Een samenvatting uit het boek Kan IK daar wat aan doen?, voor het vak ethiek. De samenvatting is 31 pagina's, uit de 220 van het boek. Het bevat de hoofdstukken 1 t/m 7:
1. Ben ik mijn broeders hoeder?
2. Helpen we elkaar uit eigenbelang?
3. Zorgend zijn wij in de wereld?
4. Moet ik daar wat aan d...
Hoofdstuk 1 Ben ik mijn broeders hoeder?
De zorg voor armen vanuit historisch cultureel en religieus perspectief.
1.1 Inleiding
We nemen de wereld, onszelf en de anderen niet alleen maar als een gegeven, we vinden er ook iets van. We vellen
normatieve oordelen over vrijwel alles wat mensen dagelijks oden. En voor onze oordelen hebben we goede of
minder goede redenen.
De Griekse filosoof Aristoteles (354-322 v.Chr.) noemt dit vermogen tot oordelen de logos oftewel de reden en het
is precies dit vermogen dat ons volgens hem onderscheidt van dieren. Het feit dat de mens over de rede beschikt,
maakt hem geschikt om in georganiseerde samenlevingsverbanden zoals een staat te leven.
1.1.1 De sociale moraal
De sociale moraal zijn leefregels, geboden en verboden die aangeven hoe te leven en met elkaar om te gaan.
1.1.2 Filantropia, caritas en liefdadigheid
In de moderne tijd is het gebruikelijk om de hulp aan de armen aan te duiden met het begrip filantropie of
liefdadigheid. Hoewel dit begrip afgeleid van het Griekse filantropia had het voor de Grieken een heel andere
betekenis. Letterlijk betekent flantropia ‘liefde voor mensen’ (dus niet alleen armen). De Grieken kennen ook geen
sociale moraal met voorschriften speciaal gericht op armen. Athene is in de bloeitijd (vijfde tot vierde eeuw voor
Christus) de stad van de belangrijkste filosofen uit de Griekse oudheid: Socrates (469-399 v.Chr.), Plato (427-347
v.Chr.) en Aristoteles (354-322 v.Chr.). Deze filosofen vormen samen met het christendom de voedingsbodem van
ons Westerse denken.
Later krijgt filantropia (caritas in het Latijn) de betekenis van ‘liefdadigheid’ als zorg voor armen en
hulpbehoevenden.
1.1.3 Religies
Religies zijn voor veel mensen een gids die richtlijnen geeft voor het dagelijks leven en duidelijk maakt hoe we ons
dienen te gedragen. Belangrijk om je te realiseren dat er groot verschil is tussen de ge- en verboden van de heilige
boeken en de manier waarop mensen deze in de praktijk brengen. Toch is de bron van het handelen steeds
hetzelfde: dat wat we begrepen wordt als het woord van God, oftewel de Thora, de Bijbel of de Koran.
1.2 Armenzorg in Egypte
3300-332 v.Chr.
Zeer sterk hiërarchisch opgebouwde samenlevingsstructuur. Koning heeft alle macht, alle grond + opbrengsten zijn
van de koning, burgers werken allemaal in zijn dienst.
Koning (haast goddelijke status)
Welgestelde (hogere ambtenaren, priesters, Armen (geen enkele politieke invloed en
enkele grondbezitters die pacht en opbrengsten economisch volledige afhankelijke van de
betalen) grondbezitters of werk dat de koning verschaft.
De koning wordt gezien als gever van al het goede en geldt, doordat door zijn werk de steden tot bloei komen
dankzij zijn bouw- en irrigatieprojecten. De koning kan weldoen door het geven van offerfeesten, waarbij speciaal
voedsel aan de armen wordt uitgedeeld & door voedselverstrekking in tijden van schaarste. ‘De koning beschermt
het land, de welgestelden en de armen, hij is het bastion voor de kleine luiden en de beschermer van de
miserabelen’
Armoede wordt gezien als ongelukkig lot dat mensen overkomt. De welgestelden hebben de plicht om alle zwakke
en noodlijdende mensen te ondersteunen en te beschermen = kwestie van rechtvaardigheid. De armen moeten
eerbiedig en onderdanig jegens rijken zijn. de armen kunnen niet rechtvaardig zijn omdat ze niets te geven hebben.
De welgestelde moeten de hongerigen brood geven, dorstigen laven en naakten kleden. Zieken en gevangenen
moeten ze helpen en onderdak geven aan vreemdelingen. (lijkt op zeven werken van barmhartigheid christenen) .
