Overzicht van de verplichte jurisprudentie voor het vak Burgerlijk Procesrecht van de Bachelor Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden in het jaar . Per arrest zijn de belangrijke gebeurtenissen en rechtsregels weergegeven.
EHRM 09-10-1979 (Airey/Ierland): In deze zaak draaide het om de vraag of het ontbreken van
wettelijk geregelde gefinancierde rechtsbijstand voor onvermogenden een inbreuk op art. 6 EVRM
(toegang tot de rechter) inhoudt. Het Hof oordeelde dat art. 6 niet alleen moet voorzien in een
theoretisch recht op toegang tot de rechter, maar ook praktische toegang mogelijk moet maken. Dit
betekent dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om een daadwerkelijke toegang tot de rechter
te garanderen. Dat kan betekenen dat men ook gefinancierde rechtsbijstand aan moet bieden als
mensen dit niet zelf kunnen betalen.
EHRM 25-06-1987 (Capuano/Italië): In dit arrest was er sprake van een klacht van Capuano. Zij vond
dat de redelijke termijn van rechtspleging, gegarandeerd in art. 6 lid 1 EVRM, overschreden was.
Tussen de eerste zitting en het eindvonnis zat een tijd van zes jaar en acht maanden, onder andere
vanwege het overlijden van de advocaat van de klaagster en het 3 jaar wachten op twee
deskundigenrapporten. Daarna was zij in hoger beroep gegaan, waarin na vier jaar nog steeds geen
uitspraak was. Het Hof oordeelde dat de betreffende zaak niet ingewikkeld is en dat de vertraging die
ontstaan was door het overlijden van de raadsman van de klaagster niet voor rekening van de
klaagster hoort te komen. De rechter is verantwoordelijk voor de duur van het proces en moet
ervoor zorgen dat er geen onredelijke vertraging ontstaat. In dit geval was de zaak niet binnen een
redelijke termijn behandeld en dus was art. 6 lid 1 EVRM geschonden.
HR 26-09-2003 (Regiopolitie Gelderland Zuid/Hovax): In deze zaak zou de Regiopolitie een pand van
verhuurder Hovax gaan huren. Na een periode van onderhandelen werden de onderhandelingen
afgebroken. Hovax vorderde betaling en schadevergoeding, omdat volgens hem de
huurovereenkomst al tot stand gekomen was. De vertegenwoordiger van de Regiopolitie die de
overeenkomst sloot bleek later onbevoegd om dit te doen. Hovax nam aan dat hij wel bevoegd was
en vond ook dat de Regiopolitie deze indruk wekte. Het Hof veroordeelde de Regiopolitie tot een
schadevergoeding. De Hoge Raad oordeelde dat de wederpartij die mocht aannemen dat een
toereikende volmacht was verleend daar ook op mag vertrouwen en dat daar in het proces vanuit
gegaan moet worden, tenzij degene in wiens naam gehandeld werd het tegendeel aannemelijk weet
te maken. Daarnaast had de rechter ambtshalve art. 6:101 toegepast zonder dat de Regiopolitie hier
een beroep op gedaan had. De Hoge Raad stelde dat de rechter dit pas mag doen als de aansprakelijk
gestelde partij een voldoende gemotiveerd beroep op de eigen schuld van de tegenpartij gedaan
heeft. De rechter mag de vraag naar eigen schuld wel ambtshalve aan de orde stellen, maar mag niet
zonder dat partijen zich daar in het proces over uitgelaten hebben art. 6:101 ambtshalve toepassen.
HR 25-03-2011 (X/Y): Dit arrest heeft betrekking op de waarheidsplicht van art. 21 Rv. Deze
verplichting geldt voor alle procedures die in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geregeld
zijn, dus ook zoals in deze casus, voor de verzoekschriftprocedure. Als partijen niet aan deze
verplichting voldoen, staat het de rechter vrij daaruit de gevolgtrekking te maken die hij geraden
acht. Of de partijen aan deze plicht voldaan hebben wordt door de feitenrechter beoordeeld op basis
van de gedingstukken en waarderingen van feitelijke aard die in cassatie niet op juistheid onderzocht
kunnen worden. De rechter mag ambtshalve oordelen of de partijen in strijd met art. 21 gehandeld
1
, hebben en daar gevolgen aan verbinden die in overeenstemming zijn met de ernst van de schending
van de waarheidsplicht. De partijen hoeven het niet eerst specifiek over deze gevolgen gehad te
hebben.
