R_Penol. Penologie/detentierecht. Uitwerking werkgroep 3: De levenslange gevangenisstraf. Hier is zowel de literatuur behorende tot de werkgroep, als de antwoorden op de vragen te vinden. De overlappende literatuur met het hoorcollege staan in dit document. Voor alle hoorcolleges en werkgroepen, zi...
Werkgroep 3. De levenslange gevangenisstraf
Mr. N. Korthals
P. Jacobs, ‘Licht aan het einde van de tunnel voor de levenslang gestrafte?’, NTM-NJCMBull.,
2017/15.
In deze bijdrage worden de door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voorgestelde
en reeds doorgevoerde wijzigingen inzake de levenslange gevangenisstraf beschouwd in het
licht van artikel 3 EVRM zoals uitgelegd door het EHRM.
Inleiding
De levenslange gevangenisstraf is de zwaarste straf die de Nederlandse rechter kan
opleggen. Het opleggen en uitvoeren van de levenslange gevangenisstraf in Nederland staat
onder druk door uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM),
waarin criteria zijn geformuleerd voor de oplegging en tenuitvoerlegging van een
levenslange gevangenisstraf in het licht van artikel 3 EVRM. Eerst was het credo ‘levenslang
is levenslang’, maar tegenwoordig is de Nederlandse rechter huiverig om deze straf op te
leggen omdat het in strijd was met artikel 3 EVRM. De uitspraak in de zaak Murray t.
Nederland zorgde ervoor dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de
tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf aanpaste. Op 2 juni 2016 stuurde hij
een brief aan de Tweede Kamer met daarin een aantal voorstellen voor wijziging van de
tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf met als doel deze ‘toekomstbestendig’
te maken en de strafrechter in de toekomst te bewegen deze straf op te blijven leggen.
In dit artikel wordt eerst aandacht besteed aan de uitspraken waarin het EHRM de criteria
heeft geformuleerd waaraan een levenslange gevangenisstraf moet voldoen om de toets aan
artikel 3 EVRM te kunnen doorstaan. De focus ligt op de drie belangrijkste uitspraken van de
Grote Kamer: Kafkaris (2008), Vinter (2013) en Hutchinson (2017) en Murray (2016).
Artikel 3 EVRM omvat het verbod op foltering (op wrede manier opzettelijk pijn doen) en
onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Artikel 3 EVRM verbiedt ook
uitzetting naar een land waar een persoon een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke
of vernederende behandeling of bestraffing.
Het EHRM en de levenslange gevangenisstraf
Het begin van de reeks uitspraken van het EHRM waarin vereisten voor de levenslange
gevangenisstraf zijn geformuleerd, is de zaak Kafkaris t. Cyprus.
Kafkaris t. Cyprus (2008)
Het EHRM zei dat een levenslange gevangenisstraf in beginsel niet in strijd is met artikel 3
EVRM. Dit is anders als er geen enkel uitzicht op vrijlating is. Er moet dus een ‘prospect of
release’ zijn door middel van een herbeoordelingsmoment, waardoor de gevangenisstraf
(voorwaardelijk) kan worden beëindigd. De mogelijkheid tot verkorting van de levenslange
gevangenisstraf moet wettelijk zijn vastgelegd, maar moet ook feitelijk kunnen leiden tot
invrijheidsstelling: de mogelijkheid tot verkorting moet de iure en de facto bestaan, aldus
het EHRM.
De Grote Kamer zei in de zaak Kafkaris, dat in Cyprus wel degelijk mogelijkheden waren om
vrij te komen (maar wel geringe), aangezien de president de bevoegdheid had om
gevangenen vrij te laten. In deze zaak was er dus geen schending van artikel 3 EVRM.
