samenvatting wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen van michiel leezenberg en gerard de vries
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
More summaries for
Samenvatting Wetenschapsfilosofie
Reading questions + answers Philosophy of the Humanities 1
Lecture notes of Philosophy of the Humanities 1
All for this textbook (11)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Geschiedenis
Grondslagen van de geschiedbeoefening (GE3V18004)
All documents for this subject (17)
1
review
By: heleen-kreuk • 2 year ago
Seller
Follow
Emmadejong123
Reviews received
Content preview
Week 1
Hoofdstuk 1 : Inleiding
Wetenschapsfilosofie voor Geesteswetenschappen.
1.1. GEESTESWETENSCHAPPEN (GW) ALS BEROEP
Hierin worden verschillende voorbeelden opgesomd van verschillende wetenschappers actief binnen
de geesteswetenschappen en/of wetenschapsfilosofie ter inleiding van het hoofdstuk. Laat hiermee
wel gelijk zien hoe breed het scala aan wetenschappers is wat hieronder valt.
1.2. DE TAKEN VAN DE GW
Binnen de wetenschapsfilosofie (WF) worden een groot aantal vragen gesteld over
wetenschapsbeoefening, en in dit geval de beoefening van de GW, zoals “wat verbindt de GW met
elkaar? “ of “wat voor soort argumentatiestructuren worden gebruikt binnen de GW?”.
Een wetenschapsfilosofische theorie wordt beoordeeld op (1) zijn filosofische adequaatheid
en (2) de historische adequaatheid.
De WF heeft (1) een beschrijvende taak van de praktijk binnen de wetenschap(bijv.
Beschrijving van argumentatie stijlen, methodologie etc.) en (2) een normatieve taak (het
onderzoeken van de standaard van wetenschapsbeoefening en deze legitimeren en/of
normen hiervoor opstellen.) Op deze manier beschrijft de WF het wetenschapsvak, maar
geeft ook kaders en normen aan om te reflecteren op het vak.
1.3. KENNIS EN WAARHEID
Al tijdens de Griekse Oudheid werd nagedacht over het onderscheid tussen episteme (kennis) en
doxa (opinies), en deze discussie werd opnieuw sterk opgepakt tijdens de wetenschappelijke
revolutie, waar empirische wetenschap haar oorsprong vond. Het valt binnen de vraagstukken van de
WF om te onderzoeken hoe de wereldbeelden over wetenschap in de loop van de geschiedenis
ontwikkelen.
1.4. INTERPRETATIE EN PERSPECTIEF
Binnen de WF wordt niet gezocht naar de ‘waarheid’, maar naar uitleg van betekenissen. Dit sluit het
ontstaan van meerdere interpretaties niet uit, maar omarmt deze juist. Hierdoor kijkt de WF ook
naar het zoeken van nieuwe perspectieven (‘interpretatietechniek’).
1.5. WETENSCHAPSIDEALEN IN DE GW
GW richt zich op alle producten van de menselijke geest. Dit is vergelijkbaar met gangbare noties van
‘cultuur’, maar auteurs geven toe dat dit soms wringt. De term GW is direct verbonden aan 18e
eeuwse Duitse intellectuele traditie (‘geisteswissenschaft’).
Ten gronde aan de WF ligt onder andere het denken over wetenschap van Griekse filosoof
Aristoteles, die een driedeling van de wetenschap maakte: (1) theoretische wetenschappen;
(2) praktische wetenschappen; (3) poëtische wetenschappen.
Een andere ontwikkeling binnen de WF waren de uitspraken van Fransman Foucault, die
wetenschap koppelde aan het besef van de mens.
In de achttiende eeuw voltrekt zich een ‘geesteswetenschappelijke revolutie’, waarin nieuwe
idealen van de WF zouden worden bewerkstelligd en in de praktijk worden gebracht. De
auteurs gaan hier inhoudelijk verder niet op in en verwijzen naar hoofdstuk vijf.
