100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Master Orthopedagogiek 4.1 Diagnostiek alle colleges en alle problemen met hele duidelijke bronvermelding $6.48
Add to cart

Summary

Samenvatting Master Orthopedagogiek 4.1 Diagnostiek alle colleges en alle problemen met hele duidelijke bronvermelding

 59 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting bevat alle colleges en alle problemen (inclusief aantekeningen van onderwijsgroep en toepassingsopdrachten) van het blok 4.1 Diagnostiek (Master Orthopedagogiek) aan Erasmus Universiteit Rotterdam. De toets bestond uit een open boek toets waar bronvermelding gebruikt moest worden....

[Show more]

Preview 4 out of 66  pages

  • October 5, 2020
  • 66
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Blok 4.1 Diagnostiek
College 1: Openingscollege
Doelen van het blok:
Ë Verwerven van kennis over complexe diagnostiek bij kinderen van alle leeftijden, met comorbide problemen, en
met aandacht voor diversiteit in leeftijd, verstandelijke vermogens en culturele achtergrond.
Vergaren van kennis à goede verklaringsanalyse: ‘Wat is er aan de hand bij dit kind?’ en ‘Hoe werkt het bij het
kind?’.
Ë Verwerven van kennis over de diagnostische cyclus en deze toe kunnen passen in de praktijk. Dit is voornamelijk
gedaan tijdens het practicum à wordt vooral getoetst in het practicum en in mindere mate tijdens de toets.
Ë Inzicht verkrijgen in ethische dilemma’s bij diagnostiek van (jonge) kinderen.
Het eerste blok diagnostiek (onderzoeksstrategie en diagnostische conclusie) en het tweede blok interventies
(behandelplan) gaan over de volledige klinische cyclus.
De vier problemen gaan over:
1. Onwil of onkunde: relatie tussen gedragsproblemen en cognitief functioneren.
2. Van je ouders moet je het hebben: intergenerationele overdracht
3. Black and White noise: culturele factoren bij diagnostiek.
4. Jij bent er vroeg bij! Diagnostiek bij jonge kinderen en het systeem.
Het doel van het blok is rekening houden met en inspelen op de factoren die een rol spelen bij de problematiek van het
kind.
Systematische diagnostiek: niet alleen op zoek naar een diagnose of classificatie, maar ook op zoek naar verklaringen.
Verklaringen zoeken staat centraal in dit blok. Dit doe je met gebruik van diverse materialen, via verschillende
perspectieven (kind en omgeving) en met verschillende professionals.
Ë Classificatie: onderbrengen van symptomen in een categorie (bijv. door DSM-5). Alleen classificeren is niet
genoeg en hier komt ook steeds meer kritiek op.
Ë Misofonie: patiënten die reageren met woede op vervelende geluiden van andere mensen. Omdat iemand dit als
diagnose wilde in de DSM-5 à kritiek op psychiatrisering. De classificatie mag dus niet gebruikt worden als het
enige waar opgericht wordt (niet meer naar de persoon achter de classificatie). Daarom is het belangrijk om te
kijken naar verklaringen.
Ë Verschil tussen classificatie en diagnostiek:
Classificatie Diagnostiek à breder dan een classificatie
Onderdeel van het diagnostisch Verkrijgen van een uniek, gedetailleerd en compleet beeld van de
proces problematiek van een specifiek individu op een specifiek moment. Met
als doel bevorderen van indicatiestelling en behandeling
Symptomen onderbrengen in een Diagnostiek vraagt om een holistische theorie van de persoon, waarbij
categorie, vaak aan de hand van een verklaring van de klachten gezocht wordt in leergeschiedenis,
classificatiesysteem (bijv. DSM-5) biologische en omgevingsfactoren à diagnostiek vereist dat je
theoretische kennis hebt van een theorie en van instrumenten
Ë Reïficatie (of verdinglijking): het construct wordt gezien als de oorzaak van het getoonde gedrag à redeneerfout
van cirkelredenering (bijv. ‘Dit kind is somber WANT het heeft een depressie’.
Ë Systematische diagnostiek: alleen afgaan op menselijk oordeel kan zorgen voor fouten. Mogelijke valkuilen:
• Beschikbaarheidsdiagnostiek: benadering vanuit eigen referentiekader.
Als je veel voorbeelden van een bepaalde diagnose in je hoofd hebt, schat je vaker in dat deze diagnose
voorkomt.
• Beoordelingsfouten à onjuiste interventies.
Daarom werken vanuit de diagnostische cyclus, waarin diagnostiek wordt gezien als een wetenschappelijk proces.
De Diagnostische Cyclus (De Bruyn et al., 2009)
1. Aanmelding.
2. Klachtanalyse (KA):
• ‘Wat brengt jullie hier?’ à Ordenen van klachten.
• Verhelderen van verwachtingen en hulpvraag.
• Uitdiepen van de klacht en verloop van de klacht.
3. Probleemanalyse (PA):
• Belangrijke gebeurtenissen:
ontwikkelingsanamnese.
• Groeperen en benoemen van problemen à
probleemclusters.
• Onderzoeksvraagstellingen.
4. Verklaringsanalyse (VA):
• Verklarende hypothesen opstellen.
• Afname van testen à verklaring zoeken voor problematiek.
• Komen tot integratief beeld.
5. Indicatieanalyse (IA): op basis van antwoord op onderzoeksvragen komen tot aanbeveling voor interventies.
6. Advies.

