Samenvatting gedragsproblemen in de klas, deze samenvatting heb je nodig voor de toets Kennis
Passend Onderwijs die in het derde jaar van de PABO centraal staat. Met deze samenvatting heb ik mijn toets gehaald!
Het is belangrijk om een gedragsprobleem en gedragsstoornis uit elkaar te houden. Je
spreekt van een stoornis als deze niet te verhelpen is. De oorzaak zit in de genen of
neurologie. Het probleem zit in de aanleg of rijping van het zenuwstelsel of in de bouw van
de hersenen.
In het DSM (diagnostic and statistical manual of mental disorders) staat een voorgeschreven
periode waarin de symptomen van een stoornis voorkomen en waaraan tenminste aan
voldaan moet worden. Het is een Amerikaans handboek voor psychische aandoeningen.
Een gedragsprobleem zit niet in je als je geboren bent. Ontstaat door verkeerde interactie
tussen kind en omgeving. Het is situationeel bepaald.
Probleemgedrag: externaliserend gedrag > gedrag dat je opmerkt. Meer dan 60% valt
hieronder.
Internaliserend probleemgedrag: merk je bijna niet op. Kinderen die dit gedrag vertonen
hebben er last van. Voorbeeld: moeilijk maken contact. Gesloten of angstig. Weinig
aansluiting.
Het is effectiever om te kijken naar het kind in zijn omgeving. Op deze manier gebruik je het
transactionele model en het ecologische model. Je kijkt wat er in de omgeving moet
veranderen. Het meervoudig risicomodel van Van der Ploeg gaat ervan uit dat in de
omgeving van het kind een aantal factoren een extra risico vormt.
Veel gedragsproblemen verdwijnen als het leerkrachtgedrag verandert. Een goed
klassenmanagement wordt gezien als de belangrijkste sleutel tot goede resultaten van de
leerlingen: het scheppen van voorwaarden voor effectief onderwijs. Erken goed gedrag.
Ook moet je het ongewenste gedrag relativeren. Je moet betere alternatieven leren.
Zorg dat je voorspelbaar bent. Vertel wat je gaat doen. Afspraak is afspraak. Het schept
veiligheid voor leerlingen die structuurzwak zijn. Negatieve controle: benoemen wat verkeerd
gaat. Positieve controle: benoemen wat goed gaat is veel effectiever. De ik-boodschap is
minder aanvallend: ik vind het vervelend als…. De 4:1 ratio is een hulpmiddel. Tegenover 1
keer kritiek moeten 4 complimenten staan. Geef kinderen autonomie, ze weten wat
bevorderlijk is voor hun leerproces.
Preventie maatregelen gedragsproblemen:
Zet in op de relatie met kinderen. De leerkracht moet ze zien staan.
Zorg als de school begint, bij de deur staat en kinderen verwelkomt. Je kunt aflezen
met welke stemming ze binnenkomen.
Bekijk zo nu en dan hoe de kinderen kijken. Dit kan aanleiding zijn voor een praatje
(boos, blij etc).
Bewaak relaties tussen de kinderen onderling. Wees alert op pestgedrag.
Zorg voor een duidelijke, voorspelbare omgeving > dagplan zichtbaar. Dit biedt
houvast voor structuurzwakke kinderen.
, Zorg voor voorspelbare lessen. Vertel vooraf wat de leerlingen gaan leren. Blik na
afloop terug.
Wees volgbaar. Oogcontact, namen noemen.
Zorg voor een positieve groepssfeer. Gezamenlijke opdrachten, energizers.
Geef de groep verantwoordelijkheid. Maak samen de groepsregels aan het begin.
Iedereen weet wat er niet mag of beter nog: wat er wel mag.
Zorg dat kinderen succeservaringen opdoen en benoem die.
Verwacht veel van de groep en spreek dit ook uit.
Behandel iedereen gelijkwaardig, maar niet gelijk.
Benoem vooral wat goed gaat.
Signaleer leerproblemen en pak ze op tijd aan.
