Drie soorten groepen: hoofd, hart, handen
Groepen kunnen sterk van elkaar verschillen. Dit is afhankelijk van:
- Groepsgrootte
- Groepssamenstelling
- Doelstelling
- Aantal bijeenkomsten
- Stijl van de begeleider
HHH-formule: richt zich op de doelen van de groep. Een handige manier om inzicht
te krijgen in de verschillen van de groepen (zie hierboven).
HHH staat voor ‘hoofd’, ‘hart’ en ‘handen’.
Hoofd staat voor kennis
Hart staat voor gevoel
Handen voor gedrag of daadkracht.
1.Groepen waarin het hoofd centraal staat, zijn cognitief georiënteerd.
In zulke groepen gaat het om het verwerven van inzicht en staat
informatieoverdracht centraal. Voorbeelden van cognitief georiënteerde groepen
zijn: cursusgroepen, lesgroepen, themagroepen en informatiebijeenkomsten.
De spreker staat vaan centraal. Deze wil bepaalde kennis en informatie overdragen.
Bij dit soort groepen ligt het hoofdaccent op cognitieversterking, kennisvermeerdering
en inzichtverwerving.
De informatie van de bijeenkomst kan allerlei voorwerpen betreffen. Meestal gaat het
om een beperkt aantal bijeenkomsten, soms is de bijeenkomst eenmalig. De
communicatie ligt vooral op inhoud.
2.Groepen waarin het hart centraal staat, zijn gericht op de ervaringen en belevingen
van de groepsleden.
Het gaat in zulke groepen om verwerking van gevoelens en om behandeling
van gevoelsmatig geladen onderwerpen. Ook wel procesgroepen genoemd.
Omdat het eigen proces van de groep en het proces van de groepsleden centraal
staan.
Bij belevingsgeoriënteerde groepen ligt de communicatie vooral op interactie en
bestaansniveau. Deze groepen winnen waarde en diepgang naarmate er meer
ruimte is voor het groepsproces en het individuele proces.
De groepen bestaan meestal uit niet al te groot (minder dan 10 groepsleden) en
komen vaker bij een (bijvoorbeeld 10 keer)
3.Groepen waarin de handen centraal staan, zijn gericht op vaardigheden en
competenties
Het gaat in zulke groepen om het aanleren en oefenen van nieuw gedrag. Dit
kan door cursussen of vaardigheidstrainingen. Leerprocessen staan centraal. De
achterliggende gedachten is dat het leren van een ander gedrag en nieuwe
vaardigheden een positieve bijdrage zal leveren aan het zelfbeeld en de gevoelens
van zelfwaardering. Nieuwe gedrag kan bijvoorbeeld: een toename van sociale
vaardigheden zijn. Zulke groepen volgen vaak een strak programma dat volgens een
,structuur is opgezet. De meeste trainingen vallen onder interactieniveau en het
bestaansniveau.
Methodieken
Er zijn veel verschillende methodieken. Voorbeeld hiervan zijn: kringgesprek,
groepsdiscussie en informatieoverdracht. De keuze voor de ene of andere methodiek
hangt voor een belangrijk deel af van de groepsdoelstelling. Of deze meer gericht is
op informatie verwerking, of meer gericht op verwerking van gevoelens of meer
gericht op het aanleren van vaardigheden.
Maar ook speelt een rol in hoeverre de groepsbegeleider zelf zich met de ene of
andere methodiek vertrouwd voelt.
Belangrijke vuistregel: de groepsleider moet nooit de eigen veiligheidsgrenzen
verwaarlozen, want als de groepsleider zich onveilig voelt heeft dit negatief effect op
de groep.
Methodieken die zich richten op inhoudsniveau zijn veiliger dan methodieken die
gericht zijn op groepsproces.
Algemeen geldt dat in de ‘hoofd’ groep en ‘handen’ groep de begeleider veel meer
centraal staat dan in de ‘hart’ groep. In de hart groep is de kwaliteit tussen de
groepsleden van belang.
,Hoofdstuk 5.
Groepsvorming en groepsontwikkeling
Drie modellen van groepsontwikkeling
1. Het lineaire model
In het lineaire model wordt groepsontwikkeling opgevat als een ordelijke
voorgang van de groep door meerdere voorspelbare fasen die elkaar in de tijd
opvolgen. Belangrijk in dit model is dat na afloop van tijd een bepaald eindpunt
bereikt wordt. De hoofdaandacht bij het lineaire model gaat meestal uit naar de
verhouding tussen taakaspecten en sociaal-emotionele aspecten.
4 fasen van Tuckman:
- Forming: fase van oriëntatie op de taak en afhankelijkheid.
