Humblot 110 VWEU In Frankrijk bestonden twee verschillende jaarlijkse
motorrijtuigenbelastingen: een differentiële belasting op
motorrijtuigen met een fiscaal vermogen van 16 pk of minder
en een bijzondere belasting met een fiscaal vermogen van meer
dan 16 pk.
r.o. 12: Wanneer er harmonisatie ontbreekt zijn lidstaten vrij
om motorrijtuigen te onderwerpen aan een verkeersbelasting,
die progressief stijgt volgens een objectief criterium als het
fiscaal vermogen, dat op verschillende wijzen vastgesteld kan
worden.
r.o. 13: Een binnenlandse belasting is toegestaan op grond van
110 VWEU voor zover zij geen discriminerende of beschermende
werking heeft.
r.o. 14: Hoewel de regeling geen onderscheid maakt naar
nationaliteit/oorsprong van de producten, heeft zij wel
discriminerende en beschermende trekken. Het fiscaal
vermogen dat de heffing van de bijzondere belasting bepaalt, is
op zo’n niveau gesteld dat ingevoerde motorrijtuigen door die
belasting worden getroffen terwijl voor alle binnenslands
geproduceerde motorrijtuigen de gunstigere regeling van de
differentiële belasting geldt.
r.o. 15: normaliter, als de hoogte van de bijzondere belasting
geen rol speelde, zou de consument gezien de kenmerken
kiezen tussen auto’s die meer pk hebben dan de drempel wat is
vastgelegd in de Franse wet. Door de belasting worden de
voordelen voor de consument te niet gedaan waardoor de
belasting de mededinging beperkt.
Outokumpu 30 jo 110 VWEU r.o. 29: Er is in casu geen sprake van een HGW op grond van
art. 30 VWEU, omdat de heffing deel uitmaakt van een
algemeen stelsel van belastingheffing (r.o. 21) dat ook geldt
voor andere bronnen van energie, zowel ingevoerde als in het
binnenland geproduceerde elektriciteit onder dezelfde regeling
valt (r.o. 22), en de accijns geheven wordt over alle elektriciteit,
ongeacht of deze in het binnenland is geproduceerd dan wel is
ingevoerd. Daarnaast kan een heffing in de vorm van een
binnenlandse belasting slechts als een HGW worden aangemerkt
indien haar toepassingsmodaliteiten zodanig zijn, dat de last op
ingevoerde en niet op nationale producten komt te rusten (r.o.
28).
r.o. 30: Er werd wel gehandeld in strijd met art. 110 VWEU: het
is zo dat als er harmonisatie ontbreekt een lidstaat aan de hand
van objectieve criteria, zoals de aard van de gebruikte
grondstoffen of de toegepaste productieprocedure, voor
bepaalde producten, zelfs als ze gelijksoortig zijn in de zin van
art. 110 alinea 1, een stelsel van gedifferentieerde
belastingheffing in te voeren. Echter, deze differentiaties zijn
alleen in overeenstemming met het gemeenschapsrecht
wanneer zij gericht zijn op de verwezenlijking van oogmerken
die tevens met de vereisten van het Verdrag verenigbaar zijn en
wanneer in de uitvoering ervan iedere directe of indirecte
discriminatie van importen uit andere lidstaten of iedere vorm
van protectionistische discriminatie wordt vermeden.
, r.o. 31: Echter, art. 110 VWEU staat niet eraan in de weg dat
het tarief van een binnenlandse belasting op elektriciteit varieert
naar gelang van de productieprocedure en de gebruikte
grondstoffen wanneer deze differentiatie berust op
overwegingen betreffende het milieu. Milieubescherming is
namelijk een van de wezenlijke doelstellingen van de
Gemeenschap (r.o. 32).
r.o. 34: De non-discriminatieregel van art. 110 VWEU wordt
geschonden wanneer de belasting op het ingevoerde product en
die op het soortgelijke nationale product op verschillende wijze
en volgens verschillende modaliteiten wordt berekend, waardoor
het ingevoerde product zwaarder wordt belast.
In dit verband heeft de Finse regering betoogd dat voor een
dergelijk éénvormig tarief is gekozen omdat de betreffende
kenmerken van de inkomende elektriciteit (zoals de gebruikte
grondstoffen en het doorlopen produktieproces) niet meer
kenbaar zijn wanneer deze het binnenlandse distributienet
bereikt. Het Hof acht dit verweer geen rechtvaardiging voor
discriminerende belastingheffing. Bovendien is gebleken dat de
Finse maatregel niet eens de mogelijkheid voor de importeur
inhoudt om bedoelde kenmerken aan te tonen.
Tenslotte overweegt het Hof dat, alhoewel artikel 110 VWEU
een Lid-Staat niet expliciet verplicht tot afschaffing van een
discriminerende belastingheffing, bedoelde afschaffing wel
noodzakelijk wordt indien dat de enige manier is om de
gewraakte discriminatie op te heffen (arrest Commissie/Italië).
