Bijeenkomst 1 zie schrift college 1
Familieboek §2.3 bloed- en aanverwantschap
Belang van bloed en aanverwantschap
1:3 bloed- en aanverwantschap
Juridische en biologische bloedverwantschap: graad van bloedverwantschap
Juridisch: kind, ouders en hun bloedverwanten 1:197. Hierbinnen valt wel adoptie 1:229 lid 1 BW
Bloedverwanten in de opgaande lijn zijn ascendenten
Neerdalende lijn: descendenten
Zijlijn: zijverwanten
Aanverwantschap: graad van aanverwantschap
Ontstaat door huwelijk of geregistreerd partnerschap
1:3 lid 2 zorgt ervoor dat bloedverwantschap in dezelfde graad ontstaat tussen bloedverwanten en
echtgenoten/partners als andersom.
Door ontbinding blijft de aanverwantschap gewoon bestaan lid 3 1:3 BW.
1.0.2 Het begrip partner
Art. 5a AWR:
- Gehuwden
- Geregistreerde partners op grond van art. 2 lid 6 AWR
- Ongehuwden samenwonenden: meerderjarig, ingeschreven op hetzelfde woonadres, notarieel
samenlevingscontract
- Lid 2: degenen die op grond van lid 1 voor een deel van het kalenderjaar als elkaars partner worden
aangemerkt, worden ook als zodanig aangemerkt in andere perioden van dat kalenderjaar, voor
zover ze in die perioden op hetzelfde woonadres stonden ingeschreven.
- Lid 3: een persoon die formeel van tafel en bed is gescheiden, wordt als ongehuwd aangemerkt.
Van belang is of men na de scheiding van tafel en bed al dan niet op hetzelfde woonadres in de BRP
blijft ingeschreven. Is dat wel het geval dan blijft men onder bepaalde voorwaarden elkaars partner.
- Lid 4: gehuwden worden niet langer als elkaars partner aangemerkt indien:
a) Een verzoek tot echtscheiding dan wel tot scheiding van tafel en bed is ingediend in de zin
van art. 1:150 BW respectievelijk art. 1:169 BW; en
b) Ze niet langer staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de BRP of een vergelijkbare
buitenlandse registratie.
- Lid 5: slechts een partner mogelijk. De oudste verbintenis is beslissend.
Art. 1.2 IB:
- Uitbreidingen en beperkingen op art. 5a AWR.
- Ongehuwd samenwonenden, die op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en geen notarieel
samenlevingscontract hebben afgesloten, worden voor de IB toch als partners aangemerkt als
sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:
a) Uit de relatie is een kind geboren;
b) een kind van de ene partner is door de andere partner erkend;
c) zij worden voor de toepassing van een pensioenregeling als partners aangemerkt;
d) ze hebben samen een eigen woning die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter
beschikking staat. Hiermee wordt een eigen woning bedoeld in de zin van art. 3.111 IB;
e) op hetzelfde woonadres staat tevens een minderjarig kind ingeschreven van ten minste een
van beide meerderjarige samenwonenden, tenzij sprake is van (onder)verhuur;
f) de ongehuwd samenwonenden werden reeds in het aan het kalenderjaar voorafgaande
kalenderjaar als elkaars partner aangemerkt. Ongehuwden die in een bepaald
kalenderjaar reeds als elkaars partner zijn aangemerkt omdat ze voldoen aan de daarvoor in
art. 5a AWR dan wel in de art. 1.2 gestelde voorwaarden worden ook in het daaropvolgende
kalenderjaar als elkaars partner voor de IB aangemerkt, ook al voldoen ze in dat
kalenderjaar niet langer aan de daarvoor in art. 5a AWR of art. 1.2 IB gestelde voorwaarden.
, Wel is van belang dat ze beiden ingeschreven blijven staan op eenzelfde woonadres in de
BRP.
- Lid 2: als personen gedurende een deel van kalenderjaar voldoen aan de voorwaarden voor het
fiscale partnerschap zijn ook als partner gedurende de rest van dat kalenderjaar worden
aangemerkt voor zover zij in die periode op hetzelfde woonadres in de BRP staan ingeschreven
komt overeen met art. 5a lid 2 AWR.
- Lid 3: een fiscale partner. Zijn er meerdere? Dan wordt alleen degene die ingevolge de algemene
regel van art. 5a lid 5 AWR als partner kwalificeert voor de IB als partner erkend. Voor zover op
grond van art. 5a AWR geen partner is aan te wijzen, geldt als partner voor de IB degene die op
grond van de in art. 1.2 lid 1 IB eerstgenoemde categorie als partner wordt aangemerkt.
- Lid 6: aanverwantschap, bloedverwanten van de ene partner worden voor de heffing van de IB
beschouwd als aanverwanten van de andere partner. Voorts wordt een partner van een
bloedverwant van de ene partner voor de heffing van de IB aangemerkt als aanverwant van de
andere partner.