HR 26-02-2016 (Ebecek/Stichting Trudo): In dit arrest was er sprake van een conflict tussen een
huurder en een verhuurder. De huurder had het gehuurde huis onderverhuurd. In de algemene
huurvoorwaarden gold hiervoor een boetebeding. De rechter had de huurder veroordeeld tot een
boete, het Hof bekrachtigde dit vonnis. In hoger beroep was de rechtsvraag of de rechter de
ambtshalve verplichting heeft om te toetsen of een boetebeding in huurvoorwaarden een oneerlijk
beding is in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EEG). De Hoge Raad stelde dat het Hof
ambtshalve had moeten controleren of het beding oneerlijk was.
HR 14-07-2017 (A/B): Dit arrest heeft betrekking op art. 24 Rv. De eiser in cassatie klaagde dat het
Hof in strijd met art. 24 een feitelijke aanvulling van grondslag van de vordering van de verweerder
gedaan had. Een aanvulling van de feitelijke grondslag is verboden wanneer de rechter dit afleidt uit
rechtsgronden of feiten en omstandigheden die niet door de partij aan haar vordering of verweer ten
grondslag gelegd zijn. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter gehandeld had in strijd met art. 24.
Het staat de rechter niet vrij om zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die
weliswaar uit de in het geding gebleken feiten en omstandigheden afgeleid zouden kunnen worden,
maar die niet door de betreffende partij aan haar vordering of verweer ten grondslag gelegd zijn. De
wederpartij wordt daardoor namelijk tekortgedaan in haar recht om zich behoorlijk te kunnen
verdedigen.
Week 2 Aanvang dagvaardings- en verzoekschriftprocedure
HR 28-06-1996 (De Nieuwe Woning/Staat): In dit geschil ging het om de richtlijnen van de rechtbank
ten aanzien van de rol. De Nieuwe Woning had twee keer uitstel gekregen voor het indienen van een
memorie van antwoord. Daarna verleende de rolrechter een akte van niet dienen. De Nieuwe
Woning wilde alsnog een memorie van antwoord nemen. Hij werd echter niet-ontvankelijk verklaard
omdat de beslissing van de rolrechter door de rechter gezien werd als een incidenteel vonnis waarin
een eindbeslissing gegeven is. De Hoge Raad stelde dat de rolrichtlijnen kwalificeren als ‘recht’ in de
zin van art. 99 RO. Dit betekent dat ze de rechter kunnen binden als algemene beginselen van
behoorlijke rechtspleging. De rolrichtlijnen kunnen daarnaast toegepast worden als rechtsregels ten
aanzien van de partijen, als zij zich daar naar inhoud en strekking voor lenen.
HR 22-04-2005 (Pots/Van den Hoek): In dit arrest was er sprake van verzuim tot het inschrijven van
de zaak op de rol. In het herstelexploot was namelijk een datum opgenomen waarop het Hof geen
zitting hield. De Hoge Raad moest oordelen over de vraag of de eiser die dit verzuim gepleegd had,
ontvankelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim in deze zaak in principe leidt tot niet-
ontvankelijkheid van de vordering of rechtsmiddel. Dit verzuim kan echter worden hersteld doordat
de zaak met toestemming van de wederpartij alsnog op de rol geplaatst wordt. Die toestemming kan
afgeleid worden uit het feit dat de partijen zonder protest verschijnen en daarna een inhoudelijk
verweer voeren.
HR 15-12-2000 (Grapendaal/Nationale Nederlanden): In deze zaak was er sprake van een wijziging
van de dag van de terechtzitting. De betreffende datum was al op de rol ingeschreven, maar de
inschrijving werd weer ingetrokken en naar de latere datum verplaatst, omdat de eisende partij in
afwachting was van een ‘second opinion’. Het Hof verklaarde de appellant die de wijziging deed niet-
ontvankelijk. De Hoge Raad oordeelde dat een dagvaarding het doel heeft om de wederpartij op te
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Dostoczar99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.