,Vinter t. Het Verenigd Koninkrijk (2013)
In het VK was het alleen mogelijk een levenslange gevangenisstraf te verkorten als de
Engelse minister daar toestemming voor gaf. Tot de inwerkingtreding van de Criminal Justice
Act 2003 werd in geval van een door de rechter opgelegde gevangenisstraf door de
Secretary of State het minimaal door de gedetineerde uit te zitten deel met het oog op
vergelding en bestraffing (de tariff) bepaald. In alle gevallen waarin een ‘whole life tariff’
werd besloten, werd de zaak automatisch na 25 jaar door de minister opnieuw bekeken. Na
de invoering van de Criminal Justice Act 2003 veranderde dit systeem, aangezien de lengte
van de straf voortaan door de rechter werd bepaald en in het geval van een ‘whole life
order’ de mogelijkheid om de zaak na 25 jaar opnieuw te beoordelen kwam te vervallen. Dit
haalde de hoop op vrijlating weg, wat onmenselijk en vernederend werd genoemd. De Grote
Kamer geeft in de Vinter-uitspraak uitgebreid redenen waarom het (in het licht van artikel 3
EVRM) cruciaal is dat er op nationaal niveau zowel een mogelijkheid voor een
herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf als een uitzicht op invrijheidsstelling
bestaat. Een argument hiervoor is dat de verhouding tussen de penologische gronden die
met de levenslange gevangenisstraf gediend worden niet statisch, maar dynamisch is.
Penologische gronden van de levenslange gevangenisstraf zijn bestraffing, afschrikking,
maatschappijbeveiliging en rehabilitatie. Deze gronden kunnen verschuiven (eerst is
bestraffing het belangrijkste, maar dat hoeft niet zo te blijven). Een tussentijds
herbeoordelingsmoment kan kijken of er met levenslange gevangenisstraf nog een legitiem
strafdoel wordt gediend en of er veranderingen bij de veroordeelde hebben plaatsgevonden.
Op deze manier wordt de gedetineerde in staat gesteld om zichzelf te verbeteren; zijn
gedrag bepaalt immers een mogelijk vooruitzicht op vrijlating. Iemand levenslang detineren
zonder hoop op invrijheidsstelling is onverenigbaar met de menselijke waardigheid en het
internationale recht. Er is consensus in Europa dat gedetineerden in staat moeten worden
gesteld zich te rehabiliteren en dat zij een vooruitzicht moeten hebben op invrijheidsstelling
op het moment dat die rehabilitatie is voltooid.
Het EHRM vindt dat zowel a prospect of release en a possibility of review nodig zijn om een
levenslange gevangenisstraf te verenigen met artikel 3 EVRM. Een herbeoordelings-
§mechanisme is nodig om te beoordelen of een gedetineerde vooruitgang heeft geboekt in
zijn rehabilitatie. De Grote Kamer merkt op dat staten een ruime margin of appreciation
hebben bij het bepalen wanneer de herbeoordeling plaatsvindt en welke vorm deze
herbeoordeling heeft. De termijn voor de herbeoordeling mag niet later zijn dan 25 jaar,
vindt het EHRM. Ook moet het duidelijk zijn voor de gedetineerde wat hij moet doen om in
aanmerking te komen voor invrijheidsstelling, en wanneer de herbeoordeling is.
Volgens de wet heeft de minister van Justitie de mogelijkheid levenslang gestraften vrij te
laten. In de Prison Service Order is bepaald dat de vrijlating van levenslanggestraften slechts
kan worden bevolen indien een gevangene terminaal ziek is of lichamelijk niet langer in staat
is om de gevangenisstraf uit te zitten. Dit kan echter niet worden aangemerkt als ‘release’,
volgens het EHRM. De Grote Kamer constateert dat een dergelijke, beperkte mogelijkheid
van compassionate release niet voldoet aan wat vereist wordt door het EHRM (vooruitzicht
op invrijheidsstelling). In de Prison Service Order wordt ook niet ingegaan op de
mogelijkheid voor de gedetineerde om een herbeoordeling van de penologische gronden te
verzoeken. De Grote Kamer besloot tot schending van artikel 3 EVRM.