Hoofdstuk 2 : de geboorte van de moderne natuurwetenschappen
2.1 de wetenschappelijke revolutie
2.2 epistemologie en metafysica van de klassieke natuurwetenschap; Kants ‘copernicaanse
wending’
2.3 Resumé
,Week 2
Hoofdstuk 3 : Logisch empirisme en kritisch rationalisme
3.1 Het logisch empirisme; de ‘Wiener Kreis’: Aan het einde van de 19 eeuw werd nog gedacht
e
dat de theoretische natuurkunde zo goed als af is, maar met de kwantummechanica en de
relativiteitstheorie ontstaan er nieuwe onverwachte vormen van natuurkunde. Ook in de wiskunde
en logica wordt grote vooruitgang geboekt. Deze radicale veranderingen in de exacte wetenschappen
vormen een probleem voor de kentheoretische rechtvaardiging van kennis die Kant ruim een eeuw
eerder had gegeven.
Door de snelle vooruitgang in de natuurwetenschappen krijgen sommige filosofen het idee
dat de filosofie zich aan de wetenschap moet spiegelen en vooruitgang kan boeken door die
succesvolle methoden over te nemen. Het centrum van deze is de Wiener Kreis beweging uit Wenen.
De leden van de Wiener Kreis zijn strikte empiristen en verwerpen Kants fundering van kennis. De
leden van de beweging verschilden op verschillende vlakken van mening maar deelden een
antimetafysische houding die door twee factoren wordt ingegeven:
- Traditionele filosofie loopt achter vergeleken met de natuurwetenschappen, dus er is iets
fundamenteels mis.
- De katholieke kerk is een reactionaire macht die maatschappelijke vooruitgang belemmert.
3.1a Carnap: de logica van de wetenschap
Carnap en zijn collega’s proberen de logische structuur van de wetenschappelijke kennis te
achterhalen: ze geven geen psychologische of historische beschrijving van de feitelijke activiteiten
van wetenschappers, maar ze verrichten logisch onderzoek naar de rechtvaardiging van resultaten
van dat werk, ofwel van afgeronde hypotheses en theorieën. Nu Kants fundering van de wetenschap
niet meer voldoet moet volgens de logisch empiristen de wetenschap met logica gerechtvaardigd
worden.
Logica onderzoekt de structuur van en relaties tussen uitspraken; ze bestudeert met name de
geldigheid van argumenten of redeneringen. Proposities (bewerende uitspraken) zijn universeel of
singulier. Universele uitspraken gaan over een hele klasse van dingen (alle raven zijn zwart).
Singuliere of existentiële uitspraken gaan over individuele dingen (er bestaat een zwarte raaf). De
waarheidscondities van deze uitspraken kunnen gecontroleerd worden door te checken of raven idd
zwart zijn. Door logische analyse van dit soort proposities wordt duidelijk dat grammaticaal
verschillende uitspraken dezelfde logische structuur hebben, of dat schijnbaar identieke
zinsconstructies van logische structuur kunnen verschillen. Volgens Carnap worden metafysische
uitspraken gekenmerkt door logische verwarringen. Veel metafysische uitspraken zijn volgens hem
pseudo-uitspraken die alleen standhouden door misbruik van onvolmaakte grammatica. Het is
volgens hem de taak van de logica om met een kunstmatige logische of formele taal te komen die
misverstanden of misbruik uitsluit. Het werk van Carnap en zijn collega’s wordt dus gekenmerkt door
de volgende hoofdkenmerken:
- Net als in de klassieke natuurwetenschappen is de waarneming de legitieme bron van kennis.
- logische analyse bepaalt de empirische betekenis van een uitspraak, en om te bepalen of een
uitspraak überhaupt enige betekenis heeft.
De formele logica is dus de methode die strikt kan afbakenen wat zinvol in taal kan worden
uitgedrukt. In plaats van de fundering of rechtvaardiging van kennis onderzoeken ze voortaan de
betekenisvolheid van uitspraken. Ze kijken dus niet of de onderzoeker gelijk heeft, maar of zijn
uitspraken betekenis hebben. Hiermee voltrekken zij een belangrijke omwenteling in de filosofie: de
linguistic turn. Kant onderzocht dus de grenzen van het denken, en de logisch empiristen de grenzen
van de taal.
Een gevolg van deze manier van denken is dat het proces van kennisverwerving onbelangrijk
wordt voor de rechtvaardiging van kennis. Belangrijker is het resultaat van de ontdekking. De logisch
empiristen maken daarmee een fundamenteel onderscheid tussen de context of discovery (proces
kennisverwerving) en context of justification (kentheoretische rechtvaardiging). Het hoofdinstrument
,voor hun kritiek is het verificatiecriterium van betekenis. Volgens dit criterium weten we wat een
uitspraak betekent wanneer we een methode kunnen aangeven om te beslissen of zij waar of
onwaar is (bijv. experiment of observatie). De betekenis van een uitspraak bestaat uit niets meer of
minder dan haar empirische waarheidscondities. Metafysische uitspraken kunnen niet empirisch
worden geverifieerd en zijn dus betekenisloos.
