Hoofdstuk 8
Je begrijpt de verschillende overbrengings- en bewegingsconstructies: hefbomen, takel, tandwielen,
hydraulica en pneumatiek. Je weet welke verschillende constructieprincipes er zijn, weet wat
profielen en driehoekconstructies zijn en waar ze voor gebruikt worden. Je kent de drie
voorwerpverbindingen en kunt ze herkennen: voorwerp, materiaal en vorm.
Structuren en constructies
Structuur: een unieke combinatie van materialen, verbindingen en vormen. De stevigheid wordt
bepaald door de materiaalkeuze en constructie. Constructies hebben te maken met interne en
externe krachten. De juiste materialen, verbindingen en vormen kunnen deze krachten opvangen en
voor stabiliteit zorgen.
Bouwmaterialen vroeger: hout en stenen
Bouwmaterialen nu: hout, stenen, plastic en aluminium (stevig en licht)
Plastic: gemaakt uit aardolie, is licht, waterdicht en buigzaam
Er worden steeds verbeteringen toegevoegd. Bijvoorbeeld de toevoeging van ijzeren staven aan
beton: gewapend beton. Polyester wordt toegevoegd aan katoen en wol zodat het minder kreukt.
Ook worden materialen gemengd: staal is een legering van ijzer met een beetje koolstof, voeg je
hier chroom aan toe dan heb je roestvrijstaal. Staal is sterker dan ijzer.
Een constructie is een product wat bestaat uit verschillende onderdelen. Een lepel uit 1 stuk is dus
geen constructie, een blikje wel (bestaat uit hetzelfde materiaal maar het lipje is los van de rest
gemaakt). Er komen veel externe en interne krachten op constructies af. Daarom is het belangrijk
goed te kijken naar het materiaal (stevig, waterdicht, bewegelijk, licht) en naar de verbindingen. De
vorm van de verbinding is belangrijk. Zo zijn er driehoeksvormen (steviger dan een vierkant, kan
niet plat klappen, dragen constructies zoals bruggen), bogen (kunnen veel druk weerstaan,
bijvoorbeeld aquaducten), piramidevormen (stevige basis en smalle top, wolkenkrabbers en
kerktorens) en profielen (hierbij wordt een materiaal in een vorm gebogen waardoor het steviger is
en lichter). Een massieve staaf is zwaarder dan een buis, en even sterk. Het geeft stevigheid aan
dun materiaal, bijvoorbeeld in de vorm van een U, T, O en H.
Verbindingen en vormen
Constructies hangen aan elkaar door zogenoemde materiaalverbindingen, vormverbindingen en
voorwerpverbindingen.
Verbindingen
Materiaalverbindingen:
Lijm, specie, soldeer en naaigaren. Je kan stenen metselen, karton lijmen, ijzerdraden aan elkaar
lassen of solderen en stof aan elkaar naaien. Materiaalverbindingen zijn star en laten geen beweging
toe. Je kan ze ook niet uit elkaar halen en weer in elkaar zetten.
Vormverbindingen:
Zoals puzzelstukjes, lego of schroefdraad van een fles. Hierbij maak je gebruik van de vorm van
twee onderdelen om een verbinding te maken., vormverbindingen zijn meestal demontabel.
Vormverbindingen worden ook vaak in combinatie met materiaalverbindingen gebruikt (zoals
houtpluggen die vastgelijmd worden).
Voorwerpverbindingen:
Je kunt ook een voorwerp gebruiken om verbinding te maken. Zoals: nietje, spijker, drukknoop of
magneet. Het kan vast zijn zoals een spijker, maar ook uitneembaar zoals bijvoorbeeld een schroef.
Ritssluiting en scharnier zin bewegelijke verbindingen. Je kan ook beweging doorgeven via een
verbinding, zoals bijvoorbeeld tandwielen.
Vormen
De stevigheid wordt niet alleen door materiaal en verbindingen bepaald, maar ook door de vorm die
wordt toegepast.
- Driehoek vorm: wordt vooral toegepast bij dragende constructies zoals bruggen en steigers.
Driehoeken zijn vormvast en stevig.
, - Bogen: ook een boog kan veel druk doorstaan. Vroeger werden al veel bogen gebruikt,
bijvoorbeeld bij bruggen, aquaducten, kerken en poorten. Vroeger werd er geen specie
gebruikt, maar de laatste steen was dan de sluitsteen. De drukkrachten duwen dan links en
rechts naar beneden. Druk wordt gelijkmatig verdeeld wat veel stevigheid oplevert.
- Piramidevorm: constructies moeten evenwichtig gebouwd worden, daarom wordt meestal
een stevige basis gemaakt en een smalle top.
- Profielen: constructies van steen en hout zijn stevig maar zwaar. Door staal in een bepaalde
vorm te buigen ontstaat een profiel. Soorten: rond, driehoekig, H, T, U vorm. Ze geven
stevigheid aan dun materiaal. Je kan met profielen veel materiaal en dus geld besparen
(golfkarton, conservenblik, stoelpoten).
-
Overbrenging en beweging
Er zijn verschillende manieren en mechanismen uitgevonden om bewegingen van het ene onderdeel
op het andere over te brengen (hunebedbouwers rolde al stenen over boomstammen).
