Inleiding: Van leren naar instructie, onderwijskunde als een ontwerpwetenschap
HST 1: Wat is onderwijskunde?
→ Onderwijskunde stelt zich de vraag ‘hoe het ontwikkelingsniveau van een bepaald individu of een
groep van individuen beïnvloeden?’
→ Onderwijskunde zoekt een aanpassing aan bepaalde situaties, onderwijs moet een oplossing
bieden aan problemen
→ Onderwijskunde: wetenschapsgebied dat zich op leren en instructie richt binnen grote variatie
aan formele en informele contexten. Is toepasbaar op alle leeftijdsgroepen die leren in
alternatieve en traditionele contexten
• Formele contexten: situaties waarbij instructie geregeld is via wetten, decreten of interne
regelgeving, vaak in een schoolse context
- Bv: kleuter, lager, middelbaar onderwijs, VDAB opleidingen…
• Informele contexten: situaties waar leren en instructie voorop staan, maar niet systematisch
geregeld, strikt gestructureerd of verplicht of gereguleerd karakter hebben
- Bv: EHBO-opleiding voor vrijwilligers, ontwerpen van tentoonstelling,…
→ Onderwijskunde gaat niet enkel over onderwijs! De begrippen leren en instructie worden
benadrukt. Het is veel breder dan enkel ‘school’ (instructional sciences in het engels is een betere
benadering)
Thema 1: Onderwijskunde als een gestructureerde kijk op actoren, processen en
variabelen
HST 1: Advense organizer
→ Advence organizer: het ‘organiseert’ je denkproces en doet dat ‘in advance’ (van te voren)
→ Via deze advence organizer in boek obv voorbeelden in kaart brengen van wat onderwijskunde als
wetenschapgebied omwat
• Onderwijskunde is zeer breed vakgebied en combineert de invloed van heel wat actoren, processen
en variablen die soms moeilijk in kaart te brengen zijn
• Uit artikels overzicht van actoren, processen en variablen uit diverse onderwijskundige debatten
• Hieruit model opgebouwd van wat er ‘speelt’ in het onderwijs, hieruit zie je:
- Blijkbaar hangt in de context van onderwijskunde alles samen (vandaar de lijnen die elk
element in dit overzicht met elkaar verbinden)
- Wat centraal staat in onderwijs blijkt sterl beïnvloed door de context
- Centrale actoren in een onderwijskundige setting (bv lerende of IV) hebben kenmerken die
doorwerken in hun functioneren
- Actoren kunnen heel concreet zijn (indicudeel leerling) maar ook heel abstract (groep jonge
leerkrachten)
- De organisatie binnen de onderwijskundige context heeft een sterke invloed
• Bekomen model = onderwijkundig referentiekader
- Bril om om analystisch en synthetisch naar leer-en instructiesituaties te kijken
- Helpt focus op onderwijskunde als wetenschapsgebied te versterken
- Is een ‘voorstel’ van ordening van actoren, processen en variablen ➔ als denkschema
- Niet enkel al bril maae ook als een beslissingsmodel om keuzes te maken bij onderwerpen van
onderwijs
1
, 1.1 Andere begrippen:
→ Actoren:
• Concrete personen (bv individuele leerlingen)
• Organisatie die ze vertegenwoordigen (bv minister Crevits als vertegenwoordiger van het onderwijs)
• Organistatie zelf (partijen, groepen, instanties)
→ Processen:
• Zaken die over de tijd heen verlopen, hebben te maken met leren en instructie (bv leerproces)
→ Variablen:
• Kenmerken/factoren die verschillende waarden kunnen hebben (bv verschillen tussen moedertaal,
leerprestaties, leeftijd leerkracht)
➔ Belangrijk steeds deze elementen die rol spelen in referentiekader in kaart te brengen
HST 2: Aggregatieniveaus – organisatiedimensies in het referentiekader
→ Visies op concrete situaties met betrekking tot leren en instructie kunnen sterk verschillen
→ De verschillen in visie hebben betrekking op verschillende dimensies, in referentiekader brengen
we orde en structuur aan obv deze dimensies
• Actoren: al dan niet georganiseerde personen of geïnstitutionaliseerde personen (organisaties,
instituties); bv. ouders, leerlingen, vakbonden, schoolbestuur, politiek, bedrijfsleven,
onderwijsorganisaties
- Stakeholders/belangengroepen: actoren die bepaalde rollen op zich nemen, bv rol van IV,
lerende, begeleider, onderzoeker
• Aggregatieniveaus:
- microniveau (klas, groep: directe interactie tss lerende en instructieverantw.)