Het probleem hiermee is alleen dat grotere theorieën zoals natuurwetten nooit geverifieerd
kunnen worden. Deze theorieën gaan over een oneindig groot aantal individuele gevallen en we
kunnen maar een eindig aantal gevallen waarnemen (‘Alle eenden hebben een snavel’, dit gaat over
oneindig aantal eenden maar we kunnen maar een eindig aantal eenden waarnemen. We zouden
dan dus nooit kunnen zeggen dat de theorie ‘Alle eenden hebben een snavel’ betekenis heeft).
Daarom wordt in de jaren dertig het verificatiecriterium vervangen door het confirmatiecriterium. Dit
houdt in dat een groot aantal observaties een theorie waarschijnlijk maakt. De logische relatie tussen
theorie en observatie wordt dan omgedraaid: van deductief naar inductief.
Carnap zegt dan in zijn latere jaren dat de logica van de empirische wetenschappen niet
deductief is maar inductief. De inductieve logica moet dan dus de wetenschappen rechtvaardigen, en
het is de taak van de filosofie om de inductieve logica uit te werken. Toch blijft inductie volgens
Carnap niets anders dan een redenering in termen van de waarschijnlijkheid van uitspraken.
3.1b Het analytisch-synthetisch onderscheid en het reductionisme
Naast het verificatiecriterium heeft het logisch empirisme twee hoofdkenmerken:
- Er is een strikt onderscheid tussen analytische en synthetische uitspraken. Synthetische uitspraken
zijn waar op basis van waarnemingen (de roos is rood). Analytische uitspraken zijn waar op basis van
afspraken (de roos is een bloem). Analytische uitspraken hebben niks met de waarneming te maken
en kunnen volgens Carnap gekozen worden op basis van welke het beste ‘werkt’ in een empirische
theorie. Theorieverandering of wetenschappelijke kennisgroei kan dus ook tot stand komen door een
nieuwe taal (begrippen en analytische uitspraken) te kiezen waarin de empirische uitspraken
praktisch beter bruikbaar maken. Carnap is hier dus in strijd met Kant. Volgens Kant geeft
synthetische kennis a priori een onbetwijfelbaar fundament voor de ervaringskennis. Bij Carnap
verdwijnt dit fundament: alle synthetische kennis is namelijk betwijfelbaar. Carnap zegt dat in
zoverre kennis a priori, en daarmee onbetwijfelbaar is, ze niks kan zeggen over de empirische
buitenwereld, en omgekeerd. Volgens Carnap is er een strikt onderscheid tussen analytische kennis
(logica/wiskunde) en synthetische kennis (ervaringsuitspraken over voorwerpen), en analytische
kennis staat gelijk aan kennis a priori.
- Het tweede centrale kenmerk van het klassieke logisch empirisme is de nadruk op het
reductionisme. Dit houdt in dat alle betekenisvolle uitspraken gereduceerd moeten kunnen worden
naar een uitspraak over directe waarnemingen (‘de temperatuur van het water stijgt’ -> ‘de stand
van een in het water gehouden thermometer wordt hoger’). Volgens Carnap moeten ook
wetenschappen buiten de natuurwetenschappen hieraan voldoen om een volwaardige wetenschap
te zijn. Met dit soort procedures kunnen we het empirische gehalte van een wetenschappelijke
theorie vaststellen. Alle betekenisvolle uitspraken zijn dus te ontleden in een zuiver analytisch
(theoretisch) en zuiver synthetisch (empirisch) gedeelte. Daarmee volgt het logisch-empiristische
reductionisme een nadere uitwerking van de klassieke empiristische opvatting dat de zuivere
waarneming de bron van alle werkelijke kennis is. Een reductie van een uitspraak geeft dan een
vertaling in een taal van zuivere, theorie-onafhankelijke natuurfeiten, die omschreven kunnen
worden als het gegevene, ofwel als dat wat rechtstreeks en neutraal aan onze zintuigen gegeven is.
Hiermee sluit het logisch empirisme nauw aan op het behaviorisme, wat rond deze tijd opkomt in de
psychologie in Amerika.
