100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Burgerlijk Procesrecht - stappenplan probleem 3 $3.21
Add to cart

Summary

Samenvatting Burgerlijk Procesrecht - stappenplan probleem 3

1 review
 67 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Een stappenplan (samenvatting) van probleem 3 van het vak Burgerlijk Procesrecht.

Preview 2 out of 9  pages

  • September 28, 2020
  • 9
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: charlottemartron • 4 year ago

avatar-seller
Stappenplan probleem 3 – Burgerlijk Procesrecht.

Wat is de bewijsregel? En wat zijn de uitzonderingen? (vraag 1)

Stap 1  Gevallen waarin het bewijsrecht niet of beperkt geldt:
1. In de procedure in kort geding mist het formele bewijsrecht toepassing, omdat de
snelheid waarmee de procedure moet worden gevoerd zich tegen bewijslevering met
tussenvonnis verzet, terwijl de aard van de te geven beslissing die toepassing ook
niet vergt. Het is namelijk een voorlopige maatregel
2. In de verzoekschriftprocedure geldt het bewijsrecht niet als de aard van de zaak zich
daartegen verzet (art. 284 lid 1 Rv). Dat zal het geval zijn als spoed vereist is, zoals bij
voorlopige voorziening en ook bij de procedure tot ontbinding van de
arbeidsovereenkomst wegens een gewichtige reden (7:685 BW).
3. Is wegens wanprestatie of OD schadevergoeding gevorderd dan gelden voor de
bepaling van de schade en de omvang ervan de gewone regels van bewijslast. De
rechter is wel bevoegd de schade te begroten; hij kan dus schatten o.g.v. art 6:97 BW.
Hij kan ook ambtshalve bepalen dat de schade in een vervolgprocedure moet worden
vastgesteld; de schadestaatprocedure (art 612 Rv).
4. In de arbitrale procedure zijn arbiters niet gebonden aan de regels van het
bewijsrecht. Partijen hebben alleen inspraak op toepassing van het bewijsrecht als zij
dat uitdrukkelijk overeenkomen (art. 1039 Rv).

Stap 2  Feiten die zonder bewijslevering voor de rechter kunnen komen vast te staan:
 Feiten die aan de rechter in het geding te zijner kennis zijn gekomen; en
o De stelplicht geldt niet voor feiten die aan de rechter in het geding te zijner
kennis zijn gekomen (art. 149 lid 1, eerste volzin, Rv) → feiten die in het
geding zijn voorgevallen
o Zo mocht de rechter een verklaring van een partij, afgelegd tijdens een
pleidooi mede in zijn oordeel betrekken, ook al was de verklaring niet in het
proces-verbaal van de zitting opgenomen.
o Niet: feiten uit een aan de bodemprocedure voorafgaand kort geding. Als de
rechter zulke feiten in zijn oordeel betrekt, komt hij in strijd met het beginsel
van hoor en wederhoor.
 Feiten die niet gesteld behoeven te worden  feiten van algemene bekendheid en
algemene ervaringsregels; en
o Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid alsmede ervaringsregels
mogen door de rechter aan zijn beslissing ten grondslag worden gelegd,
ongeacht of zij zijn gesteld; zij behoeven ook geen bewijs (art. 149 lid 2 Rv).
o Van Donkersgoed/Jansen.
 Feiten die gesteld zijn en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist 
vaststaande feiten.
o Het systeem van de wet brengt mee dat wanneer de ene partij door de
andere partij gestelde feiten niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, de
rechter deze als vaststaand mag beschouwen en ter zake dus geen bewijs
mag opdragen (art. 149 lid 1 Rv).

, Stap 2a  Van Donkersgoed/Jansen:
Het Hof heeft haar oordeel gebaseerd op feiten die niet door partijen zijn aangevoerd en
geen gelegenheid gegeven om te reageren:
 Het Hof heeft na afsluiting van het processuele debat uit eigen beweging de website
van een der partijen geraadpleegd.
 Het Hof heeft ook in aanmerking genomen dat er voldoende geschikte woonruimte
was gezien de bekendheid van de rechter van de wijk.
De daaraan ontleende feiten zijn aan de beslissing van het Hof ten grondslag gelegd, zonder
dat partijen zich hierover hebben geuit. Hierdoor heeft het Hof in strijd gehandeld met het
beginsel van hoor en wederhoor.

Stap 3  De hoofdregels van het bewijsrecht:
De hoofdregels van ons bewijsrecht zijn in een zevental regels samen te vatten:
1. In het civiele geding ligt het initiatief tot bewijslevering bij partijen en niet bij de
rechter; partijen dragen het bewijsmateriaal aan.
2. De rechter moet getuigenbewijs opdragen als een partij daartoe een ter zake
dienend bewijsaanbod heeft gedaan (art. 166 Rv).
3. Besluit de rechter tot bewijslevering dan vermeldt hij daarbij welke feiten bewezen
moeten worden en door welke procespartij.
4. De rechter kan alleen bewijs opdragen omtrent voldoende betwiste feiten (art. 149
lid 1, tweede zin Rv).
5. Na bewijslevering door een partij staat het de wederpartij vrij tegenbewijs te leveren
(art. 151 lid 2 Rv).
6. De rechter waardeert het bewijs, hetgeen wil zeggen dat hij beoordeelt in hoeverre
het bewijs overtuigend is. In die beoordeling is de rechter in het algemeen vrij; in een
beperkt aantal gevallen is deze vrijheid aan banden gelegd (art. 152 lid 2 Rv).
7. Aan de bewijslast is het bewijsrisico verbonden: is aan de eiser opgedragen de door
hem gestelde feiten te bewijzen en slaagt hij daarin niet dan wordt zijn vordering
afgewezen; ligt de bewijslast op de gedaagde en slaagt deze er niet in de door hem
gestelde feiten te bewijzen dan wordt de vordering van de eiser toegewezen.

Stap 4  Hoofdregel bewijslastverdeling.
Art. 150 Rv  De partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten
of rechten zal de bewijslast van die feiten of rechten dragen.
 Objectiefrechtelijke leer: er dient telkens uit een toepasselijke regel van
materieel recht te worden afgeleid hoe de bewijslast verdeeld is.
 De bewijslast rust op de persoon die het instelt. Stelplicht wordt hier dus
bewijslast.

Stap 4a  Ongeval St. Oedenrode.
Eiser = passagier
Verweerder = bestuurder

’s Nachts vliegt de auto door de bocht. Passagier eist schadevergoeding wegens
onrechtmatige handeling van de bestuurder. Bestuurder betwist deze stelling en beweert
dat ongeval is veroorzaakt door OD en schuld van passagier, die meerdere malen aan de
handrem trok, waardoor de auto onbestuurbaar werd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mandy13. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

49497 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  1x  sold
  • (1)
Add to cart
Added