Deze samenvatting bevat de essentie van de volgende arresten*:
• HvJEG Ingmar/Eaton
• HvJEG ICF/Balkenende
• HR Olbrych/NUON
• HR Ski-ongeval in Oostenrijk
• HR Dahabshiil
• HvJ Überseering
• HvJ Inspire art
• HvJ Cartesio
• HvJ Vale
• HR Klooster in een landschap
• HR R.H. v...
Jurisprudentie Internationaal Privaatrecht
Deze samenvatting bevat de volgende arresten*:
HvJEG Ingmar/Eaton
HvJEG ICF/Balkenende
HR Olbrych/NUON
HR Ski-ongeval in Oostenrijk
HR Dahabshiil
HvJ Überseering
HvJ Inspire art
HvJ Cartesio
HvJ Vale
HR Klooster in een landschap
HR R.H. van der Boon/R.G. Lease BV
HR Brandsma/Hansa Chemie
HR Daytona
HvJ EG Sundelind Lopez
HvJ EG Hadadi
HR Marokkaanse verstotingsrecht
HR Erkenning Marokkaanse khoel
HR Verstoting
HvJ EU Mercredi
HvJ EU L/M
HvJ EG Owusu
HR Misbruik van procesrecht
HvJ EG Kalimijnen
HvJ EG Shevill/Presse Alliance
HvJ EG Marinari
HvJ EG Tacconi
HvJ EG Zuid-Chemie
HvJ EU eDate/Martinez
HvJ EU Kolassa/Barclays Bank
HvJ EU Pammer en Hotel Alphenhof
HvJ EG Trasporti Castelletti
HvJ EG Krombach/Bamberski
HR Gazbrombank
HvJ EU Diageo
*Omvat de verplicht voorgeschreven jurisprudentie aan de Universiteit van Utrecht voor het vak Internationaal privaatrecht (2020/2021).
HvJEG Ingmar/Eaton
Art. 3 lid 4 Rome I bepaalt dat een rechtskeuze voor het recht van een niet EG-lidstaat geen dwingende
bepalingen van gemeenschapsrecht terzijde kan stellen als alle overige op het tijdstip van de rechtskeuze
bestaande aanknopingspunten zich in een lidstaat bevinden.
De opname van art. 3 lid 4 Rome I lijkt te zijn ingegeven door het arrest Ingmar/Eaton van het Europese Hof
van Justitie. In deze zaak oordeelde het Hof van Justitie dat een dwingende bepaling van de agentuurrichtlijn
moest worden toegepast op een geschil tussen een agent (gevestigd in het VK) en zijn principaal (gevestigd in
Californië) over een klantenvergoeding (als bedoeld in art. 17 en 18 van die richtlijn), ondanks dat partijen
hadden gekozen voor het recht van de staat Californië. Het Hof van Justitie kwam tot dit oordeel, omdat de
agentuurrichtlijn onder meer strekt tot bescherming van de agent en beperkingen in de uitoefening van het
beroep van handelsagent beoogt te heffen.
Het HvJ merkt in dit arrest dus bepaalde regels uit de agentuurrichtlijn (art. 17 t/m 19) aan als voorrangsregels.
Dus ook beschermende regels die voortvloeien uit het EU-recht kunnen worden aangemerkt als
voorrangsregels.
HvJEG ICF/Balkenende
1
,De exceptieclausule van art. 8 lid 4 Rome I is nader uitgewerkt in dit arrest. Dit arrest ziet op art. 4 lid 3 Rome I
en dus op overeenkomsten in het algemeen, welke bepalingen woordelijk overeenkomt met art. 6 lid 2, slot
EVO:
Art. 4 lid 5, van dit verdrag moet in die zin worden uitgelegd dat wanneer uit het geheel der omstandigheden
duidelijk blijkt dat de overeenkomst nauwer is verbonden met een ander land dan het land dat wordt bepaald
op basis van een van de criteria van art. 4, leden 2 t/m 4, van het verdrag, de rechter die criteria buiten
toepassing dient te laten en het recht dient toe te passen van het land waarmee die overeenkomst het nauwst
is verbonden”.
