Leerdoelen blok A
Online gamer
1. Heeft een historisch besef van de ontwikkeling van de visie op gezondheid
Mensen moeten zelf actief zijn om gezond te blijven
2. Kan actuele definities van gezondheid vertalen naar de rol van de beweegzorgprofessional
Gezondheid is het vermogen om je aan te passen
3. Heeft een historisch besef van de ontwikkeling van de activiteiten van de
beweegzorgprofessional
Vroeger gaf de beweegzorgprofessional vooral massages nu moeten patiënten zelf trainen.
4. Herkent een ontwikkeling van “therapeut-centered” naar “Patient-centered”
Therapeut-centered: Kennis omtrent biologische oorzaken bij artsen (eenzijdige versie)
Patient-centerd: de patient mee laten denken in het behandelingsproces (systeemvisie)
5. Herkent de ontwikkeling van goeroe-based naar evidence based
Evidence-based: behandeling gebaseerd op onderzoeken, ervaring en patiënts mening
6. Heeft een beeld van de huidige visie op gezondheid, en gezondheidszorg
-
7. Ontwikkelt een visie op zijn individuele invulling van de beweegzorgprofessional
-
8. kan uitleggen wat de functionele verschillen zijn tussen de drie soorten spierweefsel (glad,
hart, skeletspierweefsel).
Gladspierweefstel: langzame contractie, onvermoeibaar, wordt geregeld door het autonome
zenuwstelsel
Hartspierweefsel: onvermoeibaar, wordt geregeld door het autonome zenuwstelsel
Skeletspierweefsel: snelle contractie, snel vermoeid, dwarsgestreept.
9. kan de algemene indeling van spieren naar vorm en vezelverloop (spier-architectuur)
beschrijven en kan uitleggen wat daarvan de functionele consequenties zijn wat betreft
fysiologische doorsnede, hefhoogte en het moment dat de spier kan leveren.
Hoe groter de fysiologische doorsnede, hoe meer kracht de spier kan leveren.
10. kan uitleggen wat het (functionele) onderscheid is tussen een agonist, een synergist, een
neutraliserende spier, een stabiliserende spier en een antagonist
agonist: spier die zelfstandig werkt, verantwoordelijk voor de hoofdbeweging
synergist: werkt samen met de agonist, begeleid de hoofbeweging
neutraliserende spier: spier die ongewenste bijwerkingen van agonisten en synergisten
voorkomt
stabiliserende spier: een spier die zonder een beweging te maken samentrekt om een
gewricht te stabiliseren of fixeren
antagonist: spier die de tegengestelde beweging veroorzaakt
11. kan de drie verschillende contractievormen (concentrisch, isometrisch, excentrisch)
uitleggen.
Concentrisch: spier verkort en levert kracht
Isometrisch: spier blijft even lang en levert kracht
Excentrisch: spier verleng en levert kracht
12. kan de bouw en functie van dwarsgestreept spierweefsel beschrijven.
Gefuseerde spiercellen daardoor meerdere celkernen in een spiervezel. Myofibrillen die
bestaan uit myofilamenten die uit actine en myosine bestaan.
13. kan het mechanisme van de spiercontractie en spierontspanning uitleggen.
Fase 1 – excitatie: prikkeling van spiervezelmembraan
Fase 2 – latentietijd: vrijkomen van Ca2+-ionen uit sarcoplasmatisch reticulum → diffusie van
Ca2+-ionen naar myofilamenten → binding van Ca2+-ionen aan moleculen op het actine-
filament → deblokkeren bindingsplaatsen.
, Fase 3 – contractie: myosine kop vormt brug met actine (crosse bridge) en buigt → actine
glijdt een stukje naar binnen → de spier contraheert.
Fase 4 – relaxatie: ATP naar myosine voor loskoppelen, Ca 2+-ionen weer naar
sarcoplasmatisch reticulum → geen bindingsplaats voor myosine → de spier ontspand.
14. kan eigenschappen van langzame en snelle spiervezels beschrijven en de verschillen
daartussen verklaren.
Langzame spiervezels: uithoudingsvermogen, rood (myoglobine, veel capillairen), veel
mitochondriën
Snelle spiervezels: snelheid, kracht, wit / lichtroze, hoge dichtheid myofibrillen
15. kan uitleggen hoe motorische eenheden in een spier functioneren .
een motorische eenheid bestaat uit: een zenuwcel met vertakkingen die eindigen met een
motorische eindplaat op een spiervezel. Zodra er een signaal komt zal de spier samentrekken.
16. kent het verschil tussen waarnemen en interpreteren en is zich daarvan bewust bij het
spreken met een cliënt
waarnemen: dat wat je ziet
interpreteren: hoe jij erover denkt
17. benoemt definitie en nieuw concept van gezondheid met ondersteunende modellen om
beweegzorg in te richten
-
18. schetst eigen visie op gezondheid met invloed op omgang met cliënt(en)
-
19. vergelijkt eigen visie op gezondheid met de definitie van de WHO en het nieuwe concept van
gezondheid
-
20. de bouw en functie van structuren van het hart uitleggen.
Rechter atrium, rechter ventrikel, linker atrium en linker ventrikel. Hartwand: externa
(buitenste laag), media (middelste laag), interna (binnenste laag). De functie van het hart is
het rondpompen van het bloed.
21. het verloop van de bloedsomloop in een gezond lichaam beschrijven.
Rechter atrium → rechter ventrikel → arteria pulmonalis → longen → vena pulmanalis →
linker atrium → linker ventrikel → aorta → organen → vene cavae
22. de regeling van de hartactiviteit beschrijven.
Diastole: ventrikels ontspannen zich → bloed stroomt uit atrium naar binnen.
Atriumcontreactie
Systole: ventrikels trekken samen → bloed word weggepompt. Isovolumetrische
contractiefase: alle kleppen dicht, toename druk in ventrikel. Ejectiefase: semilunaire kleppen
open, uitstroom van bloed
23. de veranderingen in werking van hart en bloedsomloop bij inspanning benoemen.
De slagvolume en Hf nemen toe
24. de factoren die een rol spelen bij het tot stand komen van de bloeddruk beschrijven en
uitleggen welke veranderingen daarin onder verschillende omstandigheden optreden.
Ongezond eten → arteriosclerose → hoge bloeddruk
25. de effecten van een inactieve leefstijl op de hartfunctie en bloedsomloop benoemen.
Arteriosclerose
26. beredeneren met welk doel antropometrische gegevens gemeten moeten worden passend
bij een casus.
Kunnen de gewenste bewegingen gemaakt worden
27. bij een gezond persoon de bloeddruk meten middels de automatische methode in rust en
tijdens inspanning (Omronmeter) volgens de American college of sports medicine (ACSM)
richtlijnen.
-
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irismemelink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.19. You're not tied to anything after your purchase.