, De Regulatieve Cyclus (Van Strien, 1986). Handelingsgerichte diagnostiek.




Het is allemaal gebaseerd op een wetenschappelijk kader (de
Empirische Cyclus).




De diagnostische cyclus verloopt niet overal precies hetzelfde, maar een belangrijk element is in ieder geval dat je
systematisch te werk gaat.

‘De diagnostische cyclus is slechts een variant binnen een ruimere
familie van prescriptieve modellen… Het zijn conceptuele
ordeningskaders die niet uitgewerkt zijn op het niveau van concrete
voorschriften en regels’


Als pedagogen en onderwijskundigen moeten we dezelfde basisprincipes in ons achterhoofd houden.

‘Pedagogen en onderwijskundigen zijn er in vele verschillende
gedaanten, ze opereren op zeer verschillende werkterreinen die met
elkaar gemeen hebben dat ze de opvoeding, en daaraan gerelateerd
het onderwijs, omvatten. Ze werken ten behoeve van kinderen, mensen
met een verstandelijke beperking, hun ouders, verzorgers,
vertegenwoordigers en andere bij opvoeding en onderwijs
betrokkenen’


Niet alles wat telt, kan ook geteld worden. En niet alles wat geteld kan worden, telt ook à schakelen met de informatie
die je krijgt. Maar …
Ë Het resultaat suggereert een bepaalde mate van objectiviteit à belangrijk dat je er verantwoordelijk mee omgaat.
Ë Gemeten betekent niet vooruitgang geboekt. Diagnostiek is geen doel op zich en moet altijd ten dienste gezet
worden van de indicatiestelling à meer begrip.
Ë Metingen zijn slechts een voorstadium van weten.
Ë Metingen leiden tot ware kennis na inpassing in een toetsbare theorie. Hypothese baseren op theorie à de
theorie staat centraal.
Probleemcluster: overkoepelend thema van problemen die kunnen spelen (bijv. sociaal-emotionele problemen, daarbinnen
een subcluster somberheidsklachten, daaronder valt weer vermoeidheid, dalende schoolprestaties, geen plezier meer in
activiteiten). Een ander probleemcluster is bijvoorbeeld cognitief en intellectueel functioneren.
Verschillende hypothesen:
Ë Onderkennende hypothese: gaan op zoek naar een classificatie (bijv. de sombere klachten passen bij een
stemmingsstoornis). Onderkennend hoeft niet per se een classificatie te zijn, maar kan ook zijn hoe het gedrag
eruit ziet: ‘Wat gebeurt er precies als…’.

, Ë Verklarende hypothese: oorzaak of instandhouding van de problemen (bijv. scheiding van de ouders, IQ, trauma
of intergenerationele overdracht). Intergenerationele overdracht (verhoogde kwetsbaarheid) is een belangrijke
hypothese, maar moeilijk toetsbaar als orthopedagoog à goed om in het achterhoofd te houden.
Voor het testen van de hypothesen: www.NJI.nl en www.richtlijnenjeugdhulp.nl
Integratief beeld: proberen persoonlijk verhaal van de cliënt te vertellen.

, Instrumenten
ASQ: Ask Suicide-Screening Questions
De ASQ is een snelle, psychometrisch gevalideerde 4-item vragenlijst (20 seconden) die helpt bij het succesvol
identificeren van zowel jeugdigen als volwassenen die een verhoogd risico lopen op het plegen van zelfmoord.
Indien de respondent alle vragen van 1 tot en met 4 met ‘Nee’ beantwoordt, is de screening klaar, hoeft vraag 5 niet
gesteld worden en is er geen actie nodig.
Als de cliënt ‘Ja’ beantwoordt op één van de 4 vragen, of weigert te antwoorden, is er sprake van een positief
screeningsresultaat en moet vraag 5 (‘Heb je op dit moment zelfmoordneigingen?’) gesteld worden om het acute
suïciderisico te bepalen:
Ë ‘Ja’ op vraag 5: acuut positief screeningsresultaat (dreigend risico vastgesteld):
• Beoordeel onmiddellijk de veiligheid en het psychische toestandsbeeld van de respondent. De
respondent moet blijven totdat zijn of haar veiligheid beoordeeld is.
• Verlies de respondent geen moment uit het oog. Verwijder alle gevaarlijke voorwerpen uit de kamer.
Neem contact op met de crisisdienst en informeer/waarschuw de (huis)arts.
Ë ‘Nee’ op vraag 5: niet-acuut positief screeningsresultaat (mogelijk risico vastgesteld):
• De cliënt dient een korte risicobeoordeling voor zelfmoord te ondergaan om de veiligheid en het
psychische toestandsbeeld van de respondent te beoordelen. De respondent moet blijven totdat zijn of
haar veiligheid beoordeeld is.
• Neem contact op met de crisisdienst en informeer/waarschuw de (huis)arts.

