Hele uitgebreide en gestructureerde samenvatting, waarin alle colleges en literatuur terug komt.
Literatuur: John J. Macionis, Bram Peper & Joan van der Leun (2019) De Samenleving; kennismaking met de sociologie. Amsterdam: Pearson Benelux, 14de editie
Samenvatting Sociologie
H1 Wat is sociologie?
Sociologie: systematisch onderzoek van de menselijke samenleving. Geeft inzicht in
maatschappelijk leven.
- Hoe samenlevingen verschillen in tijd en plaats.
- Hoe wat wij denken en doen tot stand komt in een sociale omgeving
- Hoe wat denken en doen de maatschappij (her)schept en verandert
Zoeken naar het algemene in het bijzondere, in gedrag van mensen patronen herkennen.
Maar ook het ongewone in het bekende, in het gedrag van afzonderlijke individuen kunnen
algemene sociologische patronen in herkend worden.
Marginaliteit: buitenstaander van een groep (minderheden) met weinig macht -> groter
sociologisch perspectief, meer stilstaan bij andermans privileges. Sociologische
verbeeldingskracht -> beter inzicht in het functioneren van de samenleving en de invloed
daarvan. Persoonlijke problemen -> maatschappelijke vraagstukken. De sociologische
verbeelding helpt om ‘de samenhang te zien tussen mens en samenleving, zijn biografie en
de historie, het individu en de buitenwereld. Individualisme maar ook kuddegedrag. Het
maakt ons bewuster en kritischer.
Mondiaal perspectief: bestuderen van de wereld is z’n geheel, de positie die onze
samenleving in de wereld inneemt alle leden van de samenleving beïnvloedt. Globaal
bewustzijn.
Hoe taken worden uitgevoerd. Wat zijn belangrijke taken? Hoe zijn maatschappijen
georganiseerd? Wat zijn de normen en waarden? Hoe beïnvloedt de samenleving ons
gedrag en andersom?
4 positieve effecten van sociologisch perspectief:
- Te weten komen wat er wel en niet klopt aan het ‘alledaags denken’. Denken over de
waarheid van ideeen
- Beter inzicht in de hindernissen en mogelijkheden in het leven
- Actieve rol spelen in de samenleving waar we deel van uitmaken. Samenleving
veranderen, nieuwe regels maken
- Meer oog en aandacht voor diversiteit en verschillen. Kritisch denken over onze eigen
manier van leven
Maatschappelijke context (factoren die van invloed zijn op ambities, interesses, dromen,
onzekerheden)
- Normen en verwachtingen van jezelf
- Structuren en instituties: Hoe zijn organisaties georganiseerd? Hoe hebben
organisaties invloed?
- Interactie. Wat vinden mensen in je omgeving ervan? Normen en verwachtingen van
hun.
,Maar ook: agency = handelingsbekwaam, vermogen tot (anders) handelen. (in
lage-inkomenslanden is die minder) Bepalen structuren wie we zijn of bepalen we dat zelf?
Kan je invloed hebben op die structuren. Je bent handelingsbekwaam maar je bent ook deel
van een structuur. Massa volgen. Maar je bent ook onderdeel van het produceren van de
structuur.
Collectieve agency: burgers en organisaties werken samen om iets te veranderen in
structuren en instituties.
4 redenen om rijke landen met armere landen te vergelijken:
- Het leven wordt gevormd door het land waarin we leven. De verschillen tussens
samenlevingen
- Contacten tussen samenlevingen zijn toegenomen
- Sociale problemen in de westerse wereld zijn vaak in andere landen nog veel erger
- Globaal denken helpt een beter inzicht in onszelf te krijgen
(Betrokkenheid, Denaturaliseren)
Geschiedenis - Industrialisering -> scheiding tussen werk en prive.
- Groei van de steden -> onpersoonlijker
- Politieke veranderingen: economische ontwikkelingen en stedengroei -> mensen gingen
anders denken. Vrijheid en rechten van individu en menselijke rede wordt belangrijker.
Grondlegger sociologie: Comte. Wil de samenleving begrijpen hoe ze is.
- Theologische fase: samenleving in teken van God (t/m middeleeuwen)
- metafysische fase: samenleving is natuurlijk ipv bovennatuurlijk (Rennaissance)
- Wetenschappelijke fase: wetenschap ook gebruiken om samenleving te bestuderen
-> positivisme: inzicht verwerven op basis van wetenschappelijk onderzoek. Enige
bron van kennis over de werkelijkheid.
Transitie traditionele naar moderne samenleving. Modernisering als gevolg van
industrialisering. 4 kenmerken modernisering:
- verdwijnen van kleine, traditionele gemeenschappen. Minder solidariteit.
- meer persoonlijke keuzemogelijkheden -> individualisering. Hef in eigen handen.
