Recap vorige week
Gouden driehoek loonbelasting; werknemer, inhoudingsplichtige en loon.
De werknemer staat in art 2 LB staat in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tov werkgever
arbeid, loon en gezag. De werknemer is belastingplichtig voor de loonbelasting, maar de werkgever staat
de belasting af. Die houdt het direct in op het loon en draagt het af aan de fiscus. Loonbelasting is een
directe belasting, aangezien de werknemer het betaalt en ook de belasting voelt. In art 3 staan de
fictieve dienstbetrekkingen genoemd. Huishoudelijke hulp is een uitzondering, art 5 LB maar wel opt-
in besluit in het uitvoeringsbesluit (vergeet niet eerst de bepaling uit de wet te noemen waarop je
verwijzing gebaseerd is). Als huishoudelijke hulp kun je kiezen voor de opt-in om bijvoorbeeld alsnog
pensioen te kunnen opbouwen. Als de werknemer loonbelasting schuldig is, is er sprake van eindheffing.
Bestanddelen hiervan zijn de werkkostenregeling (art 31 LB) en kan ook sprake zijn van pseudo
eindheffingen= regelingen voor vervroegde uittreding, zowel de werknemer als werkgever moet
belasting betaling over de vergoeding die de werknemer krijgt voor het beëindigen van zijn dienst.
Loon= al hetgeen dat uit de dienstbetrekking voortvloeit. Aanspraken behoren ook tot het loon, met
uitzondering van pensioen, art 11 LB (omkeerregeling, aanspraak wordt niet belast maar de uiteindelijke
uitkering wel). Er moet altijd een causaal verband zijn tussen het loon en de dienstbetrekking,
smeerkuilarrest dit arrest ging over een man die in een autogarage werkte, er vond toen een ongeluk
op de werkplek plaatst en de desbetreffende man kreeg hier een schadevergoeding voor, de rechtsvraag
die hier centraal stond was of er loonbelasting over deze schadevergoeding betaald moest worden. De
HR stelde hier dat er onvoldoende causaal verband was tussen de schadevergoeding en de
dienstbetrekking. Alleen behoudens bijzondere omstandigheden kan een schadevergoeding aangemerkt
worden als loon en dus belast worden (denk aan als het is opgenomen in het arbeidscontract).
Werkkostenregeling; van het totale loonsom van het bedrijf neem je 1,2%, dat bedrag is de vrije ruimte
(dus onbelast). Je moet eerst kijken of er sprake is van loon (voldoende causaal verband), er moet
gekeken worden naar intermediaire kosten (kosten die de werknemer even voorschiet voor de
werkgever). Daarna ga je kijken of er sprake is van werkgevers- of werknemersloon. Deze keuze is niet
helemaal vrij, je moet eerst kijken of er sprake is van verplicht werknemersloon (art 31 lid 4 LB), anders is
het werkgeversloon, er worden dan bepaalde vergoedingen en verstrekkingen aangewezen in de vrije
ruimte. Dan moet je kijken of er mogelijk een vrijstelling is voor de desbetreffende loon. Alles wat buiten
de vrije ruimte valt, valt onder 80% eindheffing.
Voor pensioen geldt de omkeerregeling, deze staat in art 3.83.
Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
Afdeling 3.5 IB, art 3.100 t/m 3.109
Periodieke uitkeringen en verstrekkingen die genoemd worden in afdeling 3.5 worden belast in box 1,
het is eigenlijk een vermogensbestandsdeel, maar de uitkering zelf wordt alsnog belast in box 1. Alle
overige uitkeringen en verstrekkingen die niet zijn genoemd in deze afdeling, worden wel belast in box 3!
rangorderegeling in art 34 LB en art 11 uitvoeringsbesluit LB sommige uitkeringen zijn loon uit
vroegere dienstbetrekkingen, hier is de uitkerende maatschappij inhoudingsplichtige (denk aan AOW),
dit hebben ze gedaan om de inkomstenbelasting makkelijker te maken
, Algemene kenmerken van de periodieke uitkeringen en verstrekkingen;
- Aparte inkomenscategorie het zijn termijnen uit stamrecht
Recht waaruit aanspraak op meerdere uitkeringen voortvloeit
Geen onderdeel van geheel van rechten en verplichtingen die tegenover elkaar staan
Er mag geen tegenprestatie tegenover staan
- Het betreft periodiciteit reeks van voordelen/nadelen die zich herhalen
Uitkeringen in geld= lijfrente en alimentatie
Verstrekkingen in natura= woongenot
Lengte van de reeks is niet relevant moet wel beoordeeld worden op het moment van
aanvang
Gelijke tussenpozen of bedragen is niet vereist (muv lijfrente)
Totale beloop is onzeker
- Art 3.108= mogelijkheid om bepaalde kosten in aftrek te brengen kosten ter verwerving,
inning en behoud van belaste periodieke uitkeringen en verstrekkingen
- Kosten drukken bij de belastingplichtige
Stamrecht is wat anders dan kapitale som, bij een kapitale som weet je het bedrag wat je betaalt krijgt,
terwijl bij het stamrecht weet je de totale looptijd niet en dus ook niet het totaalbedrag.
Onzekerheidsfactor bij periodieke uitkeringen of verstrekkingen;
- Uitkeringen afhankelijk van toekomstige onzekere gebeurtenis
- Het totaalbedrag is onzeker (kan zowel de duur of de hoogte zijn)
- Elk afzonderlijk termijn moet aan de onzekere factor zijn onderworpen
- Toekomstige onzekere gebeurtenissen
- Onzekerheid wordt beoordeeld vanuit de optiek van degene die de uitkering doet
- Je gaat beoordelen op het moment dat de uitkering in gaat (dus niet bij het afsluiten van de
overeenkomst!)
- Het moet gaan om onzekerheid van wezenlijke betekenis
Bijzondere vorm; lijfrente art 7:990 BW voor civielrechtelijke betekenis en art 1.7 lid 1, onderdeel a IB
voor de fiscaalrechtelijke betekenis fiscaal moet het gaan om een vaste en gelijkmatige periodieke
uitkeringen, die uiterlijk eindigen bij het overlijden het is daarom ook een bijzondere vorm, omdat
deze wel eisen stelt aan de uitkering, namelijk vast en gelijkmatig en is afhankelijk van het leven.
Kenmerken van een lijfrente;
- Het is een levensverzekering, dus gekoppeld aan het leven. De uitkering of premiebetaling is
afhankelijk van iemands leven en dood lijf wordt verzekerd
- Uitkeringen staan vast qua hoogte en zijn gelijkmatig qua tussenpozen het gaat om een
uitkering, namelijk in geld en dus geen verstrekking
- Het eindigt bij overlijden, kan ook eerder maar dan is er sprake van tijdelijke lijfrente
- Er geldt een afkoopverbod
Periodieke uitkeringen worden aangewezen op grond van publiekrechtelijke regelingen (art 3.101 lid 1
onderdeel a) uitbreidingen in 3.103 en vrijstellingen in 3.104
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lawandeco. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.