Tariff (importtarief): Belasting op import goederen (door de overheid)
Import: Goederen en diensten in het binnenland gekocht en geproduceerd in het
buitenland
Export: Goederen en diensten geproduceerd en het binnenland en verkocht in het
buitenland
Opportunity cost: Wat het meest productieve alternatief zou opleveren
Comparatief voordeel: In welk goed heb je lagere opp. cost dan de ander?
Absoluut voordeel: Wanneer je meer van een goed kan produceren dan de ander met
hetzelfde aantal resources (arbeid, kapitaal enz)
Specialisatie: Verhoogt totale productie in de economie
Specialisatie, gevolgd door vrijwillige uitwisseling verbetert de situatie van
beide personen.
Comparatief voordeel:
- Verklaart waarom mensen verschillende beroepen uitoefenen
- Verklaart waarom landen verschillende goederen en diensten produceren
- Landen zijn beter af wanneer ze zich specialiseren in goederen waarin ze een
comparatief voordeel hebben. Ze kunnen dan ruilen met landen die een comparatief
voordeel hebben in een ander goed.
Autarkie: Situatie waarin een land niet handelt met andere landen
Terms of trade: Ratio die aangeeft hoeveel exports een land kan ruilen tegen imports uit
een ander land. Dus de ruilvoet.
Waarom is er geen volledige specialisatie ?
- Niet alle goederen zijn international verhandelbaar. Hoge transportkosten, beperkte
houdbaarheid, onverhandelbaarheid van diensten. Bijvoorbeeld: operaties
- De productie van de meeste goederen brengt toenemende opportunity costs met zich
mee. Afnemend marginaal product = > op een gegeven moment loont het niet meer om
nog verder te specialiseren
- Meeste producten zijn gedifferentieerd. Dus zijn goederen niet altijd perfecte substituten.
- Handelsbeleid door de overheden kan volledige specialisatie beletten
Waarom kom comparatief voordeel vandaan ?
- Klimaat en natuurlijke bronnen. Bv olie in rusland
- Relatief ruime beschikbaarheid van bepaalde productiefactoren (bijv arbeid of kapitaal).
- Technologie: technologische voorsprong. Bv procestechnologie in china en
producttechnologie in usa.
- Externe effecten door locatie: wanneer een industrie/markt zich vestigt op een bepaalde
plaats, verkrijgt deze plaats voordelen die ze op andere plaatsen niet hebben. Bijv.
Technologie in eindhoven.
,Politiek kan buitenlandse handel beïnvloeden:
- Importtarieven
- Importquota: maximum aantal voor het importeren van goederen
- Exportsubsidies
- Dumping: een product verkopen voor een prijs lager dan de kostprijs
Autarkie
Vrije handel
Pa = prijs autarkie
Pw = prijs op de wereldmarkt
Dus Pw < Pa
Importtarief
- PS neemt toe
,- CS neemt af
- Per saldo daalt CS + PS, maar wordt deels gecompenseerd met overh. inkomsten
- Rest is dead weight loss
- Vaak resultaat van succesvolle politieke lobbies: producten zijn meestal maar kleine
groep en consumenten zijn meestal een grote groep. Voor- en nadelen zijn dus relatief
groot en klein.
Importtarief in AD-AS model:
Korte termijn: prijspeil en BBP stijgt
Lange termijn: SRAS curve verschuift naar boven, dus weer terug naar oude BBP en p
stijgt verder.
Importquotum:
Verschil met importtarief: geen extra overheidsinkomsten
Andere handelsbeperkingen:
- Strenge eisen stellen aan importgoederen
- Subsidiëren van eigen bedrijven of exporten door eigen bedrijven
- Importverbod voor bepaalde goederen = boycot
Welvaartskosten handelsbeperkingen:
- Dead weight loss
- Hogere kosten wanneer een product dient als input voor andere bedrijven: minder
productie leidt tot minder banen + bij hogere prijzen is de consument slechter af
- Bedrijven kunnen zelf besluiten een land te verlaten. Leidt tot minder banen.
- Door bescherming tegen buitenlandse concurrentie is er minder prikkel tot innovatie.
Leidt tot lagere groei op de lange termijn.
,Protectionisme: Het gebruik van handelsbarrières om binnenlandse bedrijven/producten
te beschermen tegen buitenlandse concurrenten.
Redenen protectionisme:
- Het behouden van banen
- Hoge lonen beschermen/behouden in hoge inkomens industrieën
- Beschermen van opkomende industrieën
- Nationale veiligheid beschermen: een land moet niet afhankelijk zijn van andere landen
wanneer het aankomt op goederen die cruciaal zijn voor de defensie (militaire).
Positieve analyse: factueel: feitelijk
Bijvoorbeeld: aantal mannen en vrouwen in de zaal
Normatieve analyse: Wat nodig is/beste keuze is. Voor een beleid.
Bijvoorbeeld: hogere belasting voor hogere inkomens, meer uitkering aan lagere etc. ʻwat
gaan we doen?ʼ
Europese unie:
- Binnen de EU: gemeenschappelijke interne markt
- Geen invoerrechten bij handel tussen EU-lidstaten
- EU vertegenwoordiging bij de WTO
- Gezamenlijke tarieven voor niet-EU landen
- Vooralsnog veel protectionisme in de landbouwsector
Hoofdstuk 8: GDP: Measuring total production and income
BBP (bruto binnenlands product): Waarde van wat er geproduceerd en dus verdiend
wordt in een jaar in een bepaald gebied.
Stroomgrootheid: Gemeten over een bepaalde periode
Voorraadgrootheid: Gemeten op een bepaalde periode
Drie benaderingen: (dezelfde uitkomsten)
- Finale bestedingen: kijken naar de eindgebruikers
- Toegevoegde waarde: kijken naar de binnenlandse producten
- Totale inkomen: kijken naar de productiefactoren
Waarom dezelfde uitkomsten?
- Bij elke transactie zijn de bestedingen van de koper gelijk aan het inkomen van de
verkoper
- De totale bestedingen moeten dus gelijk zijn aan het totale inkomen
Som van alle uitgaven aan onze producten en diensten = waarde van productie finale
goederen en diensten = het totale inkomen
, Macro-economische kringloop
Y(BBP)= C + G + I – IM + EX
- Totale waarde van de verkoop van alle finale goederen en diensten gemaakt in het
binnenland, in een bepaalde periode.
- De BBP bevat niet de verkoop van grondstoffen en halffabricaten (intermediair verbruik)
om dubbeltellingen te voorkomen.
Componenten:
- Particuliere consumptie (C)
Alle goederen en diensten die door huishoudens worden aangeschaft. (Duurzaam, niet
duurzaam, diensten)
- Particuliere investeringen (I)
1. Bestedingen aan kapitaal. 2. Bestedingen aan goederen voor toekomstig gebruik.
(Vaste activa van bedrijven, woningen, voorraden)
- Overheidsbestedingen (G)
Alle bestedingen van de overheid aan goederen en diensten (niet de
inkomensoverdrachten (WW en pensioen))
- Netto uitvoer (NX = EX – IM)
Totale uitvoer (EX) - totale invoer (IM)
Inkomensidentiteit:
Y =C +I +G +NX
waarbij
- Y= BBP = de totale productie in Nederland
- C +I +G +NX = de totale bestedingen
- BBP = som van de toegevoegde waardes
- BBP = inkomen van de productiefactoren
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annemiekvdb. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.