Voor het vak Inleiding Communicatiewetenschap aan de VU () heb ik het gehele boek samengevat, met daarin de hoorcolleges verwerkt. Ik heb het vak afgerond met een 8,5! Let op: de eerste 5 pagina's zijn in het Nederlands, daarna is alles in het Engels (boek en colleges waren in het Engels, vandaar).
Hoofdstuk 1 – Launching your study of communication theory
Theorie (volgens Burgoon): set van systematisch geïnformeerde ingevingen over de manier
waarop dingen werken.
- Bevatten altijd een element van speculatie/vermoeden.
- Verschil tussen een theorie en een ingeving.
- Theorie is niet 1 gedachte van een geïsoleerd idee maar een constructie van meerdere
ingevingen.
- Men moet geïnformeerd zijn van allen hoeken en aspecten.
- Een geïntegreerd systeem van concepten.
Onlangs dat communicatie niet 1 definitie heeft omdat het een te gecompliceerd fenomeen is
-> onmogelijk om menselijke communicatie in een all-inclusive manier te definiëren.
Communicatie: relationeel proces van het creëren en interpreteren van boodschappen die
een reactie oproepen.
5 kenmerken van communicatie:
• Boodschap: kern van communicatiestudie -> iets doen dat berichten met zich
meebrengt in welke situatie of medium dan ook. Synoniem voor boodschap binnen
het communicatievakgebied: text.
• Ontstaan van boodschap: content en vorm van een text zijn vaak geconstrueerd,
bedacht, gepland, vervaardigd, samengesteld, geselecteerd of geadopteerd door de
zender -> vaak ook cruise-control (preprogrammed responses, onbewust) zoals
manieren of scheldwoorden -> kan veranderen mits men bewust is van de aard en
impact van onze ‘boodschap’.
• Interpretatie van boodschap: woorden interpreteren zichzelf niet, mensen doen dit
(=encoderen: betekenis geven aan een boodschap). Woorden en symbolen zijn
meerduidig: ze staan open voor meerdere interpretaties.
• Relationeel proces: communicatie is een ‘flow’, proces. Proces van verbanden tussen
2 of meer personen; beïnvloed de verbindingen tussen mensen.
• Berichten die een reactie uitlokken: hoeft niet in de vorm van een letterlijke reactie,
kunnen ook gevoelens zijn -> alles wat een reactie uitlokt is een vorm van
communicatie.
,Hoofdstuk 2 – Talk about theory
2 soorten communicatie benaderingen over theorie: objective and interpretive
communication.
1. Behavioral scientist (gedragswetenschapper): een wetenschapper die de
wetenschappelijke methode toepast om terugkerende vormen van menselijk gedrag te
beschrijven, te voorspellen en te verklaren.
Objective approach: de veronderstelling dat er 1 waarheid is en toegankelijk is via
onbevooroordeelde zintuigelijke waarneming: toegewijd aan de oorzaak-gevolg relatie.
Empirial evidence: data verzameld door directe observatie.
Theorie van resonance by Schwarts: succesvolle verleidende boodschappen roepen
ervaringen uit het verleden op -> creëren ‘resonance’ tussen de boodschap en
gedachtes/gevoelens van iemand.
è Renonance leidt tot verleiding.
è Niet de argumenten verleiden, maar de herinneren van persoonlijke ervaringen
triggered door de boodschap
VB: bierreclame over paard; positieve gevoelens ontwikkelen zich tijdens de commercial; men
associeert die gevoelens met het product.
Kortom: boodschappen (texts) die emotionele herinneringen uit ons verleden oproepen,
zullen onvermijdelijk invloed op ons hebben.
- Wetenschap: theorie en onderzoek lopen hand in hand -> theorieën moeten objectief
worden getest naar correctheid.
Determinism: van uitgaande dat gedrag is veroorzaakt door erfelijkheid en omgeving.
2. Rhetorician (redenaar): een wetenschapper die de manieren bestudeert waarop
symbolische vormen kunnen worden gebruikt om zich te identificeren met mensen, of om ze
te verleiden naar een bepaalde inzicht -> ook wel humanist genoemd.
Humanistic scholarship: studie hoe het is om een ander persoon te zijn in een bepaalde
tijd/plaats: van uitgaande dat er een paar belangrijke oer menselijke overeenkomsten zijn.
è Bewust zijn van men zelf niet objectief is.
Interpretive approach (interpreters): het taalkundige werk van het toekennen van
betekenis/waarde aan communicatieve text: veronderstelt dat meervoudige betekenissen of
waarheden mogelijk zijn (waarheid is subjectief en sociaal geconstrueerd) -> gaan uit van
bewuste keuzes van mensen -> objectief bestaat niet: we kunnen nooit volledig de kennis van
de waarheid scheiden -> focus op de bewuste keuzes van mensen -> zou moeten zijn.
VB: vleeseten is slecht.
- Door gebruik van archetype in reclame (VB: geboorte-dood-hergeboorte principe)
worden onbewuste emotionele reacties gestimuleerd die diep in de mens zijn
geworteld.
,Stan Deetz: elke algemene communicatietheorie heeft 2 prioriteiten:
- Effectiviteit (verleiden, succesvol): objectieve wetenschappers zien dit als
belangrijkste.
