Globalisering: de trend waarbij bedrijven inde meeste landen en streken ter wereld producten en
diensten kopen, ontwikkelen, produceren en verkopen.
Internationale expansie biedt nieuwe en mogelijk winstgevendere markten, helpt het
concurrentievermogen van bedrijven te vergroten en maakt de toegang tot nieuwe productideeën,
productie-innovaties en de nieuwste technologie gemakkelijker.
Internationalisering: zaken doen met veel landen ter wereld, maar vaak beperkt tot een bepaalde
streek.
Als een sector sterk geglobaliseerd is, bestaat er veel onderlinge verwevenheid tussen markten,
klanten en leveranciers en wordt de sector gedomineerd door een aantal grote, machtige spelers,
terwijl het andere uiteinde een multinationale marktomgeving vertegenwoordigt waar markten
onafhankelijk van elkaar bestaan.
De mate van gereedheid hangt af van de vraag of bedrijven in staat zijn op de internationale markt
strategieën uit te voeren.
MKB-bedrijven: deze komen in de EU en de rest van de wereld voor. In de EU worden bedrijven met
minder dan 50 werknemers als klein beschouwd, bedrijven met minder dan 250 werknemers als
middelgroot.
Het wereldbeeld van de zakelijke activiteiten van bedrijven kan omschreven worden als het EPRG-
raamwerk:
1. Etnocentrisch: het vaderland is superieur en de behoeften van het vaderland zijn het meest
relevant. In wezen verteld de hoofdvestiging haar dochterondernemingen in het buitenland
hoe ze zaken moeten doen.
2. Polycentrisch (multinationaal): elk land is uniek en moet daarom op een andere manier
benaderd worden.
3. Regiocentrisch: bedrijven proberen hun marketingprogramma’s binnen een streek te
integreren en te coördineren en niet over de grenzen heen te gaan.
4. Geocentrisch: de wereld wordt alsmaar kleiner. Bedrijven bieden internationale
productconcepten die aan lokale omstandigheden of wensen zijn aangepast
Internationale marketing: de doelstelling van bedrijven hun marketingactiviteiten over nationale
grenzen heen te coördineren om internationale klantbehoeften te vinden en deze beter te
bevredigen dan de concurrentie. Dit houdt in dat deze bedrijven in staat zijn om:
Een internationale marketingstrategie te ontwikkelen
De kennis van de hoofdvestiging te benutten door deze wereldwijd te verspreiden en aan te
passen
Kennis en beste praktijken uit hun markten over te dragen en te gebruiken op andere
internationale markten
Internationale marketingstrategie denk internationaal maar handel lokaal
Glocalization, een samensmelting van globalization en localization: het ontwikkelen en verkopen van
producten of diensten die bedoeld zijn voor de internationale markt maar aangepast zijn aan de
plaatselijke cultuur en het plaatselijk gedrag.
,Internationale integratie: de overeenkomsten tussen internationale markten erkennen en deze in de
totale internationale strategie integreren
Marktresponsiviteit: reageren op de behoeften en wensen van elke markt
Krachten die een rol spelen bij internationale coördinatie/integratie:
Verwijdering van de handelsbarrières. Deregulering heeft plaatsgevonden op alle niveaus.
Global accounts/klanten. Leveranciers leveren internationale diensten om in hun
internationale behoeften te voorzien.
Management van relaties/netwerkorganisaties. Helpen marktonzekerheden te verminderen
betere communicatie en coördinatie.
Een wereldwijd gestandaardiseerde technologie
Wereldwijde markten
Het internationale dorp
Wereldwijde communicatie internet
Internationale kostendrijvers: schaalvoordelen en toepassingsvoordelen
Krachten die een rol spelen bij de marktresponsiviteit
Cultuurverschillen. Culturele diversiteit, elke cultuur heeft tegenstrijdige waarden
Regionalisme/protectionisme: het groeperen van landen in regionale clusters op basis van
geografische nabijheid.
De demondialiseringstrend: afstand nemen van de mondialiseringstrends en elke markt zien
als iets speciaals, met zijn eigen economie, cultuur en religie.
Waardeketen: de categorisering van de activiteiten van een bedrijf die klanten waarde bieden en het
bedrijf winst opleveren.
