100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting reader inleiding recht $3.80   Add to cart

Summary

Samenvatting reader inleiding recht

 111 views  9 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting reader inleiding recht HBO Rechten. Het is een duidelijke samenvatting van heel het boek. Ik heb door deze samenvatting een 9.1 voor mijn tentamen gehaald

Preview 4 out of 31  pages

  • October 7, 2020
  • 31
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
BLZ 7 T/M 39

Functies recht:
- Instrumentele functie
- Normatieve functie
- Geschil oplossende functie
- Additionele functie

Instrumentele functie  de wetgever bepaalt sommige regels in het recht, omdat
het anders een rommeltje wordt. “Zo doen we het en niet anders”. Bv: het
verkeersrecht.
Normatieve functie  gedragsregels (=normen) waarvan iedereen in de
samenleving vindt, dat zij moeten worden nageleefd en opgevolgd. Deze normen zijn
niet alleen ethische normen (behoren niet alleen tot de moraal) maar zijn daarnaast
ook rechtsnormen. Moord, diefstal, verkrachting, terroristische aanvallen en
discriminatie zijn voorbeelden van dergelijke rechtsnormen.
Geschil oplossende functie  in bepaalde (oude) samenlevingen neemt men zelf
het recht in handen als zo’n fundamentele groepsnorm met voeten wordt getreden:
daarbij gaat men uit van het adagium: ‘oog om oog, tand om tand’. In de westerse
cultuur is eigenrichting verboden. Wij kennen een rechterlijke organisatie die bij
uitsluiting oordeelt of iemand moet worden gestraft en zo ja, op welke wijze en met
behulp van welke procedure.
Additionele functie  het biedt een rechtsregel als partijen vergeten zijn op een
bepaald punt afspraken te maken. Hebben zij dat wel gedaan, dan gaat die afspraak
voor en is de wettelijke regeling niet meer van toepassing.

Rechtsbronnen (=waar kunnen we het recht vinden) positief recht:
- De wet
- Verdragen
- Jurisprudentie
- Ongeschreven recht

Privaatrecht  burgers v.s. burgers. Voorbeelden:
- Persoon en familierecht  familierechtelijke relaties
- Vermogensrecht  eigendom en handelingen die ze hebben gedaan om het
vermogen te krijgen
- Erfrecht
- Ondernemingsrecht  alles wat met een onderneming te maken heeft
- Contractrecht
- Burgerlijk (proces)recht
- Internationaal privaatrecht

Publiekrecht  burgers v.s. overheid. Voorbeelden:
- Staatsrecht  vergadering van de Tweede Kamer
- Strafrecht
- Bestuursrecht  besturing van het land door de regering, omgevingsrecht,
heffen van belastingen, sociale zekerheid (AOW, WW)
- Rechtsprekende macht
- Internationaal publiekrecht

,Hiërarchische verhouding wetgeving:
1. Verdragen
2. Grondwet (regering en Staten-Generaal)
3. Wetten in formele zin (regering en Staten-Generaal
4. AMvB’s (regering)
5. Ministeriële regelingen (ministers)
6. Provinciale verordeningen (Provinciale Staten)
Verordeningen van openbare lichamen (besturen van deze openbare
lichamen)
7. Gemeentelijke verordeningen (gemeenteraad)
8. Waterschap verordeningen (alg. bestuur van het waterschap)

Wet in formele zin = een wet die gemaakt is door de regering en de Staten-
Generaal.
Wet in materiële zin = een wet of regeling die bestemd is voor een onbepaald aantal
of voor een concreet iets.

Verdragsbepaling = rechtsregels van verdragen.
Verdrag = een afspraak of overeenkomst tussen twee of meer staten.
Bilateraal verdrag = een verdrag dat is gesloten tussen twee landen.
Multilateraal verdrag = een verdrag dat is gesloten tussen meer dan twee landen
(EVRM, EU).

De uitleg van een rechtsregel waardoor iemand veroordeeld is, wordt ook wel
jurisprudentie genoemd.

Interpretatiemethoden = hulpmiddelen die door rechters worden gebruikt voor het
specificeren van een betekenis van een woord of zinsnede uit de wet. = methode van
uitleggen. Er zijn verschillende soorten interpretatiemethoden:
1. Grammaticale
2. Wetshistorische
3. Anticiperende
4. Rechtsvergelijkende
5. Systematische
6. Teleologische
7. Overige

Grammaticale interpretatiemethode = de rechter kijkt naar welke betekenis het woord
heeft in het alledaagse spraakgebruik of hij kijkt in een woordenboek.

Wetshistorische interpretatiemethode = de rechter pakt de beraadslaging van de
Staten-Generaal erbij om de betoging van de wetgever terug te lezen: wat bedoelde
de minister met deze wet? Dit is te vinden in de parlementaire geschiedenis.

Anticiperende interpretatiemethode = de rechter baseert zich op toekomstig/ bijna
recht. Als het bijna zeker is dat een wetsvoorstel een wet zal worden, kan een
rechter zich nu in zijn oordeel alvast op de inhoud van die nieuwe wet beroepen. Dit
mag niet bij een strafrechtprocedure.

,Rechtsvergelijkende interpretatiemethode = de rechter verwijst naar een buitenlands
rechtsstelsel waarin de betreffende materie ook is geregeld.

Systematische interpretatiemethode = wetsartikelen maken onderdeel uit van een
groter geheel: de wet. Een rechter legt bij deze methode een woord of zinsnede uit
een wettelijke bepaling uit aan de hand van de regeling waarvan die bepaling
onderdeel uitmaakt.

