimentele studie
– De onderzoeker kijkt naar wat er zich voordoet, zonder een – Doet een interventie en kijkt naar wat er gebeurt. De
interventie te doen. onderzoeker volgt een strikt protocol.
– Minder tijd en middelen nodig. – In een gecontroleerde omgeving uitgevoerd.
– Minder ethische bezwaren. – Er kan gerandomiseerd en geblindeerd worden
– Interessant bij zeldzame gebeurtenis. – Kan een causaal verband bewijzen.
– Geen blindering of randomisatie mogelijk. – Meer tijd en middelen nodig.
– Kan enkel associatie aantonen, geen causaal verband. – Er moet rekening gehouden worden met ethische aspecten.
– Moeilijk uit te voeren bij rare events.
– Heeft F in TP een invloed op de ontwikkeling van cariës? – Heeft F in TP een invloed op de ontwikkeling van cariës?
– Populatie: Kinderen die TP met of zonder F gebruiken. – Populatie: Kinderen met vergelijkbare karakteristieken. Die
– Meet: Cariësontwikkeling bij kids die F vs geen F gebruiken. worden in twee groepen verdeeld: F-groep en geen-F-groep.
– Meet: Cariësontwikkeling bij kids die F vs geen F gebruiken.
2
,T YPES VAN ST UDIES EN HUN EIGENSCHAPPEN
OBSERVATIONELE STUDI ES
Cohort studies Case control studie
– Onderzoeken het verband tussen risicofactoren en een – Worden vaak gebruikt om factoren te bepalen die bijdragen tot
gezondheidstoestand. een bepaalde aandoening door groepen met deze aandoening te
– Het onderzoek gebeurt bij een populatie met vergelijkbare vergelijken (cases) met patiënten die de aandoening niet
karakteristieken (afhankelijk van het onderzoek) Vb. geboren in hebben, maar voor de rest gelijkaardig zijn (controls). De
hetzelfde jaar = Cohort. controls moeten van dezelfde populatie komen als de cases.
– Kunnen prospectief of retrospectief zijn: – Wordt vaak gebruikt in de studie naar zeldzame gebeurtenissen
➢ Prospectieve studie zijn op voorhand gepland en uitgevoerd of wanneer er weinig geweten is over de associatie tussen
voor een bepaalde periode. risicofactor en aandoening.
➢ Retrospectieve studies kijken naar info die al bestaat en – Risico op bias (gebaseerd op herinneringen) en confounding.
probeert daaruit bepaalde risicofactoren voor aandoeningen – Geen randomisatie mogelijk.
te detecteren. – De evidentie is niet heel sterk. Ze worden laag geplaatst in de
– Geen randomisatie mogelijk. hiërarchie van evidentie.
– Gevoelig aan confounding.
– Tijdrovend. Odds ratio (OR):
– Vaak verlies van patiënten bij follow-up. – Gebruikt om de sterkte van de associatie te bepalen.
– Inferieur tov de RR.
Relative risk ratio (RR): e OR wordt gebruikt om de sterkte van associatie te bepalen bij een
– De verhouding tussen de kans op een outcome in de case control studie. Het is inferieur t.o.v. de RR.
blootgestelde groep vs de kans op een outcome in de niet-
blootgestelde groep.
– Gebruikt om de sterkte van de associatie te bepalen.
– De RR wordt vaak gebruikt om de sterkte van de associatie te
bepalen. Het is de ratio tussen de kans op een outcome in een
exposed group ten opzichte van de kans op een outcome in een
non-exposed group.
3
, DESCRIPTIEVE STUDIES
Case series Populatie survey’s
– Case series is een descriptief verslag over een serie casussen die – Bepaalt het voorkomen van een bepaalde toestand.
info bevatten over een bepaalde outcome. – Gebaseerd op een representatief sample, via een steekproef in
– Nadelen: de populatie.
➢ Er is geen controlegroep. – Belangrijk voor onderzoek naar de volksgezondheid.
➢ Enkel descriptief.
➢ Meestal met kleine groepen.
➢ Hoog risico op bias (subjects niet random) en confounding.
– Beperkte evidentie.
– Vaak vormt dit type onderzoek de basis voor verder onderzoek
met een krachtiger design.
EXPERIMENTELE STUDIE S
Klinische studie (clinical trial) Interventie studie
– Prospectieve onderzoeken met menselijke deelnemers. – Wanneer preventieve strategieën worden getest bij een grote
– Doel: specifieke vragen over medische interventies populatie, is toewijzing aan groepen vaak niet mogelijk op
beantwoorden. Effectiviteit van een bepaalde therapie of niveau van het individu, maar wordt uitgevoerd op
medicijn meten. groepsniveau. (bv obv geografisch gebied).
– Populatie: Met dezelfde karakteristieken en dan toegewezen aan – De algemene opzet van interventieonderzoeken is vergelijkbaar
een controlegroep en een interventiegroep. met die van klinische studies.
Randomised controled trial (RCT): Wanneer de deelnemers – Lage kans op bias, mogelijke confounding factors worden
willekeurig worden toegewezen. gemeten:
– Randomisatie: toewijzing aan groep is niet afhankelijk van de ➢ Bij het begin van het onderzoek.
onderzoeker of patiënt ⇒ heeft een grote impact op de kwaliteit ➢ Tijdens de studie.
van het onderzoek! ➢ Bij analyse van studie wordt er rekening mee gehouden.
➢ Cluster randomisatie: Obv school, geografisch gebied… – Is geen pre-/postonderzoek. In pre-/postonderzoeken wordt de
➢ Simple randomisatie: gelijke kans om groep 1 of 2 te zitten. prevalentie van een aandoening met bijbehorende variabelen
Obv tossing a coin. gemeten vóór of nadat een specifieke interventie in een
➢ Computerrandomisatie. populatie is geïntroduceerd. Bv meten van cariës in een
– Lage kans op bias. populatie vóór en 40 jaar na de introductie van
– Levert sterke conclusies op. waterfluoridering → de populatie heeft dezelfde leeftijd, maar
geen homogene populatie. = Historische controle.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller THKmaster. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $27.39. You're not tied to anything after your purchase.