100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Bachelorscriptie Toegepaste Psychologie - Behaald met een 7,5 en inclusief feedback van de beoordelaars $32.69
Add to cart

Thesis

Bachelorscriptie Toegepaste Psychologie - Behaald met een 7,5 en inclusief feedback van de beoordelaars

 141 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Behaalde bachelorscriptie van de opleiding Toegepaste Psychologie. Inclusief feedback van de beoordelaars.

Preview 8 out of 88  pages

  • October 10, 2020
  • 88
  • 2019/2020
  • Thesis
  • Unknown
  • Unknown
avatar-seller
Kalm hoofd, warm hart
Een onderzoek naar de psychosociale ondersteuningsbehoefte van
verstandelijk beperkte leerlingen met traumaproblematiek op X




Naam: NCOI Opleidingsgroep
Studentnummer: HBO Bachelor Toegepaste Psychologie
Datum: 16-07-2020 Scriptiebegeleider: Johan Verwoerd
Scriptiebank: ja
Totaal aantal woorden: 15.269

,Voorwoord
Beste lezer,

Mijn naam is X en ik ben op dit moment fulltime student om mijn studie en het afstuderen alle
ruimte te geven. Voor u ligt mijn bachelorscriptie met titel ‘Kalm hoofd, warm hart. Een onderzoek
naar de psychosociale ondersteuningsbehoefte van verstandelijke beperkte leerlingen met
traumaproblematiek op X’. Dit onderzoek heb ik in opdracht van X uitgevoerd. Deze bachelorscriptie
is geschreven ter afsluiting van de opleiding Toegepaste Psychologie, welke ik de afgelopen vier jaar
oprecht met enorm veel plezier heb gevolgd. Ook het schrijven van deze scriptie heb ik over het
algemeen als zeer plezierig ervaren. Met heel veel toewijding, en een tikkeltje ongeloof over hoe snel
de tijd gaat, heb ik toegewerkt naar dit moment.

Het thema ‘trauma’ spreekt mij al zo lang als ik mij kan herinneren aan. Ik heb in mijn opgroeiende
leven veel te maken gehad met ingrijpende en traumatische gebeurtenissen, wat het schrijven van
deze scriptie des te meer interessant maakte. Het doet mij dan ook goed om te weten dat er steeds
meer aandacht komt voor dit onderwerp.

Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken.

In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar X, X bij X, die mij de kans en mogelijkheid gaf om mijn
afstudeeronderzoek uit te voeren. Daarnaast wil ik de leerkrachten bedanken die, ondanks hun
overvolle agenda’s, de tijd namen om mee te werken aan de interviews. Ook de leerlingen wil ik
bedanken voor hun deelname. Ik heb ze niet de meest vrolijke vragenlijst voorgeschoteld, waardoor
ik extra dankbaar ben voor hun medewerking.

Verder wil ik graag Giuditta Soro, Liesbeth Mevissen, Jessica Vervoort en Xavier Moonen bedanken
dat zij tijd hebben willen en kunnen vrijmaken voor een interview. Zij hebben met hun expertise een
enorme bijdrage aan mijn onderzoek kunnen leveren.

Ook wil ik mijn scriptiebegeleider, Johan Verwoerd, ten zeerste bedanken voor de prettige
samenwerking en betrokkenheid. Johan heeft mij vanaf het begin voorzien van constructieve
feedback en stond telefonisch voor mij klaar wanneer dat nodig was.

Ik hoor bij het selecte groepje studenten dat kan zeggen dat ze hun scriptie schreven en bezig zijn
geweest met afstuderen tijdens de coronacrisis. Deze ongekend gekke periode heeft op meerdere
fronten een wissel getrokken, onder andere op de tijd en (on)mogelijkheden die ik had om mijn
scriptie uit te voeren. Een speciaal dankwoord gaat daarom uit naar mijn man en zoon. We hebben
zeer creatieve schema’s moeten maken wie wanneer mocht werken en wie ‘kleuterjuf’ mocht
spelen. Ook mijn zoon heeft op aandacht in moeten leveren omdat “mama schoolwerk moet
maken”. Desondanks heb ik binnen de mogelijkheden alle steun en ruimte gekregen om deze scriptie
te kunnen afronden. Dank jullie wel.