Motieven
1. Je doet het voor jezelf. Wie goed doet, goed ontmoet
2. Goede naam verschaffen. Helpen van de armen kan eer geven.
3. Beloning in het hiernamaals.
(christendom afrekening op goede en slechte daden)
,Later ontstaat de gedachte dat de armen onder de directe bescherming van God staan en voor hun lijden op aarde
hiernamaals zullen beloond worden.
1.3 Armenzorg in het oude Griekenland
500-300 v.Chr.
In Athene is voor het eerst sprake van een democratisch bestuur. De Grieken kennen geen hiërarchisch opgebouwde
samenleving. Voor de wet is iedere burger gelijk, kunnen ambtelijke posities krijgen door loting, krijgen hievoor een
vergoeding. Directe democratie. Onder de demos (=het volk) vallen alleen de mannelijke burgers die over een
bepaald minimum loon beschikken (hebben stemrecht en stellen wetten op). Geen enorme onderklasse van armen.
De welgestelde burger heeft de plicht om voor zijn oikos (- hele huishouding, indirecte familie en slaven) te zorgen.
Zorg vanuit de reden: een goed gevoede en gezonde slaaf werkt harder.
Armen zijn: hen die niet van de opbrengsten van zijn bezit kan leven en daarom moet werken voor de kost.
Geestelijke onvrije en daarom niet in staat tot deugdelijk gedrag. De armoede tast de eigenwaarde aan, en kan
leiden tot opstandigheid en criminaliteit.
De sociale moraal
Geen richtlijnen waarop de rijken en armen zich verhouden ten opzichte van elkaar. Het gaat vooral om elkaar goede
diensten bewijzen ten aanzien van andere groepen (armen geen aparte groep) gelden verschillende sociale regels en
verplichtingen. Burgers geordend op basis van relationele aspecten. Ongelukkigen zijn mensen die rampspoed is
overkomen dus je mag hun niet weigeren om onrecht te herstellen wat hen is overkomen.
De deugden
- Rechtvaardigheid – wat is dat
Plato = deugd die alleen filosofen zich eigen kunnen maken door oefening van houding. Onmogelijk dat iemand weet
wat rechtvaardigheid is, maar onrechtvaardig handelt. Bewust het kwaad nastreven is (voor Plato en Aristoteles)
teken van domheid, onwetendheid of onbeheerst.
Aristoteles: verschillende definities van rechtvaardigheid. Welgestelden zijn in staat oefenen in deze deugd, kost tijd
en inspanning. Grieken begrijpen zichzelf altijd als lid van bepaalde gemeenschap, daarom nooit alleen individuele
kwestie maar ook altijd van politiek belang. Omdat alleen welgestelden zich kunnen oefenen in de deugd kunnen de
anderen zich beter aan de wet houden. Iemand is rechtvaardig als hij de wet in acht neemt: gelijke gevallen gelijk
behandeld.
Armen ontbreken als aparte categorie dus daarom liefdadigheid en aalmoezen komen nauwelijks voor. Er wordt aan
bedelaars gegeven omdat dergelijke handelingen de gever weinig moeite kosten en bovendien vanzelfsprekend
wordt beschouwd.
De motieven
1. Genot van het geven zelf. Niet pronken hiermee
2. Verstandig, rekenen op dankbaarheid.
3. Bewijzen van diensten geeft de stad of gemeenschap een goede naam
4. Rekenen op gunsten van de goden omdat rijken de kostbaarste offers kunnen brengen
1.4 Armenzorg binnen de religies
Vroege tatoïsten zagen religie als kunde die door constante oefening aangeleerd kan worden, iets wat je door middel
van rituelen en het in praktijk brengen van geboden toepast. Alle religies geven regels waaraan de mensen zich
moeten houden. Alle religies lijken te stoelen op een visie van een specifieke komische orde. Ze beschrijven of
vertellen over de positie van de mens in een groter geheel, en stellen de vraag hoe de mens zich dient te gedragen
ten opzichte van de andere mensen, de doden en de nog niet geborenen.
1.4.1 Het jodendom
- Het jodendom is de oudste (vijfde eeuw v.Chr.) boekreligie, ontstaan in Ur een stad aan de monding van de
Eufraat en de Tigris (huidig Zuid-Irak).
- Het jodendom is een monotheïstische godsdienst = één God
- Belangrijkste heilige boeken zijn de Thora (verwijst naar de eerste vijf boeken van de Tenach. (door christenen
oude testament genoemd).
,- Thora = geopenbaarde woord van God
- Abraham is stamvader van de joden. God sloot met hem een verbond en beloofde in ruil voor trouw veel
nakomelingen en groot stuk land.