Oftewel, wanneer uit het geheel van omstandigheden blijkt dat een overeenkomst nauwer verbonden is met
een ander land dan het land dat wordt aangewezen op basis van art. 4 lid 2 t/m 4 Rome I, kan de rechter lid 5
van het genoemde artikel toepassen. De andere leden worden dan terzijde geschoven.
HR Olbrych/NUON
Nuon ontslaat de Amerikaanse werknemer Olbrych. Deze wil aanspraak maken op
ontslagbeschermingsregelingen uit het BBA (een op de Nederlandse arbeidsmarkt toegespitste regeling).
De HR overweegt dat het BBA de werknemer een bescherming tegen ongerechtvaardigd ontslag beoogt te
bieden. Het hof heeft, om te kijken of Olbrych als Amerikaanse werknemer ook onder de regeling valt, gekeken
naar een aantal factoren. Zo is op de arbeidsovereenkomst Nederlands recht van toepassing, de arbeid is in
Nederland verricht en de werkgever is in Nederland gevestigd. Aangezien de kenmerken van de situatie zich
onvoldoende onderscheiden van andere werknemers die in Nederland werkzaam zijn heeft het hof juist
overwogen dat Olbrych aanspraak kan maken op de BBA-regeling.
In dit kader is van belang dat een rechtskeuze voor een individuele arbeidsovereenkomst niet ertoe kan leiden
dat een werknemer de bescherming verliest welke hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het
recht ingevolge art. 6 lid 2 EVO.
HR Ski-ongeval in Oostenrijk
Een tienjarig Nederlands meisje viel uit de skilift en sleepte mensen in haar val mee. Onder andere een
Nederlandse mevrouw. Deze vrouw leed schade en haar verzekeraar spreekt het meisje en haar ouders aan tot
vergoeding van de geleden schade.
De vraag is welk recht van toepassing is.
Volgens de Hoge Raad is het Haags verkeersongevallen verdrag niet van toepassing, omdat een ski piste geen
weg is. Aangezien we het Verdrag hebben uitgesloten kijken we naar Rome II, art. 4. Op grond van dit verdrag is
de lex loci delicti van toepassing, oftewel lex loci damni, dit is in Oostenrijk. Daar raakt mevrouw gewond. Dat
ze in Nederland niet kan werken etc. maakt niet uit voor de bepaling van het toepasselijke recht, dit zijn
namelijk indirecte gevolgen, de directe schade is in Oostenrijk geleden. De uitzondering van art. 4 lid 2 Rome II
is van toepassing omdat zowel mevrouw als het meisje hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het
Nederlandse recht is dan van toepassing. Het maakt niet uit dat de verzekeraar van mevrouw optreedt.
HR Dahabshiil
In deze zaak werd eiser in cassatie – een Somalische vluchteling met de Nederlandse verblijfstatus die
werkzaam is als (zelfstandig) journalist – door het Somalische geldtransferbedrijf Dahabshiil ervan beschuldigd
onrechtmatige uitlatingen op internet te hebben gedaan (o.m. beschuldigingen van banden met en financiering
van terroristische organisaties). Dahabshiil vorderde verwijdering van de betreffende publicaties en een verbod
op het doen van vergelijkbare toekomstige uitlatingen, dit alles op straffe van een dwangsom.
De vraag stond centraal of de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over
rechtsmacht bij zaken betreffende (vermeend) onrechtmatige internetpublicaties overeenkomstig is toe te
passen bij het bepalen van het toepasselijke recht.
In een geval van (gestelde) onrechtmatige internetpublicaties kan ‘land waar de schade zich voordoet’ (art. 4 lid
1 Rome II) worden uitgelegd als het land waar het centrum van de belangen van het slachtoffer (als bedoeld in
de jurisprudentie van het HvJEU inzake de EEX-Vo.) zich bevindt.
2
, HvJ Überseering
De aandelen in de Nederlandse Überseering BV zijn verworven door twee inwoners van Duitsland. Voordat zij
deze aandelen verwierven is de BV een overeenkomst aangegaan met een Duitse aannemer voor de renovatie
van een in Düsseldorf gelegen perceel dat eigendom is van de BV. De werkzaamheden die door de aannemer
zijn uitgevoerd zijn volgens de BV gebrekkig. Überseering BV heeft de aannemer aangemaand om de gebreken
te herstellen en stelt, wanneer dit niet gebeurt, beroep in tegen de aannemer bij de Duitse rechter.