Amsterdam, 16 juli 2020




2

,Samenvatting
Voor deze scriptie is een exploratief en beschrijvend onderzoek uitgevoerd naar de psychosociale
ondersteuningsbehoefte van verstandelijk beperkte leerlingen met traumaproblematiek bij X.
Aanleiding voor dit onderzoek is het gegeven dat veel leerlingen op X ingrijpende gebeurtenissen
hebben meegemaakt. Gezien de toenemende bekendheid over de prevalentie en impact van trauma
op de ontwikkeling van kinderen, waarbij voor kinderen met een verstandelijke beperking geldt dat
zij een hoger risico lopen op het ontwikkelen van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en het
meemaken van ingrijpende of traumatische ervaringen, is het van belang dat scholen hier op een
passende manier mee omgaan. X heeft op dit moment nog geen specifiek protocol of methodiek
voor het ondersteunen van leerlingen met traumaproblematiek, en heeft daarom de behoefte om
handvatten te krijgen bij het zo goed mogelijk tegemoet komen aan de psychosociale
ondersteuningsbehoefte van deze leerlingen.

Het doel van dit onderzoek is een duidelijk inzicht te verkrijgen in de manier waarop leerkrachten van
X zo goed mogelijk tegemoet kunnen komen aan de psychosociale ondersteuningsbehoefte van
verstandelijk beperkte leerlingen met traumaproblematiek in de leeftijd van 12 tot 20 jaar. Met dit
inzicht kunnen er aanbevelingen worden gedaan aan X om de leerkrachten zo goed mogelijk
tegemoet te kunnen laten komen aan deze ondersteuningsbehoefte. Naar aanleiding hiervan luidt de
centrale onderzoeksvraag als volgt: Op welke manier kunnen leerkrachten van X zo goed mogelijk
tegemoet komen aan de psychosociale ondersteuningsbehoefte van verstandelijk beperkte leerlingen
met traumaproblematiek?

In het literatuuronderzoek zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen: ingrijpende en
traumatische gebeurtenissen en posttraumatische stressstoornis bij jongeren met een verstandelijke
beperking, psychosociale gevolgen van trauma’s bij jongeren met een verstandelijke beperking en
effectief bewezen methoden voor psychosociale ondersteuning van leerlingen met
traumaproblematiek. Er is sprake van mixed-method onderzoek: er is zowel kwantitatief als
kwalitatief onderzoek verricht. Voor het kwantitatieve onderzoek zijn twee vragenlijsten afgenomen
bij leerlingen van X die functioneren op het niveau van licht verstandelijk beperkt of hoger (N=33).
Deze vragenlijsten zijn de Adverse Childhood Experience (ACE)-vragenlijst, die het aantal
meegemaakte ingrijpende gebeurtenissen (ACE’s) in kaart brengt, en de Kidscreen-10, die kwaliteit
van leven meet. Het verband tussen het aantal meegemaakte ACE’s en kwaliteit van leven is
daarnaast ook berekend. Het kwalitatieve onderzoek bestond uit semigestructureerde interviews
met leerkrachten van X (N=4) en deskundigen op het gebied van trauma en/of verstandelijke
beperking (N=4).

Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat jongeren met een verstandelijke beperking
vaker ingrijpende en traumatische gebeurtenissen meemaken en vaker PTSS lijken te ontwikkelen
dan jongeren zonder verstandelijke beperking. Ook lijken er enerzijds aanwijzingen te zijn voor
specifiek traumagerelateerd gedrag bij mensen met een verstandelijke beperking, terwijl meer
recenter onderzoek anderzijds laat zien dat PTSS-symptomen bij jeugdigen en volwassenen met een
licht verstandelijke beperking niet verschillen ten opzichte van mensen zonder beperking. Daarnaast
blijkt uit het literatuuronderzoek dat Supportive Trauma Interventions for Schools (STRIVE) als
interventie het meest lijkt aan te sluiten op deze leerlingen.