- Afsplitsingen zijn vooral cultureel en geografisch van aard, verschillen in riten en geboden
- De diaspora = verspreiding van de joden over de wereld zorgt voor deze afsplitsingen.
1e boek van de Thora: verbond tussen God en Abraham terwijl het volk in Egypte leeft, mozes bevrijdt naar het
beloofde land (Exodus = uittocht), onderweg berg Sinaï, ontmoeting met God onderwezen in zijn leer: de mitswa
(=religieuze wetten). Mozes ontvangt de 10 geboden.
De sociale moraal
1e vier geboden: hoe de mens zich dient te verhouden ten aanzien van God, de andere zes gaan over de manier
waarop we ons ten aanzien van elkaar moeten verhouden. Allemaal verboden (behalve ouders) ze geven aan wat je
niet mag doen, gericht op bescherming van de ander. In Thora ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’.
Het gaat om discipline en gehoorzaamheid aan alle wetten en voorschriften. Een zonde of niet naleven van een regel
is hetzelfde als een zonde jegens God en wordt gelijkgesteld met afgoderij.
Bijzondere verplichtingen voor d e armen = God is weldoener avn alle mensen. ‘arm zijn’= nederig en rechtschapen.
Hulp bieden door een deel van je bezit weg te geven. Een tiende van het inkomen moet besteed worden aan goede
doelen. Heilig spaarportje (de tsedaka) in elke woonkamer van joods gezin, geld voor de armen hierin.
Verschillende niveaus armen: Hoogste = arm of behoeftig mens zoveel geven of ondersteunen dat hij niet langer van
jou of anderen afhankelijk is.
De motieven
Het gaat uiteindelijk niet om de daad zelf maar om de intentie. Het belangrijkste motief bij de joden is dat wie goed
doet, goed ontmoet. Joden (net als Egyptenaren) geld giften aan armen zijn verstandig, omdat je nooit kunt weten
wanneer je zelf de hulp van anderen nodig hebt.
Motief vergeving van zonden na de dood.
1.4.2 Het christendom
- Ontstaan in de eerste eeuw van onze jaartelling.
- Splintergroep van het jodendom.
- Christenen betekent mensen die aan Christus toebehoren.
- Jezus geboren in Nazareth, opgegroeid in het noorden van Palestina.
- Door zendingsreizen van Paulus en Petrus groeit het aantal aanhangers snel.
- Vooral in het romeinse Keizerrijk (Rome) staan veel mensen (grotendeels arme klassen) open voor zijn leer.
- Jezus predikt dat voor God iedereen gelijk is en dat iedereen die in zijn leer gelooft mag hopen op een eeuwig en
gelukzalig leven na de dood. (=aantrekkelijk voor de armen)
- Christenen vormden een bedreiging voor de goddelijke status van de keizer, darom werden ze voor de leeuwen
gegooid of als fakkels langs de straten verbrand. Christenen verzamelen zich in het geheim om met elkaar hun
God te eren met verschillende rituelen (wordt katholieke mis later)
- In de vierde eeuw keizer Constantijn bekeert zich, christendom een officiële staatsgodsdienst.
- Belangrijkste boek = Nieuwe Testament. (evangelien)
- Jezus wordt geizen als de zoon van God (Messias = verlosser van zonden)
- De mens is sinds verdrijving van Adam en Eva uit het paradijs belast met de erfzonde en voor eeuwig verdoemd.
- Jezus stelt mensen in staat om eindelijk naar de voorschriften van de Thora te leven en daardoor deel te krijgen
aan de vrede die God heeft beloofd.
- Wie onvoorwaardelijk van God en zijn naaste houdt, kan rekenen op Gods genade en de vergeving van zijn
zonden na de dood.
- Met de kruisdood van Jezus sterft de oude zelfzuchtige natuur van de mens en ontstaat de mogelijkheid tot een
hoogwaardige liefde.
- Leven van christenen is gericht op de toekomst. Voorschriften zijn geen doel, maar nodig om je te leren
verleidingen weerstaan.
- Werken voor de toekomst: een gelukzalig leven in het hiernamaals.
, De sociale moraal
Naastenliefde is het belangrijkste thema.
Naaste liefhebben = God liefhebben.
Opvallend is dat de belangrijkste regel geen verbod is, maar een gebod, waardoor er geen grens wordt aangegeven
die je niet over mag gaan, je kunt dus nooit te ver gaan in de liefde voor God en je naaste. Daardoor altijd een twijfel
of je genoeg liefde hebt getoond, je kunt altijd schuldig voelen. Schuld vervult een sleutelrol in christendom.