- Storming; fase van conflicten binnen de groep
- Norming; fase van ontwikkeling van groepsnormen
- Performing; de fase van transformatie van losse individuen tot teamspelers
met grote betrokkenheid op elkaar
Later voegde hij ook nog adjourning (fase van elkaar loslaten en ontbindingen van
een groep) toe. In het Nederlands is het vorm, storm, norm, prestatie en afscheid.
2. Het spiraalmodel
In het spiraalmodel wordt groepsontwikkeling opgevat als een spiraalbeweging de
diepte in. Naarmate er meer diepgang bereikt wordt, ontstaat er meer vaart en
zuigkracht. Het groepsproces volgt deze spiraalsgewijze themaverdieping. Vaak
wordt er onderscheid gemaakt tussen bewuste en onbewuste lagen van groepen.
De aandacht wordt gevestigd op wat zich onder ‘de oppervlakte’ afspeelt.
Een aantal kernthema’s: afhankelijkheid, autonomie, agressie en seksualiteit.
Deze theorieën laten zich sterk inspireren door de psychoanalyse.
3. Het polariteitenmodel.
Theorieën situeren het groepsgebeuren in een spanningsveld van wisselende
polariteiten, zoals individualiteit versus socialiteit. In de groepsdynamica is deze
manier van denken nog weinig uitgewerkt.
Gemeenschappelijk in deze theorieën is dat ze ontwikkeling definiëren als het
zich losmaken uit gepolariseerde posities. Daarbij wordt de groep beschreven als
een spanningsveld van tegenstellingen die niet alleen in de groep als geheel
maar ook in elk groepslid werkzaam zijn.
Thema gecentreerde interactie richt zich sterk op de polariteit tussen
interdependentie en autonomie. Ofwel tussen wij-gerichtheid en gerichtheid op
zichzelf.
Theorieën vanuit het polariteitenmodel gaan uit van wat zich tussen personen
afspeelt. Dit betekent dat het tijdsperspectief op het heden gericht is.
Het ontstaan van groepen
Voorfase: bestaansreden van het ontstaan van een groep.
, Groepen vanuit de collectiviteit (Sartre)
- Plaats de groep tegenover de collectiviteit van de massa. In de collectiviteit
maakt ieder deel uit van een reeks. De bestaanswijze is zo’n reeks. Sartre
sprak van de seriële bestaanswijze waarbij niemand kwalitatief telt en slechts
kwantitatief kan worden geteld.
Sartre verduidelijkt hoe vanuit de collectiviteit een groep naar voren kan komen:
1. Het belang dat de individuen gemeenschappelijk hebben, wordt erkend als
een gedeeld gemeenschappelijk belang.
2. Men gaat over tot directe communicatie en interactie
3. Men beseft dat het om tegengestelde belangen gaat tussen deze groep en
anderen daarbuiten.
Gedeeld belang
Vanuit de anonieme collectiviteit tot een groep: dit is wanneer individuen zo bewust
geworden zijn van hun onderlinge betrokkenheid. Dit wijzigt de onderlinge
betrekkingen radicaal.
Geboorte van een groep
Groepen kunnen terugvallen in de collectiviteit. Om als groep te blijven voortbestaan,
dient de groep voortdurend verder te ontwikkelen
- Enerzijds door aandacht voor relaties tussen de groepsleden
- Anderzijds door het steeds nauwkeuriger formuleren van beperkte en
haalbare taken in het perspectief van de verder liggende doelen
Voortbestaan van een groep
Elke groep moet eigen structuur vinden om te blijven voortbestaan. Deze structuur
kan zo sterk worden dat ze ontaardt in bureaucratie. De regels worden dan doel op
zichzelf.
Relaties tussen de leden
Een groep kunnen we herkennen aan de bijzondere aard van de relaties tussen haar
leden:
- Rechtstreekse communicatie
- Besef van een gemeenschappelijk belang en een gemeenschappelijk einddoel
- Gezamenlijk vinden en steeds vernieuwen van hoe men zich organiseert om
deze onderneming te laten slagen.
Groepen als subgroepen van een groter geheel (pagès).
Om het ontstaan van groepen te verklaren start ook Pages bij het grotere omringde
geheel. Voor Pagès is elke groep een subgroep van een grotere omringde groep.
Wederzijds op elkaar betrokken zijn
Met wederzijdse betrokkenheid wordt bedoeld dat een gebeurtenis die invloed heeft
op een groepslid tegelijk ook op alle groepsleden weerslag heeft. Centraal in de
definitie van Lewin is dat de groep een dynamisch geheel is, waarvan we
afzonderlijke delen wederzijds op elkaar betrokken zijn.
Andersom geredeneerd: van groot naar klein
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tarageu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.