Teleologische interpretatiemethode = de rechter doet een beroep op de bedoeling
die de wetgever heeft gehad. Met dit beroep geeft hij invulling aan de woorden die
onduidelijk zijn.

Overige interpretatiemethoden:
1. Precedent interpretatie = rechters verwijzen bij onduidelijkheid over een woord
naar eerdere uitspraken waarin die onduidelijke bewoording al is uitgelegd.
2. Interpretatie naar redelijkheid en billijkheid = de rechter moet het woord
uitleggen op een redelijke en billijke manier.

Parlementaire stukken = handelingen van het parlement + memorie van toelichting.
Parlementaire geschiedenis = parlementaire stukken.

Redeneerwijzen = een bepaalde manier van denken om tot een bepaalde uitspraak
te komen.

Redeneerwijzen  geen wetsregel of leemte in de wet  aanvulling door rechter
van de wet.

Soorten redeneerwijzen:
1. A-contrario- redenering = de rechter gaat ervan uit dat een bepaalde
rechtsregel niet van toepassing is, omdat die regel uitsluitend geschreven is
voor de gevallen die uitdrukkelijk in die regel worden genoemd.
2. Redenering naar analogie = een bepaalde kwestie die niet wettelijk geregeld
is, lijkt zoveel op een kwestie waarin de wet wel voorziet waardoor die laatste
regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-geldende kwestie. Er is
dus een overtuigende gelijkenis tussen het wel en het niet in de wet
geregelde.

Het toepassen van de wet is niet de enige taak van de rechter. Hij moet de wet
namelijk ook uitleggen en soms zelf aanvullen als de wet niet toereikend genoeg is.
Zodra dit het geval is, heeft de rechtspraak als rechtsbron zelfstandige betekenis.
Er is dan sprake van rechtsvinding.

Recht maken = de invulling die de rechter aan een bepaald wetsartikel geeft.

Een rechter is formeel niet aan eerdere rechtspraak gebonden. Hij is wel gebonden
aan de wet. Ook al is hij niet verplicht om eerdere uitspraken als een rechtsbron te
gebruiken, doet hij dit vaak wel. Dit verschijnsel heet precedentwerking en laat zich
puntsgewijs als volgt verklaren:
1. Eerdere uitspraken  een rechter probeert tot een beslissing te komen die
zoveel mogelijk overeenkomt met eerdere uitspraken.

, De rechtszekerheid is hiervan een belangrijke factor. De aard hiervan is dat
hun beslissing zoveel mogelijk overeenkomt met eerdere uitspraken en op de
wet, dit om verrassingen te voorkomen.
2. Gezag buiten de rechtspraak = betrokkenen oriënteren zich op eerdere
uitspraken en verwachten dat de rechter dit ook doet.
3. Vaste rechtspraak van de Hoge Raad = de rechters kijken vooral naar een
arrest van de Hoge Raad, omdat de rechters van de Hoge Raad zoveel
mogelijk willen vasthouden aan hun eerdere uitspraken.

Vaste rechtspraak = de Hoge Raad houdt zich gewoonlijk aan zijn eigen, eerdere
rechtspraak.
‘Om gaan’ = de Hoge Raad wijkt af van zijn vaste rechtspraak.
Standaardarrest/ overzichtsarrest = een arrest waarin de Hoge Raad op een
systematische wijze zijn visie over een bepaald onderwerp uiteenzet.

Een gewoonte is een rechtsbron die evenveel rechtskracht heeft als de wet. Soms is
de gewoonte sterker dan een daarmee strijdige wetsbepaling die in onbruik is
geraakt. (Maring-Assurandeuren arrest). Het is pas gewoonterecht als het
bestendige gebruik wordt ervaren als een rechtsnorm binnen een bepaalde
maatschappelijke kring.

Voorwaarde gewoonterecht:
1. Een bepaald gedrag moet ononderbroken gedurende een lange tijd zijn
gevolgd en herhaald in een bepaalde maatschappelijke kring.
2. Het bestendig gebruik moet als rechtsnorm worden ervaren. De
maatschappelijke kring moet de overtuiging hebben dat men verplicht is om
zich aan het bestendig gebruik te houden.
Bestendig gebruik = herhaling van gedrag.

Gewoonterecht in:
Het burgerlijk recht  in de wet wordt soms naar de gewoonte verwezen. Waardoor
de wetgever laat zien dat de wet niet bepalend is.
Het staatsrecht  de vertrouwensregel waaraan ministers moeten voldoen. Ook de
gang van zaken bij de kabinetsformatie verloopt vrijwel geheel volgens regels van
het ongeschreven recht.

Algemene rechtsbeginselen van de verschillende rechtsgebieden:
Bestuursrecht  abbb’s
Burgerlijk recht  redelijkheid en billijkheid, zorgvuldigheidsbeginsel, afweging van
belangen en het vertrouwensbeginsel
Strafrecht  legaliteitsbeginsel, onschuldpresumptie (onschuldig tot het tegendeel is
bewezen) en ne bis in idem (dat je niet voor een tweede keer voor hetzelfde feit
vervolg kan worden).

BLZ 41 T/M BLZ 48

Onderscheidingen in het recht:
- Materieel recht v.s. formeel recht
- Dwingend recht v.s. aanvullend recht
- Objectief recht v.s. subjectief recht.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jill04. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.80  9x  sold
  • (0)
  Add to cart