Naaste is in eerste plaats arme en hulpbehoevende. Beroemdste verhaal is barmhartige Samaritaan: komt uit Lucas
en laat zien dat geloof niets betekent als we niet omzien naar de mensen die onze hulp nodig hebben.
Er wordt van gelovigen verwacht dat ze weduwen ondersteunen, de wezen opvangen, gastvrij zijn, geen ruzie
zoeken, achting houden voor ouderen, geduldig zijn en schuldenaars en armen niet onder hun juk laten bezwijken.
De deugden
Geloof hoop en liefde.
Liefde = vermogen om alles te doen voor het welzijn van de anderen.
Geloof = het vermogen om oprecht te geloven in de liefde van God en het goede te zien dwars door alle ellende
heen.
Geloof hoop en liefde worden wel de theologale deugden genoemd, omdat je deze deugden niet uit jezelf kunt
halen maar van God ontvangt, is aan jou om die te ontwikkelen en in praktijk te brengen.
De motieven
Één doel: oprecht beleven en naleven van de liefde voor God en de mensen en dit in woord en daad tot uiting
brengen.
Kritiek op de joodse wetten omdat als je in liefde van God leeft, zal uit zichzelf geneigd zijn het goede te doen.
Anderen helpen doe je het liefst in het geheim.
Maarten luther (1483-1546) zet zich af tegen bisschoppen etc die volgens hem van het geloof een soort koehandel
hebben gemaakt, in verborgene goeddoen = de bedoeling.
Gelovigen dienen zelf de Bijbel te lezen, zodat zij zich hierdoor in hun dagelijks leven kunnen laten leven, Heilige
Schrift is de waarheid, God oordeelt. Bijbelstudie en tekstuitleg zijn belangrijke pijlers. Oneens over bepaalde
opvatting van de bijbel = nieuwe stroming stichten.
Uiteindelijk gaat het om de waarachtigheid van het geloof van ieder mens afzonderlijk en om een levenswandel die
daarvan getuig, een zaak tussen ieder mens voor zich en God.
Waarachtigheid, oprechtheid jegens jezelf en authenticiteit zijn mede onder invloed van protestantisme uiteindelijk
de belangrijkste deugde van de moderne wereld geworden.
1.4.3 De islam
Islam ontstaan in huidige Saoedi-Arabië. De God van de moslims is dezelfde als van de christenen en de joden, en
allen erkennen Abraham. De islam erkent de verschillen in het OT.
- Grootste verschil tussen christendom, jodendom en islam = status van Jezus en Mohammed. Jezus = volgens
islam gewone persoon, Mohammed (570-632) de laatste profeet
- Mohammed = Arabische koopman uit Mekka.
- In 610 tijdens de maand ramadan (9e in islamitische kalender) krijgt hij visioen. Verpletterende goddelijke
aanwezigheid, die later omhelzing van engel vastgeklemd alsof de adem uit zijn lichaam werd geperst.
- Engel zegt ikra (citeer), Mohammed antwoordt dat hij dat niet kan, maar engel houdt hem in de wurggreep
totdat alle lucht uit hem is gedrukt en dan vloeien de woorden van een nieuw heilig boek uit zijn mond.
- Vanaf dat moment geregeld visioenen, woorden van God vanzelf uit zijn mond. Opgeschreven in de Koran wat
reciet betekent van reciteren, nazeggen, hardop voorlezen.
- Arabieren geloofden voor de openbaring van Mohammed al in Allah, zij werden zich er pijnlijk van bewust dat
God zich nog nooit in hun taal tot hen ahd gericht, ook al stond Zijn heiligdom (Kaäba) in hun centrum van
Mekka. Thora in Hebreeuws, Bijbel in Grieks.
- Mohammed verandert alles, ook al geloof niet iedereen direct dat hij profeet is. Zijn hele leven lang mensen
bekeerd tot het gelofo (eerst zijn stam Koeraisj)
- Arabieren leefen in stamverbanden aanbaden allah als god nog anderen goden.
- Toen mohammed stierf alle stammen verenigd in zijn nieuwe moslimgemeenschap (oemna)
- Grote politieke kwaliteiten toedichten aan mohammed.
- Mohammed was ongeletterd. Heeft woorden van God niet zelf opgeschreven alleen hardop voorgedragen
tijdens visioenen. Volgelingen leerden uit hoofd en schreven op.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mjmuilwijk2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.65. You're not tied to anything after your purchase.