Samenvatting voor de toelatingstoets natuur en techniek van de pabo.
Deze samenvatting is gemaakt tijdens een training voor het vak natuur en techniek.
Met deze samenvatting heb ik de toets in 1 keer gehaald!
Heel overzichtelijk en duidelijk doormiddel van de opbouw en het kleurgebruik.
1.1 Indeling van het plantenrijk
Belangrijk kenmerk van planten = bladgroen
Bladgroen speelt een belangrijke rol bij de fotosynthese.
Plantenrijk indeling gebaseerd op: verwantschap
Planten met vaatbundels in de categorie -> vaatplanten
Hoofdgroep -> wieren (algen)
o Geen echte wortels, stengels en bladeren
o Eigen voedsel maken door fotosynthese
o Komen meestal in water voor -> leven van zuurstof in de atmosfeer, maar ook wel op het
land
o Eencellige wieren -> algen ( bijv. groene aanslag op de ruiten van een aquarium)
o Meercellige wieren -> lange draden of bladachtig
o Op natte plekken
Korstmossen
o Groene plakkaten of korsten
o Samenlevingsvorm tussen een alg en een schimmel
o Symbiose = beide organismen hebben een voordeel van deze samenlevingsvorm
o Een alg levert voedingsstoffen en een schimmel houdt vocht en mineralen vast
Mossen (sporenplant)
o Vochtige leefomgeving -> bosgrond, tegels, muren
o Geen wortels en vaatbundels
o Haartjes waarmee ze aan de bodem vast zitten
o Water opnemen via dunne blaadjes
o Mossen houden dat water vast door in groepen bij elkaar te wonen -> kussentjes
o Voortplanting door sporen
Paardenstaarten (sporenplant, vaatplant)
o Beter aangepast aan een landleven
o Wortels en bladeren en stengels hebben een wasachtige laag die uitdroging tegengaat
o Stengels en bladeren bevatten vaatbundels -> water en voedingsstoffen door de plant
o En houtachtig materiaal dat zorgt voor stevigheid
o Groeien vaak in de hoogte, goed voor zonlicht
Varens (sporenplant, vaatplant)
o Grote veernervige bladeren
, o Voortplanting door sporen
Zaadplanten
o Wortelstelsel en vaatbundels
o Het beste aangepast aan een droog landleven -> wasachtige laag
o Kunnen het grootste worden
o Planten zich voort door zaden
o 2 groepen zaadplanten: coniferen en bloemplanten
Coniferen (naaktzadigen) kegeldrager
o Geen bloemen en vruchten
o Zaden ontwikkelen zich op houtige schubben van kegels
o Bijv.: naaldbomen, coniferenstruiken
o De zaden liggen open en bloot
Bloemplanten (bedektzadigen)
o 80% van alle plantensoorten op aarde
o Bijv.: loofbomen, kastanjebomen, struiken, kruidenplanten
o Bloemen spelen een rol bij de voortplanting
o Na de bestuiving vindt de bevruchting plaats in het vruchtbeginsel van de bloem. Het
vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht met daarin het rijpe zaad. Daarom noemt men
bloemplanten ook wel bedektzadigen.
Eénzaadlobbige planten
o Bedektzadige planten kunnen 1zadig of 2zaadlobbig zijn
o Bij 1zaadlobbige plantensoorten zie je de vrucht bijna
niet
o De vruchten van 1zaadlobbige planten zijn zaden
o Voorbeelden: gras, tarwe, gerst, mais
o Het zaad bestaat uit voedsel -> zaadlob
o De rest van het zaad bestaat uit -> kiem
o Als de kiem gaat groeien, gebruikt het energie uit het
voedsel
Tweezaadlobbige planten
o De vrucht is duidelijk te zien
o Als een bruine boon kiemt, zie je dat hij uit 2 helften bestaat ->
zaadlobben
o De kiem groeit door energie uit deze zaadlobben te halen totdat hij
groen is
1.2 De bouw van zaadplanten
Belangrijke kiemings-en groeifactoren voor planten:
o Licht
o Koolstofdioxide
o Zuurstof
o Voedingszouten
o Warmte
o Water
,De bouw en functie van bladeren
Fotosynthese
o Vindt plaats in de groene delen van de plant, vooral de bladeren
o Water en koolstofdioxide worden met behulp van zonlicht omgezet in glucose en zuurstof
1: bladeren nemen via de huidmondjes koolstofdioxide op uit de lucht
2: De wortelharen nemen water en mineralen op en dat wordt via de wortels en stengels
naar de bladeren vervoerd
3: In de bladeren wordt van koolstofdioxide en water glucose gemaakt
4: Glucose wordt in de cellen van de bladeren direct omgezet in zetmeel
o Water opnemen via huidmondjes: hierdoor kunnen koolstofdioxide en zuurstof het blad in
en uitgaan.