Uit het kwantitatieve onderzoek is gebleken dat 76% van de leerlingen van X één of meerdere ACE’s
heeft meegemaakt, waarbij de leerlingen vooral scheiding van de ouders, fysieke mishandeling, ruzie
in huis en ernstig/chronisch zieke ouder(s) hebben meegemaakt. De leerlingen rapporteerden een
hoge kwaliteit van leven. Er bleek geen significante samenhang te bestaan tussen het aantal

3

,meegemaakte ACE’s en kwaliteit van leven.

Uit de resultaten van het kwalitatieve onderzoek is naar voren gekomen dat de leerkrachten van X
geen bestaande begeleidingsmethodiek hanteren. De meeste leerkrachten bieden de leerlingen op
dit moment een psychosociale ondersteuning door rustige, positieve en accepterende houding aan
te nemen, wat passend lijkt voor de doelgroep. Ook is gebleken dat de leerkrachten uiteenlopende
behoeften hebben als het aankomt op wat zij nodig denken te hebben om deze leerlingen zo goed
mogelijke psychosociale ondersteuning te bieden. De meest voorkomende behoefte was het als
school zijnde op één lijn zitten voor wat betreft omgaan met, aanspreken van en handelen ten
opzichte van leerlingen. Veel van de genoemde behoeften zijn terug te herleiden naar het STRIVE-
model. STRIVE biedt interventies op zowel leerling-, leerkracht- als schoolniveau, met als doel het
creëren van een veilige omgeving waarin veerkracht, zelfvertrouwen, zelfwaardering en kwaliteit van
leven van de leerling vergroot wordt. Over deze interventie waren de leerkrachten het meest
positief. De deskundigen hebben geen specifieke methodiek of interventie opgenoemd die geschikt is
voor deze doelgroep. De deskundigen gaven aan dat het van belang is dat de leerkracht zich
traumasensitief opstelt en zij gaven diverse aanbevelingen voor in de schoolomgeving. Cognitive
Behavioral Interventions for Trauma in Schools (CBITS) en STRIVE bleken door de deskundigen het
meest passend geacht voor deze leerlingen, waarbij alle elementen die in STRIVE zitten nagenoeg
allemaal door de deskundigen werden aangedragen als belangrijk voor de doelgroep.

Praktische aanbevelingen zijn het opstellen van een protocol waarin afspraken zijn opgenomen over
het omgaan met, aanspreken van en handelen richting de leerlingen. Dit protocol geldt voor alle
medewerkers. Daarnaast wordt X aanbevolen om het traumasensitieve model van STRIVE over te
nemen. Tot slot wordt aanbevolen dat X intervisie tussen leerkrachten als vast onderdeel in
teamoverleggen integreert.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek zijn onderzoek naar de effectiviteit van STRIVE bij leerlingen
met een verstandelijke beperking en traumaproblematiek en onderzoek naar de psychosociale
ondersteuningsbehoefte van leerlingen met een verstandelijke beperking en traumaproblematiek
middels interviews met hun ouders.




4

,Inhoudsopgave




5

,Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 De organisatie
X (X) biedt voortgezet speciaal onderwijs aan leerlingen van 12-20 jaar met een lichte of matige
verstandelijke beperking of leerlingen die moeilijk lerend zijn. Een verstandelijke beperking is een
neurobiologische ontwikkelingsstoornis die zich kenmerkt door significante beperkingen in zowel
intellectuele als adaptieve vaardigheden. Mensen met een verstandelijke beperking laten
tekortkomingen zien ten aanzien van conceptuele, sociale en praktische vaardigheden zoals het
aangaan en onderhouden van relaties, zelfredzaamheid, taal en geheugen. De beperkingen treden op
voor het achttiende jaar en zijn chronisch van aard (Mevissen, Didden, & De Jongh, 2016). Ongeveer
74.000 mensen hebben een licht verstandelijke beperking (Volksgezondheidenzorg.info, 2020). Naar
schatting heeft 8,7% van de kinderen en jongeren tot 23 jaar een licht verstandelijke beperking met
bijkomende problematiek (Van Nieuwenhuijzen, 2010).