Commissie vs. VK 110 VWEU Partijen hebben beide onderzoek gedaan en informatie verstrekt
aan het Hof. Op basis van deze informatie is het Hof tot de
overtuiging gekomen dat wijnen die wegens hun prijs het meest
met de nationale bierproductie concurreren, aanzienlijk
zwaarder worden belast. De fiscale last wordt hoger naarmate
de wijnen goedkoper worden en dus meer concurreren met de
in het Verenigd Koninkrijk gebrouwen bieren.
Het Hof heeft onderzoek verricht en daaruit is naar voren
gekomen dat welk vergelijkingscriteria er ook wordt gehanteerd,
het belastingstelsel van het Verenigd Koninkrijk heeft tot gevolg
dat door op wijn een lagere belasting te heffen er een extra
fiscale druk komt op de geïmporteerde wijn, waardoor de
nationale bierproductie wordt beschermd. Dit leidt ertoe dat
wijn een ‘luxe stempel’ opgedrukt krijgt en voor de consument
nauwelijks een alternatief kan zijn voor de typisch binnenlands
geproduceerde drank, bier.
Hieruit volgt dat het Verenigd Koninkrijk door een hogere
belasting op wijn te heffen, de op hem rustende verplichting van
art. 110 VWEU niet is nagekomen.
Door hogere belastingen te heffen en een hogere fiscale druk te
leggen op geïmporteerde producten, waardoor de binnenlandse
producten minder concurrentie genieten, geeft mee dat de op
een staat rustende verplichtingen uit artikel 95, tweede alinea
EEG-verdrag niet zijn nagekomen.
, Dassonville 34 VWEU In de visie van het Hof moet onder een maatregel van gelijke
werking uit art. 34 VWEU worden verstaan: een maatregel die
de intracommunautaire handel (dus de handel binnen de
Europese Unie) rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan
belemmeren. Dit betekent dus dat een daadwerkelijke
belemmering niet noodzakelijk is.
Hierbij merkt het Hof op dat de maatregelen in elk geval geen
middel tot willekeurige discriminatie mogen zijn en dat zij ook
niet tot een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten
mag leiden.
In dit geval ging het ook daadwerkelijk om een maatregel van
gelijke werking, nu het certificaat door de buitenlandse
importeurs minder makkelijk te krijgen was. Ook was de Whisky
al in een ander land rechtmatig vervaardigd.
Het Hof geeft in dit arrest aan wat er onder een maatregel van
gelijke werking moet worden verstaan. Het moet namelijk gaan
om een overheidsmaatregel die direct of indirect, daadwerkelijk
of potentieel het intracommunautaire handelsverkeer kan
belemmeren. Het is volgens dit criterium voldoende dat het kan
belemmeren, men hoeft niet te bewijzen dat er daadwerkelijk
van belemmering sprake is.
Het Hof heeft hier de wederzijdse erkenning geïntroduceerd en
een rechtvaardiging voorbeeld geïntroduceerd (r.o. 5 en 6).
Cassis de Dijon 34 VWEU Wanneer nog geen gemeenschappelijke Europese regeling
inzake de handel in alcohol tot stand is gekomen, staat het de
lidstaten vrij om regelingen te treffen ten aanzien van de
productie en handel in alcohol. Belemmeringen van het
tussenstaats handelsverkeer ten gevolge van deze verschillende
nationale regelingen moeten worden aanvaard voor zover
dringende behoeften die noodzakelijk (criteria voor RoR)
maken en die verband houden met de doeltreffendheid van
fiscale controles, de bescherming van de volksgezondheid, de
eerlijkheid van de handelingstransacties en de bescherming van
de consument. De bescherming van de volksgezondheid en de
consument als rechtvaardiging voor de Duitse regeling kan niet
geaccepteerd worden.
Daarnaast: als een product rechtmatig is geproduceerd in een
andere lidstaat, dan moet deze rechtmatigheid ook aangenomen
worden in een ander lidstaat (definitie wederzijdse
erkenning, r.o. 15).
De regeling is derhalve een kwantitatieve beperking in de zin
van art. 34 VWEU. Immers, de regeling is niet gericht op de
verwezenlijking van een doel van algemeen belang, maar is een
middel om likeuren met een laag alcoholpercentage buiten de
grenzen te houden.
Conegate 34 jo 36 VWEU Het Hof oordeelde dat de lidstaten niet de volledige vrijheid
hebben om zo’n product (opblaaspoppen) te verbieden als men
een gelijkaardig product kan produceren en wettelijk
verhandelen binnen het Verenigd Koninkrijk. Een lidstaat kan
zich niet beroepen op de uitsluitingsgrond van openbare
zedelijkheid als hun wet geen verbod op productie of handel van
zulke producten in eigen land bevat. Dit vormt anders een
verborgen handelsbelemmering en arbitraire discriminatie, met
als gevolg dat dit verbod in strijd is met het
evenredigheidsbeginsel (art. 36 VWEU).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Kirannx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.46. You're not tied to anything after your purchase.