- mesoniveau (organisatie-eenheid zoals school, instelling, universiteit …)
- macroniveau (politiek, maatschappij, overheid, onderwijsbeleid, regelgever …)
• Organisatie: de impact van actoren, variablen en processen bij leren en instructie is beïnvloed
door organisatieaspecten zoals beschikbare tijd, fysieke ruimtes, beschikbaar budget, …
• Didactisch handelen/instructieactiviteit: concrete activiteiten die actoren (meestal IV) opzetten
om leeractiviteit uit te lokken. De 5 componenten van didactiscch handelen: doelstellingen,
leerstof, instructieactiviteiten/didactische werkvormen, media en toetsing.
• Leeractiviteit: men verwacht dat leerlingen bepaalde, gewenste leeractiviteiten vertonen die
aansluiten bij het didactisch handelen
• Context: referentiekader wordt als geheel continu beïnvloed door de context, dat zijn alle
invloeden die buiten de instructiesetting staan maar (on)rechtstreeks onderwijskundige themas
beïnvloeden
→ CONCLUSIE: al deze demensies hangen samen maar het geheel is nog complexer want we moeten
dit referentiekader op micro, meso en macroniveau bekijken
HST 5: Een Evidence-based referentiekader
→ Referentiekader is opgebouwd met wetenschappelijk onderzoek, daarbij maken we gebruik van
meta-analyses:
• Studie die resultaten van andere studies samenvatten, bv om naar effecten van actoren, processen
en variabelen te kijken en na te gaan hoe ze samenhangen met leerprestaties
HST 6: Effect size als onderzoeksindicator
→ Is cruciaal begri bij meta-analyses
→ Symbool ‘d’
→ Een effect size helpt om besluiten te nemen over statistische power van vastgestelde verschillen
(verschil in de gemiddelde resultaten tussen controlegroep en experimentele groep en de
2
, grootte (relevantie) ervan), maar helpen ook op een gestandaardiseerde manier naar de
veelheid aan studies te kijken.
→ Bij het vergelijken van effecten van onderzoeken: niet enkel gemiddelde resultaten, maar ook
verschillen in spreiding (variantie) in rekening brengen: d = aantal standaarddeviaties boven
gemiddelde
→ Hattie interpretatie van effect size:
• Effect size < d = 0.20: ➔ ontwikkelingseffecten van minder groot belang (lln evolueren van
nature)
• Effect sizes < d = 0.40 ➔ zijn toe te wijzen aan ontwikkelingseffecten en/of leerkrachteffecten
(altijd invloed door alternatieve experimentele interventie)
• CONCLUSIE: d = 40 dan pas interessant voor onderwijskundige praktijk omdat dan invloed voldoende
groot is om ontwikkelingsinvloeden en basisimpact van leerkracht te overstijgen
HST 7: Het onderwijskundig referentiekader op het MICRO-niveau
7.1 Bespreking van variablen, processen en actoren
→ Leren en instructie als een zeer concrete en meetbare activiteit
→ Aandacht gaat naar de directe interactie tss een instructieverantwoordelijke en zijn lerende:
• Actoren: lerende en instructieverantwoordelijke ➔ zijn verantwoordelijk voor specifieke
processen, hebben bepaalde kenmerken en beide eigen visie op leren en instructie (beliefs)
• Variabelen: kenmerken van de lerende en instructieverantwoordelijke
• Processen: instructieactiviteiten
Microniveau: kenmerken en begeleiding van instructieverantwoordelijken
→ Trainer, docent, leerkracht, begeleider, lector, team …
→ Kenmerken IV: geslacht, leeftijd, vooropleiding, visie op leren en instructie, ervaring, motivatie,
interesse, samenwerkingsverband
• Tabel 1.2.: effecten van kenmerken IV op leerprestaties van lerende ➔ spelen duidelijke rol en
beïnvloeden (indirecte-directe) leerprestaties van lerende
- Opvallend dat actoren lerende en IV visie hebben over leren en instructie: beliefs
- Effectsize groter bij relatie PT – audioloog/logo dan lerende – leerkracht
➔ Logo/audio laten in trainingssituatie goede mogelijkheden tot geslaagde relatie want dit is
een 1-op-1 relatie
• Fig 1.14: mate invloed kenmerken IV op implenteren van gedifferentieerd onderwijs ➔ gediff.