De logische volgende stap was om een universele taal voor zo’n reductie aan te wijzen. Het probleem
daarmee was echter dat het lastig was om zo’n taal op verschillende vakgebieden toe te passen, zelfs
al binnen de scheikunde en natuurkunde. Bovendien ontstond er rond deze periode meer kritiek
, vanuit de taalfilosofie op het reductionisme (4.1). Carnap neemt dan de houding aan dat een taal
binnen de wetenschap geaccepteerd is zolang die in het praktische gebruik handig is. Die
pragmatische houding spreekt zich ook uit in zijn opvattingen over het realisme. Empiristen kunnen
namelijk niet zeggen of een theorie de wereld beschrijft ‘zoals ze is’, slechts of de theorieën in
overeenstemming komen met de waarnemingen. In de praktijk maakt Carnap echter weinig bezwaar
tegen het aannemen van een realistische positie in de wetenschappen. Hetzelfde geldt voor
causaliteit. We kunnen causaliteit niet waarnemen en is dus empirisch betekenisloos, maar het kan
wel nut hebben in de praktijk van wetenschappelijk onderzoek.
3.2 De Wiener Kreis en de geesteswetenschappen
Aan het begin van de twintigste eeuw was het nog mogelijk om van meerdere disciplines diepgaande
kennis te hebben. Een vereniging van de wetenschappen was dus nog een realistisch doel voor de
logisch empiristen. Een apart domein van geesteswetenschappen paste niet in hun beeld van één
wetenschappelijke taal. Theologische uitspraken bijvoorbeeld zijn empirisch niet toetsbaar en dus
pseudo-uitspraken, die geen wetenschappelijke kennis kunnen voortbrengen. Sociale
wetenschappen daarentegen passen wel binnen dit beeld, zolang ze binnen de empirisch toetsbare
grenzen blijven. Otto Neurath heeft zich bijvoorbeeld lang bezig gehouden met de vraag hoe
economie en andere maatschappijwetenschappen in zuivere empirische termen konden worden
geformuleerd. Zilsel stelde zelfs dat via het logisch empirisme mogelijk was om algemene historische
wetten te formuleren.
Volgens logisch empiristen leiden alleen deze algemene wetten tot verklaringen.
Verklaringen worden hier in termen van uitspraken geformuleerd: de te verklaren uitspraak is het
explanandum, en de verklarende uitspraak is de explanans. Volgens de logisch empiristen bestaat
verklaring uit de inbedding van het explanandum in de explanans, dat de vorm moet hebben van een
algemene wet. Het te verklaren verschijnsel wordt logisch, dus deductief, uit de universele wet
(Grieks: nomos) afgeleid. Deze opvatting van verklaring heet dus het deductief-nomologische model
van verklaring genoemd. Onder historici wordt ze ook wel het covering law model genoemd. (zie
boek voor vb, pagina 88). Dit is de enige legitieme manier van verklaringen. De verstehende manier
bijvoorbeeld kan de historicus helpen om naar een algemene wet te komen, maar is geeft geen
verklaring.
In de jaren zestig en zeventig viert het logisch empirisme in de sociale wetenschappen
hoogtij. De opvattingen van de logisch empiristen komen vooral terug in de methoden en technieken
die de wetenschappers gebruikten. De logisch empiristen hielden zich echter bezig met de
rechtvaardiging, niet de verwerving van kennis.
3.3 Karl Popper: de logica van de weerlegging
Popper verwerpt de talige wending als tijdverspilling, dit is slechts een futiel debat over woorden.
Ook het verificatiecriterium is volgens hem niet goed, omdat het algemene natuurwetten niet kan
onderscheiden van metafysica (beide onverifieerbaar). Wel is hij het met de Wiener Kreis eens dat de
filosofie baat heeft bij een verduidelijking van de logische structuur van wetenschappelijke kennis en
de wijze waarop ze zich ontwikkelt. Hij heeft als doel de methode van empirische wetenschappen te
analyseren en te rechtvaardigen, en vormt zodoende een ware methodologie van de
wetenschappen.
3.3a Inductie, deductie, demarcatie
Volgens Popper is het centrale probleem in de kentheorie dat van de groei van kennis. Die valt in
twee hoofdkwesties uiteen:
- De vraag naar de rechtvaardiging van inductie.
- Hoe onderscheiden we wetenschappelijke kennis van niet wetenschappelijke kennis.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Emmadejong123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.