De aandacht in het onderwijs op X is gericht op de ondersteuningsbehoeften die deze leerlingen
hebben als gevolg van een verstandelijke beperking, al dan niet met bijkomstige gedrags- en/of
psychische problematiek. Er is expliciet aandacht voor de zelfredzaamheid, het eigenaarschap en de
communicatieve vaardigheden. Dit met doel om de leerlingen, zo goed als mogelijk, deel te laten
nemen aan de maatschappij (X, 2019).

In september 2019 telt X 140 leerlingen. Deze leerlingen hebben een verstandelijke beperking (Zeer
Moeilijk Lerend) en een hulpvraag op gedragsgebied. Zij hebben een IQ-range tussen de 25 en 90. De
meerderheid (54%) van de leerlingenpopulatie heeft een licht verstandelijke beperking (IQ 50-69).
Een matige verstandelijke beperking (IQ 35-49) komt bij 23% van de leerlingen voor. 2% heeft een
ernstige verstandelijke beperking (IQ 20-34). Daarnaast is 17% van de leerlingen moeilijk lerend (IQ
70-84). Tot slot heeft 3% van de leerlingen een gemiddeld IQ (85-115) en 1% een bovengemiddeld IQ
(>115) (X, 2019).

Daarnaast hebben deze leerlingen vaak bijkomende problematiek (stoornissen, diagnoses en
medische complicaties). Veel voorkomende diagnoses zijn onder andere ADHD, ASS, Syndroom van
Down en/of taalproblemen. Dit maakt dat het overgrote deel van de leerlingen problemen ervaart in
het sociaal aanpassingsvermogen of sociaal-emotionele functioneren. Op basis van hun cognitieve
competenties en sociaal-emotionele ontwikkeling worden zij op een bepaalde leerroute geplaatst en
krijgen zij een passend leerstofaanbod (X, 2019).

De inrichting van het onderwijsaanbod op X is gericht op de kennis in leer- en
zaakvakken, sociale- en emotionele ontwikkeling, zelfredzaamheid en praktische vaardigheden. De
school is ingedeeld in een onderbouw, middenbouw, bovenbouw, structuurgroepen en Onderwijs
Zorg Arrangement groepen (OZA). Er geven 33 leerkrachten les en elke groep telt maximaal 12
leerlingen (X, 2019).

De leerlingen van X hebben naast hun verschillende onderwijsbehoeften voor een deel ook nog
specifieke leergebiedoverstijgende hulp en begeleiding nodig. De groepsleerkrachten
kunnen met hun hulpvragen bij het Multidisciplinaire Team terecht. Dit team bestaat uit de
directeur, leerteam leiders, zorgcoördinator, orthopedagoog, maatschappelijk deskundige en
schoolarts. Daarnaast kan er in overleg met de ouders externe hulp en/of begeleiding worden
ingeroepen. X werkt hierbij onder andere samen met ketenpartners als het
Ouder Kind Team (OKT), Cordaan, Altra/Atos Amsta, Lijn 5, William Schrikker Groep, Stichting MEE
en de Bascule (X, 2019).

6

,1.2 Aanleiding van het onderzoek
In een verkennend gesprek met de zorgcoördinator en GZ-psycholoog van X komt naar voren dat veel
leerlingen (meerdere) ingrijpende gebeurtenissen of ervaringen hebben meegemaakt. Ingrijpende
jeugdervaringen worden ook wel aangeduid met ACE (Adverse Childhood Experiences). Een
ingrijpende ervaring of gebeurtenis heeft door de aard ervan een belangrijke invloed op de persoon
(Schreuder, 2003). Een Amerikaans onderzoek uit 1994 onderscheidde tien categorieën ACE’s in de
jeugd tot 18 jaar: fysieke mishandeling, emotionele mishandeling, seksuele mishandeling, getuige zijn
van partnergeweld, opgroeien in een gezin met een probleemdrinker, alcoholist of drugsgebruiker,
samenleven met een psychiatrisch ziek of suïcidaal gezinslid, uit elkaar gaan van de ouders, het
meemaken van detentie van een gezinslid, emotionele verwaarlozing en fysieke verwaarlozing (CDC,
2020; TNO, 2016). TNO, de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk
onderzoek, voegt daar, gebaseerd op andere onderzoeken, in hun ACE-onderzoek nog vier
categorieën aan toe: ruzie in huis, overlijden van ouder(s), ziekte van ouder(s) en arm/rijk (TNO,
2016).