o Sluitcellen: regelen het open en dichtgaan van de huidmondjes
Assimilatie
Bij fotosynthese vindt er assimilatie plaats.
Assimilatie betekent dat er uit kleinere stoffen grotere stoffen worden opgebouwd.
Uit de glucose die bij de fotosynthese ontstaat, worden andere stoffen gemaakt. Dat
heet voortgezette assimilatie.
Van glucose worden bij voortgezette assimilatie bijvoorbeeld meer ingewikkelde koolhydraten
(suikers) gemaakt, zoals zetmeel.
Ook kunnen er vetten uit glucose gemaakt worden. Een plant gebruikt koolhydraten en vetten om te
groeien en om te leven
Dissimilatie
o De suikers dienen als brandstof
o De verbranding van suikers is het omgekeerde van het fotosyntheseproces
o Dit proces heet de afbraak -> dissimilatie
Plastiden:
In het cytoplasma van plantencellen komen plastiden voor. Voorbeelden van plastiden zijn:
o Chloroplasten bladgroenkorrels. Deze korrels geven de plant een groene kleur.
o Chromoplasten gekleurde korrels, bijvoorbeeld rood of oranje; chromoplasten zijn
veranderde chloroplasten. Een tomaat bijvoorbeeld is eerst groen en kleurt steeds roder.
o Leukoplasten zetmeelkorrels. Hier slaan planten hun reserevevoedsel op.
Celmembraan:
De buitenste laag van cytoplasma is een dun vlies: het celmembraan
Vacuole:
Een vacuole is een blaasje gevuld met vocht. Een vacuole is omgeven door een vacuolemembraan.
Jonge plantencellen bevatten meerdere vacuolen. Oudere plantencellen hebben één grote centrale
vacuole die stevigheid geeft. De cellen zijn als het ware opgepompt met water.
Cytoplasma:
, Het cytoplasma bestaat uit een stroperige substantie waarin organellen drijven. Het cytoplasma
bestaat voor 60 tot 95% uit water. Bij plantencellen ligt het cytoplasma in een dunne laag tegen de
celwand aan. Dat heet wandstandig cytoplasma.
Celwand:
Het cytoplasma van een plantaardige cel vormt een stevig laagje om de cel heen: de celwand. De
celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel. Celwanden zorgen voor stevigheid. De celwand
bij planten bestaat uit cellulose. De celwanden van naburige cellen sluiten vaak niet precies aaneen.
Tussen de celwanden komen dan kleine holten voor: de intercellulaire ruimten. Deze holten zijn
gevuld met lucht of water.
Celkern:
De celkern bestaat uit kernplasma. De celkern regelt allerlei processen in de cel. In de kern liggen de
chromosomen.
Kernmembraan:
De buitenste laag van het kernplasma is het kernmembraan.
Inwendige bouw van een blad -> zie boek blz. 40
De bouw en functie van wortels
Functie
o Verankeren de plant stevig in de grond
o Water en voedingszouten opnemen vanuit de bodem
o Opslaan van reservevoedsel
Bouw
o Hoofdwortel: dikke wortel in het midden
o Zijwortel: vertakkingen van de hoofdwortel
o Wortelharen: kleine uitsteeksels aan de punten van dunne wortels om water en opgeloste
stoffen op te nemen
De bouw en functie van stengels
Functie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentanna. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.