Onderwijs positieve impact op leerprestaties
- Leerkrachten hoge mate van GDO, maar dit significant lager is dan ‘mastery learning’ (zie later-
Benchmark)
- Mate GDO hangt samen met self-efficacy beliefs van IV
- Mate waarin men zich in staat voelt om GDO op te zetten
➔ hoe hoger beliefs, hoe hoger invoer van GDO
- Mate GDO hangt samen met klasgrootte
➔ Grotere klassen zetten leerkrachten meer aan tot invoeren van GDO
• Fig 1.15: mate van samenhang tss kenmerken IV en leerprestaties
- Mate IV bang is voor wiskunde houdt verband met slechte wiskundeprestaties lerende,
kenmerken worden ‘overgenomen’
➔ Wel geen direct verband:
o Angst leerkracht hangt samen met grotere angst bij meisjes en dit hangt samen
met mindere leerprestaties wiskunde
• Tabel 1.3: invloed van verwachtingen IV
- Negatieve verwachtingen tov kleurlingen kunnen beoordeling van gekleurde studenten in
Amerikaanse hogeronderwijs negatief beïnvloeden,
➔ Vinden we ook in onze contexten terug
3
, - Duidelijk verband tss verwachtingen leerkracht obv achtergrondskenmerken leerling
(laagopgeleide ouders, migratieachtergrond)
- Fig toont: samenhang tss leerprestaties, opleidingsniveau ouders, migratieachtergrond en
leerverwachtingen
o Hogere leerprestaties leiden tot hogere verwachtingen en dat ook een hogere
opleidingsniveau van ouders een significant effect heeft
→ Begeleiding IV: ondersteuning van mentoren, team teaching, begeleidingsplatformen, online
hulp ... ➔ hun beslissingen richting geven, beïnvloeden of optimaliseren
• Op microniveau kan IV heel wat begeleiding vinden of krijgen
- Beginnende leerkrachten ondersteuning van mentoren
• Begeleiding IV betrekking op alle aspecten van instructieactiviteit maar ook op deelaspecten
- Veel vragen over professionalisering die betrekking hebben op deelaspecten van het
lerarenberoep
o Bv: wat met gedemotiveerde kinderen, anderstaligen, …
- Leerkracht kan ook terugvallen op begeleidingsplatformen, organisaties en websites die hun
beslissingen op microniveau kunnen beïnvloeden, richting geven of optimaliseren
Microniveau: kenmerken en begeleiding van lerenden
→ Persoon die op een systematische wijze iets leert
→ Kenmerken lerende: leeftijd, geslacht, ervaring, professionele vaardigheden, interesse,
motivatie, groepskenmerken ➔ kenmerken worden deels extern bepaald door de context
waarin lerende opgroeit en deels door interne variablen
• Hebben ook beliefs, verwachtingen dat er op een bepaalde manier wordt lesgegeven
• Kenmerken lerende hebben directe invloed op eigen leerproces
• Tabel 1.4.: effecten van kenmerken lerende op leerprestaties
- Bv: de voorkennis
• Fig 1.19: factoren die samenhangen met wiskundeangst (angst = interne variable)
➔ Beïnvloed door omgevingsfactoren (kenmerken instructieverantw., houding ouders),
intellectuele factoren en persoonlijke factoren
→ Begeleiding lerende: vanuit een zorgkader bij specifieke leermoeilijkheden of in bijzondere
situaties (peers, tutors, specifieke opvang taal, godsdienst, gezondheid)
• In vlaamse context speelt begeleiding op microniveau grote rol, vooral sinds invoering M-decreet
- M-decreet: kinderen met beperking moet men zoveel mogelijk integreren in onderwijs en niet in
buitengewoon onderwijs
- Artikel p.67: gebrek aan zorg voor specifieke leerlingen in Vlaamse ondewijs
- Schuld wordt altijd op de leerlingen gestoken ondanks ligt het vaak aan de leerkracht of het
jaarklassesysteem ➔ beter alternatief is niveauonderwijs
Microniveau: Context
→ Geheel van instructie-externe variabelen/processen die ontwerpen, ontwikkelen en
uitvoeren/doorlopen van instructie beïnvloedt
→ Vooral processen die lerenden meebrengen als een ‘rugzakje’ naar de instructiecontext
• Taal, etiquette, waarden, culturele kennis
• Kan ook betrekking hebben op geografische/fysieke context: vervuilde buurt, platteland, veiligheid
→ ! Context mag je niet verwarren met het inkleden of de contextualisering van een
instructieactiviteit!
Miocroniveau: Leeractiviteiten
→ Concreet gedrag van lerende
→ Dikwijls gevolg van instructieactiviteiten, kan ook wederkerig zijn (leeractiviteit kan ook startpunt
zijn van een instructie)
→ Er moet goede samenhang zijn tss instructieactiviteiten (didactisch handelen) en
leeractiviteiten:
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isabeaughrt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.