- Grotere sociale diversiteit
- Meer gericht op de toekomst en tijdsbewust
Gevolgen modernisering/moderniteit. Sociologen proberen de maatschappij te verbeteren.
- Tonnies. Gemeinschaft/Gemeenschapszin: mensen vormen een hechte eenheid vormen
ondanks spanningen en conflicten.
Gesellschaft: mensen vormen geen eenheid ondanks de factoren die hen verbinden. Geen
sociale solidariteit.
Kritiek: samenleving verandert: bevolkingsgroei, verstedelijking en onpersoonlijke
interacties.
- Durkheim. Arbeidsverdeling: gespecialiseerde economische activiteit (rollen) -> solidariteit.
Mechanisch solidariteit: gemeenschappelijke activiteiten en opvattingen. Organische
activiteit: door specialisatie worden mensen van elkaar afhankelijk.
Kritiek: moderne samenlevingen zouden zo divers worden dat anomie ontstaat: samenleving
heeft weinig morele richtlijnen -> egocentrisme.
,- Weber. Rationalisme: van traditioneel wereldbeeld (tradities) -> rationele denkwijze
(waarheid, wetenschap). Weber vreesde dehumaniserende effecten van rationele
organisaties.
Kritiek: Wetenschap zou afstand creeeren tot fundamentele levensvragen, alleen maar
regels. Vervreemding van bureaucratie komt voort uit soicale ongelijkheid.
- Marx. Kapitalisme: De working class = proletariaat, geen macht en kunnen alleen hun
arbeid inzetten tegenover de kapitalisten = bourgeoisie, hebben macht over
productiemiddelen. Moderne samenleving = kapitalisme. Opkomst rijkere burgers. Eens met
de andere filosofen maar deze veroorzaakten allemaal kapitalisme. Want ongelijkheid,
uitbuiting zorgt voor revolutie. Sociale conflicten in de kapitalistische samenleving zorgen
voor revolutionaire veranderingen en maatschappelijke gelijkheid (socialisme). Zie ook
hegemonie.
Kritiek: Marx onderschat de invloed van bureaucratie, zoals opstanden.
Hoofdvragen van de sociologie:
1. Sociale cohesie. Hoe is sociale (wan)orde mogelijk? Wat bindt (groepen) mensen
en maakt sociale orde mogelijk? Durkheim. Niemand is echt onafhankelijk en
iedereen heeft anderen nodig. Samenleving = netwerk van sociale relaties en
afhankelijkheden (interdepenties). Die relaties vervullen:
- Sociale bestaansvoorwaarden. Regelen van: productie en distributie van
voedsel, beveiliging, reproductie kinderen, affectie, normen waarden en
identiteit, productie en overdracht van kennis.
- Houden samenlevingen bij elkaar = sociale cohesie.
Hoe en in welke mate verschilt in tijd en plaats
2. Sociale ongelijkheid. Hoe is sociale ongelijkheid mogelijk? Wat onderscheidt
(groepen) mensen en veroorzaakt conflict? Marx. Groepen met meer kapitaal
hebben meer macht en zijn meer onafhankelijk. Ongelijkheid door ongelijk verdeelde
hulpbronnen:
- Economisch kapitaal, bezit productiemiddelen,
- Politiek kapitaal, mogelijkheid om invloed uit te oefenen,
- Sociaal kapitaal, hebben van aanzien en contacten
- Cultureel kapitaal, beschikken over kennis
3. Modernisering/rationalisering. Hoe werkt het proces van rationalisering van
wereld? Hoe veranderen samenlevingen in de loop van de tijd en welk effect heeft
dat op (groepen) mensen? Max Weber. Verandering door mondialisering,
verstedelijking, individualisering, secularisering.
- Voedselproductie: lokaal -> globaal
- Bescherming: zelf -> gespecialiseerde instituten (leger, politie)
- Affectie: familie -> vrienden
- Kennis: wetenschappers hebben gedeeld, algemene kennis -> gespecialiseerde
kennis, specifiek
- Normen van waarden: leven volgens/luisteren naar religie -> wetenschap. Wat is de
waarheid.
, - Sturing: externe controle -> zelfbeheersing, ‘ik bepaal zelf wat ik doe’. Nationaal ->
supranationaal (EU)
● Samenleving bestaat uit sociale relaties die voortkomen uit afhankelijkheden
● Men heeft elkaar nodig: voedsel, kennis, affectie, bescherming
● Vormgeving van sociale relaties verschilt naar tijd en plaats
● Mensen verschillen in mate waarin ze over nodige hulpbronnen/kapitaal beschikken
● Dat draagt bij aan sociale ongelijkheid, verschil in macht en afhankelijkheid
H2 Sociologische theorieën en methoden
Sociologische theorievorming.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dejongeiris. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.