In de literatuur wordt daarnaast gebruik gemaakt van de term traumatische ervaring of gebeurtenis.
Een traumatische ervaring of gebeurtenis hangt samen met het gevoel van bedreiging van het leven
of de fysieke integriteit van een kind of iemand die belangrijk is voor dat kind. Het veroorzaakt
daarnaast een overweldigend gevoel van angst, hulpeloosheid en onmacht en heeft intense
lichamelijke effecten (Coppens, Schneiderberg, & Kregten, 2016). Dit kan leiden tot PTSS
(posttraumatische stressstoornis). PTSS kenmerkt zich onder andere door de aanwezigheid van
onvrijwillige, pijnlijke herinneringen aan de traumatische gebeurtenis, vermijding van gedachten,
gevoelens, herinneringen, situaties of objecten die doen denken aan de traumatische gebeurtenis,
aanhoudende negatieve overtuiging over zichzelf, anderen of de wereld, zelfverwijt, angst, afschuw,
boosheid, woede-aanvallen, schaamte, schuldgevoel, prikkelbaarheid, roekeloos en zelfdestructief
gedrag, overdreven waakzaamheid, overdreven schrikreacties en concentratieproblemen (Van Ee &
Jansen, 2020; Jongedijk, 2015).

Niet elke ingrijpende of traumatische gebeurtenis leidt tot een trauma. Het begrip trauma wordt
gebruikt als er sprake is van blijvende gevolgen, zoals psychiatrische klachten en/of symptomen in de
vorm van PTSS (Schreuder, 2003). De kans op traumatisering is groter bij interpersoonlijke
gewelddadige gebeurtenissen (geweld binnen een relatie), waarbij sprake is van fysiek letsel of
levensbedreiging, en bij gebeurtenissen die gepaard gaan met verlies van gehechtheid en verraad
door een hechtingsfiguur (Coppens, Schneiderberg, & Kregten, 2016). De meeste mensen lijken bij
het meemaken van een traumatische ervaring over veel veerkracht te beschikken en herstellen
zonder professionele hulp. Meer dan twee derde van de mensen heeft op enig moment in zijn leven
een traumatische ervaring, maar in minder dan tien procent van de gevallen ontwikkelt zich PTSS
(Nevid, Rathus, & Greene, 2017). In Nederland maakt ruim 80% van de algemene bevolking op enig
moment in zijn leven een potentieel traumatische gebeurtenis mee. Hiervan ontwikkelt 7,4%
daadwerkelijk PTSS (De Vries & Olff, 2009).

In Nederlands onderzoek onder gemiddeld begaafde kinderen van 8 tot 12 jaar rapporteerde één op
de zeven kinderen ooit een potentieel traumatiserende gebeurtenis te hebben meegemaakt
(Mevissen & Didden, 2017). In de meeste gevallen herstellen kinderen op natuurlijke wijze van de
psychische ontregelingen die met dergelijke gebeurtenissen gepaard gaan. Gemiddeld genomen
ontwikkelt 16% van de gemiddeld begaafde kinderen die zijn blootgesteld aan een schokkende
gebeurtenis daadwerkelijk PTSS (Mevissen & Didden, 2017). Voor kinderen met een licht
verstandelijke beperking (LVB) ligt dit anders. In willekeurig getrokken steekproeven van jeugdigen
en volwassenen met een LVB varieerde het percentage participanten dat voldeed aan de PTSS-
criteria tussen 20% en 39% (Mevissen & Didden, 2017). Dit kan worden verklaard doordat jeugdigen
met een LVB vaker dan jeugdigen zonder LVB ingrijpende gebeurtenissen meemaken. Daarnaast

7

, hebben jeugdigen met een LVB meer moeite om ingrijpende gebeurtenissen goed te verwerken,
waardoor zij een grotere kans hebben om posttraumatische stressklachten te ontwikkelen (Mevissen
& Didden, 2017).