Bayley-III-NL: Bayley Scales of Infant and Toddler Development
De Bayley-III-NL is de opvolger van de BSID-II-NL en is hét instrument om de vroegkinderlijke ontwikkeling in kaart te
brengen bij kinderen vanaf 16 dagen tot en met 42 maanden en 15 dagen. Op deze manier kan bij jonge kinderen een
ontwikkelingsachterstand geïdentificeerd worden en het geeft informatie over hoe een interventie voor dat kind kan
worden opgezet en geëvalueerd.
De Bayley-III-NL bestaat uit een cognitief, taal (taalbegrip en taalproductie) en motorisch (fijne en grove motoriek)
gedeelte. Daarnaast zijn er oudervragenlijsten om de sociaal-emotionele ontwikkeling en adaptief gedrag in kaart te
brengen.

(B)ITSEA: (Brief) Infant-Toddler Social and Emotional Assessment
De (B)ITSEA is een (korte) vragenlijst voor ouders die wordt gebruikt om kinderen (1-3 jaar) te identificeren met sociaal-
emotionele gedragsproblemen of vertragingen in sociaal-emotionele competenties.
Ë De ITSEA beoordeelt probleemgedragingen van kinderen in hun natuurlijke omgeving door het meten van vier
dimensies: internaliserende symptomen, externaliserende symptomen, deregulatie en sociaal-emotionele
competenties.
• Hoge interne consistentie voor de domeinen en gemiddeld hoge interne consistentie voor de subschalen.
• Uitstekende test-hertest betrouwbaarheid.
• Goede criterium-gerelateerde en constructvaliditeit.
Ë De BITSEA is een verkorte versie van de ITSEA, bestaande uit 42 items, die in ongeveer 5-7 minuten afgenomen
kan worden. De BITSEA heeft, anders dan de ITSEA, geen aparte schaalscores voor internaliserend en
externaliserend probleemgedrag. De BITSEA heeft twee schaalscores: problemen en competenties.
• Tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid, interne consistentie, test-hertest betrouwbaarheid zijn goed voor
de probleemschaal en voldoende voor de competentieschaal.
• Goede criterium-gerelateerde en constructvaliditeit.
• Goede korte versie van de ITSEA.

CBCL: Child Behavior Checklist | TRF: Teacher’s Report Form | YSR: Youth Self Report
Een vragenlijst om op gestandaardiseerde wijze gedrags- en emotionele problemen en vaardigheden bij kinderen (1.5-5
jaar) te identificeren, ingevuld door ouders/verzorgers (CBCL), leerkrachten en/of leidster van het kinderdagverblijf (TRF)
of de jeugdige zelf (11-18 jaar) (YSR).
De gedragsvragenlijst bestaat uit 99 vragen (15-20 minuten) over emotionele en gedragsproblemen en een vraag over
overige problemen. De lijst is ingedeeld in verschillende probleemschalen:
Ë Internaliserend: Emotioneel Reagerend, Angstig/Depressief, Lichamelijke Klachten en Teruggetrokken.
Ë Externaliserend: Aandachtsproblemen, Agressief Gedrag, Slaapproblemen
Internaliserend en Externaliserend gedrag vormen samen de schaal Totale Problemen.
De vragen kunnen ook ingedeeld worden in 5 DSM-schalen:
1. Affectieve Problemen.
2. Angstproblemen.
3. Pervasieve ontwikkelingsproblemen.
4. Aandachtstekort-/Hyperactiviteitsproblemen.
5. Oppositioneel-Opstandige Problemen.
Op de vragen kan worden geantwoord met 0 (helemaal niet), 1 (een beetje of soms) en 2 (duidelijk of vaak). De
vragenlijst moet worden ingevuld met betrekking tot het gedrag van het kind gedurende de afgelopen 6 maanden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roxannederonde. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.48  5x  sold
  • (0)
Add to cart
Added