- Participatie (open voor nieuwe imputs/ideeën etc.): interpretatieve wetenschappers
zien dit als belangrijkste.
Kortom: behavioral scientist werkt aan het vaststellen van algemene wetten van menselijk
gedrag die betrekking hebben op verschillende situaties (one size fits all).
Rhetorical critics streeft ernaar een bepaalde communicatie text in een specifieke context te
interpreteren (one-of-a-kind).
Verschil belangrijk omdat: ideeën over waarheid, humannature, doel van de theorie en de
waarden verschillend zijn -> aard van de theorie begrijpen.
Kortom:
Objective scholars: Interpretive scholars:
- Is it about finding the truth - It is about understanding
- Objective testing hypotheses - Including “own values” of what is
- Empirical evidence right and wrong
- Trying to exclude own values - Research is there to make “the
- It is about what “is” world a better place”
- It about liberating and empowering
people
- It is about what “ought to be”(zou
moeten zijn)
Hoofstuk 3: Weighing the words: objective vs interpretive.
6 eisen voor een goede objectieve theorie:
• Voorspelling van toekomstige gebeurtenissen: voorspellen van wat gaat gebeuren;
alleen mogelijk bij de 5 zintuigen -> ontstaan van onveranderlijke patronen -> gaat
vrijwel altijd goed. Menselijk gedrag is lastig met zekerheid te voorspellen, vaak
algemeen.
• Uitleg van data: objectieve theorie moet orde scheppen uit chaos; specifieke uitleg
van bijvoorbeeld experiment -> moet ook uitleggen wat de reden is dat iets gebeurt.
• Relatief simpel: ‘rule of parsimony (Occam)’: van de 2 aanneembare uitleggen voor
iets, moeten we de simpelste accepteren/testen.
• Hypotheses die getest kunnen worden: ‘falsifiability’: eis om wetenschappelijke
theorie te stateren op een manier dat het kan worden getest en ‘disproved’ als het
niet klopt.
• Praktisch nut: een goede objectieve theorie is bruikbaar/praktisch.
• Kwantitatief onderzoek (metingen,cijfers): vergelijking van verschillen; experimenten
en enquêtes om hypotheses te testen.
Experiment: onderzoekmethode die een oorzaak-gevolg relatie tot stand brengt door
systematisch een factor te manipuleren, in een zeer gecontroleerde situatie, om de
effecten op een andere factor te achterhalen (A-B testen).
, Enquête: onderzoekmethode dat vragenlijsten en gestructureerde interviews gebruikt
om zelf gerapporteerde gegevens te verzamelen die weerspiegelen wat respondenten
denken, voelen of van plan zijn te doen.
6 eisen voor een goede interpretive theorie:
• Verduidelijking van waarden: uitzoeken waarom een tekst op een bepaalde manier is
ontwikkeld.
• New understanding of people: subgroepen begrijpen. ‘Self-referential imperative’:
onderzoeker is bewust dat het onmogelijk is om volledig objectief te zijn, men neemt
zijn eigen normen en waarden mee.
• Aesthetic appeal: het moet de lezer ‘triggeren’, een bepaalde creatieve touch is ook
belangrijk.
• Community of agreement: een goede interpetive theorie moet worden gesteund door
andere wetenschapers; het moet discussie opwekken.
• Hervorming van de samenleving: vaak genereren interpretive theorieën een
verandering. Interpreters zijn hervormers die een impact op de maatschappij hebben.
• Kwalitatief onderzoek: woorden ipv cijfers worden gebruikt om theorieën te
onderbouwen.
Textual analysis: onderzoekmethode die texts beschrijft en interpreteert.
Ethnography: iets van een ander perspectief zien om iets (VB: mensen) beter te
begrijpen -> iets zien door de ogen van een ander.
Sensing: manier ‘to find out’ doormiddel van je 5 zintuigen.
Intuition: manier ‘to find out’ door het grote plaatje te bekijken en verder de zintuigen te
zoeken.
Hoofdstuk 13 – Media multiplexity theory
Media multiplexity scholars zijn overtuigd van 1 feit: hoe sterker de relatie is met een
persoon, hoe meer media we met deze persoon gebruiken.
Media multiplexity theorie: ‘strong ties’, sterke relaties gebruiken meer media om de relatie
te onderhouden dan zwakke relaties.
è Sterke van de relatie beïnvloedt het gebruik van meerdere mediakanalen.
Relatiesterkte: mate van verbinding tussen mensen, bepaald door de hoeveelheid tijd die ze
samen doorbrengen, emotionele intensiteit en intimiteit, en de bereidheid om middelen uit
te wisselen.
Claim 1: inhoud van de communicatie verschilt met relatiesterkte, niet per medium. Hoe
complexer de inhoud hoe rijker het medium: zoals FTF. Simpele inhoud -> simpele media.
Claim 2: de hiërarchie van mediagebruik hangt af van groepsnormen -> groepsnormen
bepalen welke media worden gebruikt bij ‘weak ties’ en welke voor ‘strong ties’.
Claim 3: veranderingen in ‘media environment’ beïnvloedt zwakke relaties meer dan sterke
relaties -> sterke relaties zijn amper te beïnvloeden met het verlies van een medium.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nienkewolfers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.55. You're not tied to anything after your purchase.