Een bedrijf is winstgevend als de gevoelswaarde van zijn product de kosten van het maken van het
product overstijgt. Het waardeketenmodel van Porter geldt als hulpmiddel bij de interne analyse.
Bedrijven hebben concurrentievoordeel als ze op een efficiëntere manier dan concurrenten
vergelijkbare waarde voor de koper kunnen creëren of activiteiten tegen vergelijkbare kosten maar
op unieke manieren kunnen uitvoeren die meer klantwaarde scheppen dan de concurrenten kunnen
bieden en daardoor een hogere prijs kunnen vragen (differentiatie).
Waardeactiviteiten kunnen worden onderverdeel in twee brede types, primaire activiteiten en
ondersteunende activiteiten.
Primaire activiteiten: activiteiten die betrokken zijn bij het maken van een product, de verkoop ervan
en de overdracht aan de klant, evenals ondersteuning na de verkoop.
1. Ingaande logistiek. De activiteiten die het ontvangen, opslaan en verspreiden van de
benodigde middelen voor producten/diensten betreffen.
2. Operaties. De omzetting van deze verschillende middelen in het eindproduct of de
einddienst.
3. Uitgaande logistiek. Het verzamelen en opslaan van het product en de verspreiding naar
klanten.
4. Marketing en verkoop. Middelen waarmee consumenten op de hoogte worden gebracht van
het bestaan van het product/de dienst en die kunnen kopen.
5. Service. Alle activiteiten die de waarde van een product/dienst verhogen of in stand houden.
,Ondersteunende activiteiten: ondersteunen de primaire activiteiten en elkaar door aangekochte
middelen, technologie, menselijk kapitaal en verschillende bedrijfsbrede functies te bieden.
1. Verwerving. Verschillende middelen die nodig zijn voor de primaire activiteiten.
2. Technologieontwikkeling. Technologieën hebben direct te maken met het product, met
processen of met bepaalde middelen.
3. Management van menselijk kapitaal. Activiteiten omtrent het aantrekken, scholen,
ontwikkelen en belonen van mensen binnen de organisatie.
4. Infrastructuur. Structuren en routines van de organisatie.
Er bestaan twee soorten koppelingen die geanalyseerd moeten worden om het concurrentievoordeel
van een organisatie te begrijpen:
1. Interne koppelingen tussen activiteiten binnen dezelfde waardeketen, maar misschien op
verschillende planningniveaus binnen het bedrijf. De koppeling tussen een primaire en een
ondersteunende activiteit kan de basis voor concurrentievoordeel vormen.
Het strategische niveau is verantwoordelijk voor de formulering van de missieverklaring van
een bedrijf, om die
doelen te behalen en de
geschikte
bedrijfsstrategie wordt
bepaald. Het
bestuurlijke niveau heeft
de taak bedrijfsdoelen
te vertalen naar
functionele doelen en
middelen moeten
effectief worden
ingezet. Het
operationele niveau is
verantwoordelijk voor
de effectieve uitvoering
van de taken die ten
grondslag liggen aan het
behalen van de functionele doelen.
2. Externe koppelingen tussen verschillende waardeketens die het eigendom zijn van
verschillende spelers in het totale waardesysteem. Om concurrentievoordeel te krijgen en te
behouden moet een bedrijf niet alleen zijn waardeketen begrijpen, maar ook hoe het in het
totale waardesysteem past.
Internationale configuratie en coördinatie van activiteiten
Alle internationaal georiënteerde bedrijven moeten overwegen de waardeketenfuncties uiteindelijk
te internationaliseren. Er is direct onderscheid te zien tussen downstream- en upstreamactiviteiten.
Downstreamactiviteiten – de activiteiten die betrekkingen hebben op de koper – vinden meestal
plaats waar die koper zich bevindt. Daarentegen zijn upstreamactiviteiten en ondersteunende
activiteiten minder afhankelijk van waar de koper zich bevindt. Downstreamactiviteiten kunnen
concurrentievoordeel creëren dat grotendeels landspecifiek is. Daarnaast is de concurrentie
multinationaal. Concurrentievoordeel in upstreamactiviteiten en ondersteunende activiteiten is vaak
, gestoeld op het totaal aan landen waarin een bedrijf met anderen concurreert dan uit zijn positie in
één bepaald land. Internationale concurrentie komt vaker voor.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsevbussel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.