*= rechtsregels weten van de arresten, niet hele overweging
Wet ob geldt in alle staten voor de uitleg
Rechtskarakter van de omzetbelasting:
= algemene indirecte verbruiksbelasting. Er zijn ook bijzondere verbruiksbelastingen zoals op alcohol en
tabak, dit zijn specifieke belastingen. Algemeen houdt in dat het toeziet op alle goederen en diensten.
Indirecte houd in dat de ondernemer zorgt voor de berekening van de btw over zijn goederen of
diensten en de afdracht ervan. De klant betaald de BWT, de overheid int de belasting bij een andere
partij (de ondernemer). Het doel van deze belasting is consumptief verbruik. Btw vat het beste te
omschrijven als een algemene verbruiksbelasting die aanknoopt bij besteding door de consument.
Voordelen van BTW;
- Grote opbrengst voor de overheid
- Makkelijk te innen
- Weinig verstorend, dit omdat de btw neutraal is. Hiermee wordt bedoeld dat de btw niet drukt
bij de btw-plichtige ondernemer, hij hoeft het alleen te berekenen en af te dragen. Hij betaald
het zelf niet. De consument betaald het.
- Ondernemer moet per kwartaal de afdracht doen, 1x in de 5 jaar controle achteraf door de
fiscus.
- Beginsel van de minste pijn= consument heeft het niet echt door dat hij belasting afdraagt. Dit
omdat wij alles inclusief betalen. Hierdoor is de belasting makkelijker te verteren.
Btw zelf zit overal in dezelfde range in europa, maar de accijns mogen per land apart bepaald worden.
Historie:
Vroeger hadden wij een cumulatief btw-stelsel. Stel dat iemand een koe koopt betaald die btw, als
iemand dan weer melk van de koe verkoopt wordt er weer btw betaald. Als er van de melk koekjes
gemaakt worden, komt er weer btw op en als laatste betaalde degene die in de winkel de koekjes kocht
ook weer btw. Hoe langer de bedrijfskolom, hoe meer btw er betaald werd. Hierdoor werd er
geprobeerd zo min mogelijke stappen in het proces te hebben. Dit was niet een neutrale belastingplan.
Evenals bij export, werd er toen nog btw betaald (nu nultarief), hierdoor was de hoogte van de btw bij
export telkens afhankelijk van hoeveel schakels er in het productieproces zaten. De btw moest bij export
telkens geschat worden. Bij invoer moest ook de betalen btw benaderd worden, omdat het product in
nederland geconsumeerd werd, hier werd ook een schattig gemaakt van het tarief.
Volgende stap ontwikkeling btw:
EEG (later/nu de europese unie). Hierbinnen moest je de indirecte belastingen harmoniseren. In alle
lidstaten (nu 28) moest een gemeenschappelijk stelsel komen voor de btw, omdat goederen voor
onderling verkocht worden. Het huidige btw stelsel; aftrek van voorbelasting, dus niet meer cumulatief.
Als ondernemer betaal je btw over je inkopen en ontvang je btw van je verkopen, je mag nu de betaalde
btw over je inkopen aftrekken van je verschuldigde btw over je verkopen. Dit is de aftrek van
voorbelasting. Als je als ondernemer alleen maar exporteert onder het nultarief, kan je de betaalde btw
,over je inkopen terugvragen. Het instrument om de btw op een noemer te krijgen, is de btw-richtlijn=
instrument voor de harmonisatie (2006) en geldt voor alle lidstaten. De lidstaten zetten deze richtlijn om
in een nationale wet/recht. Wet OB 68 in nederland met een uitvoeringsbesluit, uitvoeringsbeschikking
en besluit uitvoering aftrek. De btw-richtlijn vind je bij de verdragen, hierbij hoort ook een verordening.
Deze verordening geeft een nadere uitleg van de richtlijn. Wat als de verordening in strijd komt met de
richtlijn? Dan zou de richtlijn voorgaan, maar dit kan in principe niet. Richtlijn is gericht tot de lidstaten
en de verordening werkt rechtstreeks, hoeft niet omgezet te worden in nationaal recht. Uit de richtlijn
vloeit dus de wet OB voort. Maar sommige bepalingen in onze ob wet zijn nog afkomstig uit de ob wet
54, dus die komen niet geheel overeen met de formulering van de richtlijn. Maar, HR heeft bepaald dat
een andere formulering niet een andere betekenis weergeeft als in de richtlijn. Dus wel conform de
richtlijn, heet het kameleon-effect. De bepaling van de ob neemt de gedaante aan van de richtlijn. Soms
is een bepaling uit de richtlijn niet goed overgenomen of is er een andere draai aan gegeven, wet ob is
dan niet in overeenstemming met de richtlijn. De belastingplichtige heeft dan het recht om zich
rechtstreeks te beroepen op de richtlijn, als die regeling gunstiger is voor de consument. Het moet wel
gaan om een voldoende specifieke artikel is, want er zijn ook artikelen die ruimte over laten aan de
lidstaten zelf om het verder in te richten. Dit geldt echter niet voor de inspecteur, die is altijd gehouden
aan de wet en kan zich niet direct beroepen op een gunstigere regel in de richtlijn. De wet ob wordt dus
altijd in eerste instantie toegepast, tenzij een consument zich beroept op een gunstigere regel in de
richtlijn. Als nederland de richtlijn niet goed implementeert, krijgen ze de commissie achter zich aan van
de EU, eerst krijgen ze een waarschuw en een jaar de tijd om het alsnog goed te implementeren, als het
daarna nog niet goed is kan de commissie een inbreukprocedure starten.