Benut het begin van het schooljaar.
Fases die een groep aan het begin van het schooljaar doormaakt:
Forming: de groepsleden kennen elkaar nog niet. Het is een verkenningsfase die bij
nieuwe groepen 1 á 2 weken duurt. Bij groepen die elkaar al kennen kan dit al na een
paar dagen. De groep is in deze fase vaak rustig. Ze zijn bezig met zichzelf en hoe ze
overkomen.
Stroming: ze weten wat ze een beetje kunnen verwachten. De grenzen van eigen
veiligheid zijn verkend en kunnen ze zich gaan profileren. Voor een buitenstaander is
de groep rumoerig > botsingen, onenigheid en ruzie. Dit hoort bij de fase. De
hiërarchie wordt bepaald.
Norming: de leider bepalen hoe er in de groep met elkaar wordt omgegaan. Ze
bepalen soms bewust of onbewust de regels. De normen staan vast. Het draait in
deze fase om: hoe gaan we met elkaar om, wat mag hier wel en wat kan hier beslist
niet.
Performing: de groep is klaar voor het werken. Gaat bij een nieuwe groep in na 1,5
tot 2 maanden. Bij een groep die elkaar al kent kan dit na 2 weken ingaan.
Termination: de groep nadert het einde van het jaar. Door te mopperen wordt het
afscheid minder zwaar. Er kan normverandering optreden. De groepsregels zijn niet
meer “belangrijk”.
Begin in de forming-fase met de positieve normen. Het werk komt in deze periode op de
tweede plaats. Je moet eerst het groepsproces de goede kant op sturen. Maak samen
groepsregels. Opgelegde regels werken minder goed. Bespreek dagelijks de dag, benoem
de positieve dingen van de dag. Het wij-gevoel, laat de leerlingen ervaren dat dit ook hun
lokaal is > allemaal verantwoordelijk.
Loop bij overtredingen naar het betreffende kind, leg een hand op de schouder of verplaats
het voorwerp. Bij hernieuwd de fout in gaan, moet je de consequentie meteen laten volgen.
Om te voorkomen dat er door te veel emotie een vertekend beeld ontstaat, is het handig om
te kijken met zo objectief mogelijke instrumenten.
Voor een zo objectief mogelijk beeld kun je jezelf de volgende vragen stellen:
Welk concreet gedrag laat het kind zien?
Wanneer laat het kind dat gedrag zien?
Past het gedrag bij de leeftijd van het kind?
Bij welke lessen speelt het ongewenste gedrag een rol?
, Zijn er situaties waarin het gedrag niet voorkomt?
Hoe vaak komt het voor?
Hoelang duurt het gedrag?
Hoelang is het gedrag al aanwezig?
Wat zijn de gevolgen voor de omgeving?
Zijn er factoren in de omgeving die het gedrag uitlokken of versterken?
Observatie instrumenten
De tijdsteekproef: op het formulier staan een aantal categorieën: taakgericht gedrag,
storen, lopen, kijken en anders. Op een objectieve wijze kan de mate van
taakgerichtheid worden vastgesteld. Om de 20 seconden wat de leerling doet. Hij
verkrijgt 3 scores per minuut.
De basislijnobservatie: dit doe je gedurende een week op vaste tijdstippen of juist
verspreid op verschillende tijdstippen. Je moet dit een aantal keer doen om een
redelijk objectief beeld te krijgen. Vuistregel: vijf observaties. Je zet turfstreepjes.
De ABC-analyse: als je hebt bepaald hoe vaak het gedrag voorkomt, kun je kijken
wanneer het voorkomt. Antecedent: vooraf, Behavior: het gedrag en Consequenties:
het gevolg.
Zorg bij een plan dat:
Je niet het probleem wilt verhelpen zonder echt plan.
Je niet te grote stappen moet maken.
Je niet teveel problemen tegelijk wilt aanpakken.
Je niet te snel van plan wisselt.