De in Duitsland gevestigde vennootschap wil procederen voor de Duitse rechter, maar wordt niet-ontvankelijk
verklaard omdat zij niet naar Duits, maar naar Nederlands recht is opgericht. Het Duitse Bundesgericht wil
weten of dit in strijd is met de vrijheid van vestiging.
Het HvJ concludeert dat het door een lidstaat ontzeggen van procesbevoegdheid aan een vennootschap, die
rechtsgeldig is opgericht naar het recht van een andere lidstaat, en haar werkelijke zetel heeft in die eerste
lidstaat, in strijd is met het vrije verkeer van vestiging.
HvJ Inspire art
Inspire Art is een vennootschap opgericht naar Engels recht en met haar bedrijfszetel in het Verenigd
Koninkrijk. De enige bestuurder woont in Nederland en is bevoegd om alleen en zelfstandig namens de
vennootschap op te treden. Inspire Art beschikt over een filiaal in Amsterdam en is ingeschreven in het
handelsregister te Amsterdam. De Kamer van Koophandel acht het verplicht dat Inspire Art in het
handelsregister vermeldt dat zij een formeel buitenlandse vennootschap is en gelast bij de kantonrechter dat
deze aanvulling wordt toegevoegd in het handelsregister. Dit brengt andere in de wet voorziene verplichtingen
voor Inspire Art mee. Inspire Art stelt dat deze verplichte aanvulling in strijd is met het Europese recht, met
name de vestigingsvrijheid.
In geschil is dus of de Nederlandse wetgever strenge eisen mag stellen aan de inschrijving van een naar
buitenlands opgerichte vennootschap die activiteiten in Nederland ontplooit.
De vrijheid van vestiging verzet zich tegen de Nederlandse regeling die de vestiging van een filiaal van een
buitenlandse onderneming in Nederland afhankelijk stelt van voorwaarden die ook voor naar Nederlandse
recht opgerichte vennootschappen gelden, zoals de eis van het minimumkapitaal. Hiervoor bestaat geen
rechtvaardigingsgrond.
HvJ Cartesio
Cartesio is een commanditaire vennootschap naar Hongaars recht en heeft haar feitelijke zetel in Hongarije.
Caresio dient bij de Hongaarse handelsrechtbank het verzoek in om haar zetelverplaatsing naar Italië vast te
leggen in het handelsregister. Dit wordt geweigerd; Hongaarse vennootschappen kunnen hun zetel niet
verplaatsen naar het buitenland en tegelijkertijd onderworpen blijven aan Hongaars recht. In hoger beroep
tegen deze uitspraak worden door de Hongaarse rechter prejudiciële vragen gesteld over de verenigbaarheid
met de vrijheid van vestiging van deze ongelijke behandeling tussen vennootschappen afkomstig uit
verschillende lidstaten.
Geeft het vrije verkeer van vestiging het recht aan een vennootschap om haar zetel te verplaatsen, maar dan
wel aan het vennootschapsrecht van de oude vestigingsstaat onderworpen te blijven?
Naar de huidige stand van het gemeenschapsrecht, waarbij het vennootschapsrecht van verschillende lidstaten
sterk verschilt, mogen lidstaten een zetelverplaatsing met behoud van de binnenlandse rechtsvorm
belemmeren.
HvJ Vale
Vale Srl is een naar Italiaans recht opgerichte vennootschap, die haar zetel ook in Italië heeft. Zij wil haar
activiteiten in Italië staken en voortzetten in Hongarije. Het verzoek om doorhaling in het Italiaanse
handelsregister wordt door de bevoegde autoriteit in Italië gehonoreerd. In het handelsregister is ook de
verplaatsing naar Hongarije aangetekend. In Hongarije zijn de statuen van Vale Kft, een vennootschap naar
Hongaars recht, goedgekeurd door het bestuur van Vale. Het kapitaal op Vale Kft wordt, zoals voorgeschreven,
volgestort en er wordt een verzoek gedaan tot inschrijving in het Hongaarse handelsregister.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Karlijn123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.