- Wielen: 1 van de grootste uitvindingen allertijden. Eerst werd gebruik gemaakt van het
rolprincipe van bijvoorbeeld boomstammen. Daarna draaide het wiel om een as. Wiel moet
rond zijn, en de as moet precies in het midden zitten. Met een wiel kan je sturen, en je kan
door middel van een stang de beweging doorgeven.
- Tandwielen: Al eeuwenlang gebruiken we tandwielen, afgeleid van het wiel. Bijvoorbeeld in
fietsen en wekkers. Tandwielen worden gebruikt om een beweging te versnellen of te
vertragen. Maar ook om efficiënter om te gaan met een kracht (fiets). De snelheid waarmee
tandwielen ten opzichte van elkaar bewegen wordt bepaald door de grote van de wielen.
- Een gelijke draaisnelheid (twee gelijke tandwielen)
- Een versnelling (een groot tandwiel draait een kleinere aan)
- Een vertraging (een klein tandwiel drijft een grotere aan)
> Met een groot tandwiel kan je dus een klein tandwiel sneller laten draaien, en omgekeerd. De
draairichting van twee in elkaar stekende tandwielen is tegengesteld. Je kan ook een horizontaal
tandwiel verbinden met een verticaal draaiende, dan kruizen de assen elkaar.
> Ook kan een draaiende beweging omgezet worden in een rechte beweging. Dan rolt een rondsel
of tandwiel over een getande staaf. Die staaf noemen we een tandheugel. à Voorbeeld: fietsbel of
kurkentrekker met armpjes.
Tandheugel met rondsel
Zwaartekracht en gewicht
Zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde voorwerpen aantrekt. Deze kracht werkt op elk
voorwerp even hard, dus elk voorwerp valt ook even snel naar de aarde wanneer er geen weerstand
van luchtdeeltjes zou zijn. Zonder luchtdeeltjes zou een steen even hardvallen als een veer. Hoe
groter de soortelijke massa of dichtheid van een voorwerp, hoe meer het voorwerp weegt. Bij
hijskranen wordt ook slim gebruik gemaakt van zwaartekracht.
, 8.4.5 Hefbomen en Katrollen
Wip
Een wip is een plank met in het midden een draaipunt. Een wip is in evenwicht als de afstand tot het
midden vermenigvuldigd met het gewicht links gelijk is aan de afstand tot het midden gelijk is aan
de afstand tot het midden vermenigvuldigd met het gewicht rechts. Een zwaarder persoon moet dus
dichter bij het draai- of balanspunt zitten om in evenwicht te komen met een lichter persoon.
Hefboom
Een hefboom is een wip waar het draaipunt niet in het midden zit. Een hefboom heeft een lange en
korte arm. Door kracht te zetten op de lange arm kun je zware lasten optillen die je zelf niet kunt
optillen. Het principe van een hefboom wordt gebruikt bij onder andere bruggen, kurkentrekker,
notenkraker, koevoet, kruiwagen en tuinscharen. Ook wordt het gebruikt bij constructies die niet in
evenwicht zijn, dan wordt er een tegengewicht gebruikt. Bijvoorbeeld bij een ophaalbrug.
Katrollen
Naast een hefboom kan er ook een katrol worden gebruikt. Met katrollen kan je voorwerpen ophijsen
en laten zakken. Een vaste katrol is een soort wiel/ophangschijf. Opgehangen aan een balk of plafond
waar een touw overheen kan lopen. Als je aan het een uiteinde van het touw trekt gaat de last, het
gewicht aan het andere eind, omhoog. De katrolschijf draait met de beweging mee. Met 1 vaste
schijf is er evenwicht. Je moet evenveel kracht zetten als de zwaarte van het voorwerp. De richting
is tegengesteld (je trekt naar beneden, het voorwerp gaat omhoog).
Bij een losse katrol wordt het op te tillen gewicht aan de katrol zelf vastgemaakt, een losse katrol is
niet vast opgehangen maar beweegt met de last omhoog en omlaag. Het ene uiteinde van het touw
wordt aan een balk of plafond vastgemaakt. Aan het andere uiteinde trek je de katrol met de last
eraan op. De last hangt dus aan twee touwen. Nu moet je het touw dus omhoogtrekken. De
benodigde trekkracht wordt zo gehalveerd. Wel heb je twee keer zoveel touw nodig. Als je een vaste
en een losse katrol gebruikt kan je de richting van de kracht weer omkeren. Deze combinatie wordt
een takel genoemd.
Pneumatische en hydraulische systemen
Pneumatische en hydraulische systemen zijn met lucht (pneumatisch) of met vloeistof (hydraulisch)
gevulde cilinders met zuigers erin. De lucht of vloeistof wordt onder grote druk gebracht. Bij een
pneumatisch systeem wordt de lucht via leidingen naar een cilinder geleid. In die cilinder drukt de
lucht een zuiger omhoog. Als de leidingen en de cilinder gevuld zijn met water of olie spreek je van
een hydraulisch systeem.
8.4.6 Transport
Latijns voor trans (over) portare (dragen). Verschillende soorten transport:
- Veevervoer
- Personenvervoer
- Goederenvervoer
- Gas-of olietransport
- Elektriciteit of warmtetransport
- Dataverkeer
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eline1992. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.