School kan voor getraumatiseerde kinderen een plek zijn waar ze zich veilig voelen en waar ze
vertrouwen in zichzelf en anderen ontwikkelen. Echter, door hun gedragsproblemen komen deze
kinderen op school vaak in een negatieve spiraal terecht die de traumaproblematiek juist versterkt
(Coppens, Schneiderberg, & Kregten, 2016). Er zijn grofweg twee algemene reacties die een kind met
traumaproblematiek in de klas laat zien: het kind wordt druk, agressief, oppositioneel en uitdagend
of het kind wordt teruggetrokken, stil en lusteloos. Behalve op het gebied van gedrag krijgen deze
kinderen ook problemen op leergebied: slechte concentratie en een slechter werkend geheugen
(Horeweg, 2015). Op X wordt dit gedrag ook door leerkrachten waargenomen bij leerlingen met
traumaproblematiek: gebrek aan concentratie, hyperactief en/of clownesk gedrag, woede-
uitbarstingen en agressie of juist stil en teruggetrokken gedrag.

Reacties in de schoolomgeving kunnen bij getraumatiseerde kinderen herbelevingen uitlokken en
zorgen voor her-traumatisering. Om deze redenen hebben kinderen die blootgesteld zijn aan
traumatische ervaringen specifieke hulp nodig. Niet alleen van hun directe omgeving en
behandelaars, maar ook van leerkrachten (Dekkers & Jong, 2014). De kennis en inzicht die dit vergt is
echter nog niet (voldoende) geïntegreerd binnen het onderwijs en de manier van lesgeven (Dekkers
& Jong, 2014). Het ontbreken van deze elementen kan daarmee (onbedoeld) leiden tot een
negatieve interactiespiraal tussen leerkracht en leerling. Het gedrag van getraumatiseerde kinderen
is voor leerkrachten vaak moeilijk te begrijpen en kan bij hen leiden tot gevoelens van
machteloosheid en frustratie (Coppens, Schneiderberg, & Kregten, 2016).

In Nederland komt trauma bij kinderen steeds meer onder de aandacht; in 2016 voerde TNO het
eerste ACE-onderzoek bij kinderen uit. Uit dit onderzoek, uitgevoerd onder meer dan 600 kinderen
op reguliere basisscholen, komt naar voren dat bijna de helft van de kinderen één of meerdere ACE’s
heeft ervaren (TNO, 2016). Basisscholen voor speciaal onderwijs niet zijn meegenomen in dit
onderzoek. Het is echter aannemelijk dat het aantal ingrijpende jeugdervaringen binnen het speciaal
onderwijs nog veel hoger ligt. Gezien de toenemende bekendheid over de prevalentie (het
vóórkomen) van trauma bij leerlingen, en in het bijzonder dat van leerlingen met een verstandelijke
beperking, is het voor scholen van belang hier op een passende manier mee om te gaan.

X heeft op dit moment nog geen specifiek protocol of methodiek voor het lesgeven aan leerlingen
met traumaproblematiek, en heeft daarom de behoefte om handvatten te krijgen bij het zo goed
mogelijk tegemoet komen aan de psychosociale ondersteuningsbehoefte van deze leerlingen. Hierbij
kan gedacht worden aan ondersteuning op het gebied van coping (de manier van omgaan met
problemen en stress), het zelfbeeld, omgaan met emoties, agressief gedrag en het gevoel van
veiligheid.

Naar aanleiding hiervan is ervoor gekozen om het onderzoek te richten op de psychosociale
ondersteuningsbehoefte van leerlingen met traumaproblematiek. Wanneer hier helder inzicht in
verkregen is, kan X vervolgens gerichte stappen ondernemen om deze leerlingen, en de leerkrachten,
optimaal te ondersteunen.

1.3. Doelgroep en andere betrokkenen
De doelgroep waar dit onderzoek om draait bestaat uit verstandelijk beperkte leerlingen met
traumaproblematiek op X. Nagenoeg alle leerlingen op X hebben een verstandelijke beperking.
Vanuit de school bestaat het vermoeden dat bij minstens de helft van de leerlingen sprake is van
traumaproblematiek. Ten minste 17 leerkrachten geven les aan leerlingen die traumatische
8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller quinn8. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $32.69. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$32.69  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added