Geschillen:
Tussen de fiscus en inspecteur: eerst een naheffing, dan ga je bezwaar maken en als laatste ga je in
beroep (rechter – hof – Hoge Raad) er is een rechtsvraag die in geding is. Het hof mag en de Hoge
Raad moet, als er een vraag is over de uitleg van een richtlijn bepaling, waar nog geen helder antwoord
op is, geen acte-Claire (bepaling die wel duidelijk is) en geen acte-eclare (iets wat al eerder beslist is
door een andere zaak), een prejudiciële vraag stellen aan het Europese hof van justitie in Luxenburg. De
vraag wordt dan beantwoord en dan gaat het terug naar de HG of het hof om op nationale niveau de
rechtszaak de beslissen.
Huidige btw-stelsel:
Voordelen t.o.v. oorspronkelijk stelsel;
- Interne neutraliteit/ economische neutraliteit. Houdt in dat alle ondernemingen op dezelfde
manier in de heffing worden betrokken en dat het niet verstorend is. ook geen
concurrentieverstoringen.
- Externe neutraliteit= bij export gaan de goederen btw-vrij de EU uit (nultarief), bij invoer heffen
we btw over de prijs (invoerwaarde) voor de tarieven die in nederland gelden.
- Btw is altijd evenredig aan de prijs, altijd in % van het bedrag
- Aftrek van voorbelasting
Kern: neutraliteit door aftrek van voor belasting
, Hoe werkt het huidige stelsel:
+20 +20 +20
A B C D
Draagt 20 euro af draagt 20 euro af draagt 20 euro af
A , B en C zijn ondernemers en D is de consument. A levert een grondstof, B maakt een halfproduct en C
maakt het eindproduct en verkoopt het. A rekent 100 euro + 20% btw, B moet dus 120 euro aan A
betalen, A moet 20 euro afdragen aan de overheid tijdens zijn aangifte. B verkoopt het product door
voor 200 + 20% btw, hij ontvangt dus 240 waarvan hij 40 moet afdragen aan de belastingdienst. Maar hij
krijgt de 20 euro die hij aan A heeft betaald terug, hij kan die 20 verrekenen met de 40 euro. Dus
uiteindelijk draagt B 20 euro af aan de belastingdienst. C verkoopt het product door aan de consument
voor 300 + 20% btw, dus de consument moet 360 betalen. Hiervan moet C 60 euro afdragen, hij heeft 40
euro zelf betaald een btw wat hij mag aftrekken, dus netto gaat er weer 20 euro naar de belastingdienst.
Uiteindelijk zie je dus dat er 60 euro naar de belastingdienst is gegaan, wat uiteindelijk volledig is
betaald door de consument. Er wordt telkens btw betaald per stapje over de toegevoegde waarde. Btw
zelf is dus voor de ondernemer geen kostenpost of ontvangst.
Onder de consument valt ook de vrijgestelde ondernemer, die heeft namelijk geen aftrek van belasting
of de overheid (die geen ondernemer is).
Aftrek van voorbelasting is uitgevonden door een duitser (meneer von Siemens) en door de fransen als
eerste echt in het leven geroepen.
BTW verleggen in het huidige stelsel:
In de bouw is er een regeling dat een onderaannemer geen btw mag factureren aan de hoofdaannemer.
Daardoor berekende de onderaannemer wel btw door aan de hoofdaannemer, maar droeg het vaak niet
af. Hierdoor kreeg de overheid niet de inkomsten, maar wou de hoofdaannemer wel de voorbelasting
aftrekken.
Stel dat we weer een keten hiervoor hebben en de verleggingsregeling gaan toepassen:
+20 -20 +40 – 40 + 60
A B C D
Draagt 20 af geen btw draagt 40 +60 btw van B af, maar kan 40 terugkrijgen.
A berekend 100 euro aan B + 20%, dus B betaald 120 aan A en A moet 20 euro hiervan afdragen aan de
belastingdienst. De schuld van B gaan we nu verleggen naar de afnemer C. B vraagt 200 voor zijn dienst,
C betaald nu geen btw en betaald nu 200. B had officieel 40 euro belasting moeten afdragen (20%),
maar dit wordt nu verlegd naar C. C moet nu dus 40 euro afdragen, maar kan het ook gelijk terugvragen.
C verkoopt vervolgens zijn product voor 300 aan D, dus ontvangt 360 waarvan hij 60 moet afdragen aan
de belastingdienst. Netto moet C 60 afdragen omdat hij de andere 40 gelijk kan terugvragen. B kan
overigens de 20 euro betaalde btw aan A ook terugvragen. Ook hier weer ontvangt de overheid netto
60, nu B de 20 euro afgedragen door A gaat terugvragen. Weer ligt de volledige last bij de consument.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lawandeco. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.69. You're not tied to anything after your purchase.