Als je het gedragsprobleem in kaart heb gebracht kun je een aantal dingen afvragen:
Welk probleem heeft het meeste effect op de omgeving en/of het kind?
Welk probleemgedrag is het gemakkelijkst te veranderen en geeft het meeste kans
op succes?
Welk gedrag heeft het meeste positieve effect op andere gewenste verdragingen?
Is het handiger om de omgeving te veranderen?
Mag ik het gedrag dat ik wil zien wel van dit kind verwachten?
Aan welk gedrag zou het kind willen werken?
Wanneer je aan het probleem gaat werken, houd je, je aan de volgende richtlijnen:
- Bepaal het doelgedrag zo concreet mogelijk.
- Bepaal de deelstappen die tot het gewenste doel moeten leiden.
- Ga met het kind (en ouders) in gesprek om het definitieve plan vast te stellen.
- Bepaal of een beloningssysteem nodig is.
- Bepaal samen hoe je de resultaten beoordeeld.
- Evalueer na bijvoorbeeld 6 weken. Maar ook tussendoor.
Interventietechnieken om positief gedrag te laten toenemen:
- Sociale versterkers;
- Direct feedback geven op het werk en de manier;
- Activiteitenversterkers;
, - Ruilversterkers > punten verzamelen en inwisselen;
- Materiële versterkers;
- Gebruik bij het geven van versterkers de stap-voor-stapmethode. Beloon dus de
stapjes op weg naar het doel.
Interventietechnieken om gedrag te laten afnemen:
- Versterken van doelgedrag;
- Laten uitdoven van het probleemgedrag;
- Boete voor probleemgedrag;
- Straffen van probleemgedrag via andere vormen.
Gewenst gedrag vormt zich alleen als het bekrachtig wordt. De volgorde is: eerst het gedrag
stoppen, nieuw gedrag aanleren/bekrachtigen, verkeerd gedrag zoveel mogelijk negeren.
Om te straf zo effectief mogelijk te laten:
- Kondig je de straf van tevoren aan;
- Straf zo snel mogelijk na aanvang van het probleemgedrag;
- Straf iedere keer als het probleemgedrag zich voordoet;
- Straf niet te lang;
- Probeer een straf te vinden die in relatie staat met de overtreding;
- Zorg dat de straf in verhouding staat tot het gebeurde;
- Bedenk altijd of het kind jouw straf wel als straf ervaart;
- Vertel altijd kort waarom je straft en benoem alternatief gedrag.
De kids skill methode gaat ervan uit dat het kind bepaalde vaardigheden niet bezit om
adequaat gedrag te vertonen. Ze proberen daar stapsgewijs met het kind verandering in te
brengen.
Bij het afsluiten van een gedragscontract wordt met het kind een bindende afspraak
gemaakt, die ook consequenties heeft. Het wordt door de partijen getekend.
Golflengte kinderen:
- Kinderen met een hoog niveau: hiermee kun je gemakkelijk praten. Hebben een
redelijke kijk op de problemen en zien zichzelf als medeoorzaak.
- Kinderen met een midden niveau: ze houden zich niet aan de afspraken. Je kunt met
deze kinderen het beste een deelopdracht afspreken.
- Kinderen met een laag niveau: deze kinderen zien geen problemen.
Oplossingsgericht werken kun je uitproberen.
Samenvatting:
- Werk preventief aan probleemgedrag: zet in op de relatie met kinderen.
- Zorg voor een voorspelbare omgeving: vaste routines, goed klassenmanagement en goede lessen.
- Benut het begin van het schooljaar om een goede groep te maken.
- Wees bewust van je eigen leerkrachtgedrag.
- Als er probleemgedrag voorkomt: gebruik observatie-instrumenten om het gedrag zo objectief mogelijk in beeld te
krijgen.
- Bepaal welk gedrag je aanpakt. Pak één aspect tegelijk aan.
- Praat samen met het kind over oplossingen.
- Spreek af wat het kind wel kan doen.
- Als problemen groot zijn, praat dan met ouders en kind samen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pabostudent99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.