In de uitspraak Vinter formuleert het EHRM een recht op hoop op invrijheidsstelling (‘licht
aan het einde van de tunnel’) voor de levenslang gestrafte. Om een reële kans op
invrijheidsstelling mogelijk te maken dient de tenuitvoerlegging van de straf niet alleen in
, dienst te staan van bestraffing, afschrikking en maatschappijbescherming, maar ook van
resocialisatie en rehabilitatie. De Britse regering moest haar beleid aanpassen.
Hutchinson t. Het Verenigd Koninkrijk (2017)
De Grote Kamer oordeelde in deze zaak dat er geen sprake meer was van schending van
artikel 3 EVRM, omdat de onduidelijkheid over de verkortbaarheid van de straf in de tijd van
Vinter was weggenomen door het Britse Court of Appeal in de zaak McLoughlin en Newell
(2014). In deze zaak werd de Secretary of State bevolen zijn bevoegdheid om levenslang
gestraften vrij te laten in overeenstemming te brengen met de eisen van artikel 3 EVRM. De
Britse rechter heeft de Secretary of State verplicht een levenslanggestrafte vrij te laten
wanneer er geen sprake meer is van legitieme penologische gronden die worden gediend
door de voortdurende detentie, zoals vereist in Vinter. In de zaak Murray t. Nederland werd
aandacht besteed aan de vereiste inspanningen op het gebied van rehabilitatie op statelijk
niveau.
Murray t. Nederland (2016)
Murray zat levenslang vast op de Nederlandse Antillen omdat tbs- of psychiatrische
verpleging niet mogelijk waren. Hij diende een klacht in bij het EHRM op basis van artikel 3
EVRM, nu de levenslange gevangenisstraf de jure en de facto onverkortbaar was. Deze zaak
was de eerste waarin de overwegingen uit Vinter werden toegepast op een
levenslanggestrafte met een stoornis. Ook zij moeten hoop hebben op een verkortbare straf,
en mogelijkheden voor rehabilitatie zodat hij kan werken naar en hoop kan hebben op
eventueel invrijheidsstelling. Het EHRM zegt dat dit gerealiseerd kan worden door het
opzetten van een geïndividualiseerd programma dat de gedetineerde aanmoedigt om
zichzelf te ontwikkelen zodat hij een verantwoordelijk en niet-crimineel leven kan leiden.
Staten moeten de mogelijkheden voor rehabilitatie wel te faciliteren. Bij
levenslanggestraften met een psychiatrische stoornis is onderzoek naar de problematiek en
de benodigde behandeling noodzakelijk voor rehabilitatie en het verminderen van het
recidiverisico. De staat moet zorgen dat de gedetineerde de behandeling kan ondergaan,
vooral als dat een voorwaarde voor mogelijke invrijheidsstelling is. Bij Murray was dit niet
mogelijk, dus de straf was de facto niet verkortbaar, en dus in strijd met artikel 3 EVRM.
Het CPT en de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf
Artikel 3 EVRM is een belangrijke toetssteen voor de humane tenuitvoerlegging van de
levenslange gevangenisstraf. In de niet formeel bindende, maar wel moreel gezaghebbende
aanbevelingen van de Raad van Europa wordt het belang dat respect voor de menselijke
waardigheid het fundament van iedere straf moet zijn, benadrukt. Het Europees Comité
voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of
Bestraffing (CPT) besteed ook aandacht aan de levenslange gevangenisstraf, en verwijst ook
naar artikel 3 EVRM. Het CPT geeft aan dat in sommige staten van de Raad van Europa
levenslanggestraften zonder vooruitzicht op een voorwaardelijke vrijlating gedetineerd zijn,
wat de gedetineerde dehumaniseert. Het CPT verbindt drie consequenties aan de
rechtspraak van het EHRM: (1) de wetgeving van de staat moet voorzien in een termijn
waarna de herbeoordeling plaats moet vinden; (2) de staten moeten een procedure voor de
herbeoordeling vaststellen; en (3) de detentie moet zo worden vormgegeven dat
levenslanggestraften in staat worden gesteld om vooruitgang te boeken in hun rehabilitatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dominiquekl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.