Week 1: Inleiding EU
- de begrippen intergouvernementeel, supranationaal en ngo uitleggen;
Internationale organisaties
1. Gouvernementele organisaties
Een samenwerkingsverband tussen staten wordt een gouvernementele organisatie
genoemd. De oprichting van zo’n organisatie gebeurt in een verdrag waarin de
doelstellingen en de middelen die de organisatie heeft worden genoemd.
2. non-gouvernementele organisaties
Een groep personen kan een internationale organisatie oprichten. Deze is dan onafhankelijk
van staten en heeft vaak een ideële doelstelling. Voorbeeld van ngo’s zijn Rode Kruis,
Amnesty international en het WNF.
Intergouvernementele organisatie
Als lidstaten geen soevereiniteit afstaan. Als lidstaten wel beslissingsbevoegdheid afstaan
aan een organisatie, is er sprake van een supranationale organisatie.
- uitleggen wat staatssoevereiniteit is en hoe dit kan worden beperkt;
Staatssoevereiniteit
De overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het grondgebied van de staat en is
de enige die wet- en regelgeving kan opstellen. Andere staten kunnen dus niet bepalen hoe
Nederland zijn regelgeving vormgeeft.
Soevereiniteit overdragen
De staat kan beslissen om de beslissingsbevoegdheid over te dragen aan bijvoorbeeld een
internationale organisatie.
Soevereiniteit onvrijwillig beperkt
De staatssoevereiniteit kan ook beperkt worden als een land onvrijwillig de
beslissingsbevoegdheid uit handen wordt genomen. Als een staat bijvoorbeeld wordt
binnengevallen door een ander land en dat andere land de macht overneemt, is de
beslissingsbevoegdheid van de aangevallen staat beperkt.
- uiteenzetten wat de doelstellingen van de Europese Unie zijn;
De huidige verdragen
het verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
Het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VwEU)
, Italië
1958 Euratom
EEG-verdrag
1967 Fusieverdrag
1973 Denemarken
Ierland
Verenigd Koninkrijk
1981 Griekenland
1986 Portugal
Spanje
1987 Europese akte
1990 Oost-Duitsland herenigd
met West-Duitsland
1992 Verdrag betreffende de
Europese Unie (Verdrag van
Maastricht)
1995 Finland
Oostenrijk
Zweden
1999 Verdrag van Amsterdam
2000 Handvest van de
grondrechten
(aangenomen)
2003 Verdrag van Nice Cyprus
Estland
Letland
Litouwen
Hongarije
Malta
Polen
Slovenië
Slowakije
Tsjechië
2007 Roemenië
Bulgarije
2009 Verdrag van Lissabon, met
als gevolg de huidige
verdragen:
- VEU
- VwEU
Het Handvest van de
grondrechten wordt
bindend
2013 Kroatië
Doelstellingen EU (Art. 3 Verdrag betreffende de EU)
, Vrede en welzijn
Vrijheid en veiligheid
Interne markt
Monetaire unie (de gemeenschappelijke munt, namelijk de euro)
Extern mensenrechtenbeleid (Art. 2 VEU)
Dit artikel vormt de grondslag voor de mogelijkheid voor het Hof om te oordelen over
schendingen van mensenrechten als deze worden voorgelegd tijdens een zaak.
Uit art. 3 lid 5 VEU blijkt dat de ambitie om fundamentele waarden te beschermen verder
gaat dan de grenzen van de Unie. Ook in haar relaties met andere landen zet de EU zich in
voor verbetering van mensenrechten en democratie.
- het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel uitleggen en toepassen.
Beginsel Betekenis Voorbeeld Artikel
Loyale Samenwerking Lidstaten doen Nederland mag geen Art. 4 lid 3 VEU
niets wat strijdig is wet aannemen die
met het verdrag het vrij verkeer van
van voeren trouw goederen
alle verplichtingen belemmert
uit die uit EU-recht
voortvloeien
Attributiebeginsel De EU is alleen Art. 38 VwEU geeft Art. 5 lid 2 VEU
bevoegd als de EU de
daarvoor een mogelijkheid om
grondslag bestaat beleid op het gebied
in het verdrag van landbouw te
ontwikkelen
Subsidiariteitsbeginsel De lidstaten Het effect van regels Art. 5 lid 3 VEU
bepalen zo veel tegen
mogelijk zelf. Pas luchtverontreiniging
als het beter is groter als de EU
gezamenlijk deze opstelt, dan als
geregeld kan alleen Nederland dit
worden is de EU doet
bevoegd
Evenredigheidsbeginse Voor het bereiken De Nederlandse Art. 5 lid 4 VEU
l van een doel moet overheid mag een
altijd het minst product niet
ingrijpende middel verbieden, maar
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller margotsieburgh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.