2.1.0 De subjectieve belastingplicht
Subjectieve belastingplicht: art. 2.1 IB belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting zijn de natuurlijke
personen die:
- In Nederland wonen (binnenlandse belastingplichtigen) of
- Niet in Nederland wonen maar wel Nederlands inkomen genieten (buitenlandse
belastingplichtigen).
Dus:
- Natuurlijke personen
- Binnenlandse belastingplichtigen: alle natuurlijke personen die in Nederland wonen. In principe
belastingplichtig voor hun hele inkomen, waar dat ook is verworven, dus voor hun
‘wereldinkomen’.
- Buitenlandse belastingplichtigen: natuurlijke personen die niet in Nederland wonen maar
binnenlands inkomen genieten bronbeginsel. Beperkt belastingplichtig en wel uitsluitend ter
zake van inkomen uit bepaalde in de wet genoemde Nederlandse bronnen.
Ontstaan en beëindiging belastingplicht:
Binnenlandse belastingplicht ontstaat door:
- Geboorte in Nederland;
- Gaan wonen in Nederland.
Binnenlandse belastingplicht eindigt door:
- Overlijden;
- Ophouden in Nederland te wonen.
Buitenlandse belastingplicht ontstaat door:
- Ophouden in Nederland te wonen terwijl men een bron van inkomen ex art. 7.1 heeft;
- Verkrijgen van een bron van inkomen ex art. 7.1 terwijl men niet in Nederland woont.
Buitenlandse belastingplicht eindigt door:
- Overlijden;
- Het niet langer een bron van inkomen ex art. 7.1 hebben;
- Gaan wonen in Nederland.
Art. 1:2 BW: nog niet geboren kind. Voor de IB geldt dat de ongeboren vrucht, ook indien art. 1:2 BW van
toepassing is, geen persoon is en dat de belastingplicht dus ontbreekt.
2.4.1 De rangorde van inkomensbestanddelen
De rangorderegeling van art. 2.14 IB geeft aan hoe voordelen (daarmee worden zowel positieve als
negatieve bestanddelen van het inkomen bedoeld) moeten worden gekwalificeerd indien deze op basis
van meer dan één onderdeel van de wet in de heffing kunnen worden betrokken.
,Hoofdregel: als op een inkomensbestanddeel meerdere wettelijke bepalingen naar hun tekst van
toepassing zijn, slechts de als eerste in de wet voorkomende bepaling daadwerkelijk van toepassing is.
- Lid 1: een voordeel kan in beginsel uitsluitend op grond van het als eerste opgenomen
wetsonderdeel in de heffing worden betrokken.
- Lid 2: voorzover vermogensbestanddelen inkomen, al dan niet vrijgesteld, uit werk en woning of uit
aanmerkelijk belang genereren, worden zij niet in aanmerking genomen voor de bepaling van het
belastbare inkomen uit sparen en beleggen.
2.4.4 Toerekening inkomensbestanddelen van de belastingplichtige en zijn echtgenoot/partner
Art. 2.17 IB:
- Lid 1: zoveel mogelijk geïndividualiseerd.
- Lid 2: kern van het toerekeningsregime
- Lid 5: gemeenschappelijke inkomensbestanddelen:
a) Belastbare inkomsten uit eigen woning (art. 3.110 IB);
b) Het inkomen uit aanmerkelijk belang vóór vermindering met persoonsgebonden aftrek (art.
4.13 e.v.);
c) De persoonsgebonden aftrek (Hoofdstuk 6 IB).
d) Rendementsgrondslag voor box 3 vloeit voort uit lid 2.
- Lid 3: regeling voor het geval partners niet tot overeenstemming komen over de verhouding waarin
bepaalde inkomsten worden genoten c.q. waarin bepaalde aftrekposten drukken, of als zij een
dergelijke verhouding om een andere reden niet hebben gekozen. Er wordt een wettelijk
vermoeden van een verdeling in de verhouding 50-50 gehanteerd.
- Lid 4: de partners kunnen de gezamenlijk gekozen onderlinge verhoudingen herzien tot het
moment waarop de aanslag, navorderingsaanslag, conserverende aanslag of conserverende
navorderingsaanslag van de belastingplichtige en zijn partner onherroepelijk vaststaan.
Eigen woning: dit heeft betrekking op het saldo van het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten van de
eigen woning (art. 3.1 IB).
- Art. 2.1 IB is de subjectieve belastingplicht. Subject is een persoon, de belastingplichtige.
Belastingschuldig ben je als je subjectief belastingplichtig bent.
- Art. 1.1 IB belasting wordt geheven van natuurlijk personen. NV, BV en de rechtspersoon dus
niet. Iemand die in Nederland woont, wordt zijn wereldinkomen belast in Nederland. Of het ook
daadwerkelijk wordt belast heeft te maken met verdragen tussen de landen.
- Partner: art. 5a AWR jo. 1.2 IB.
- Art. 2.17 IB: gemeenschappelijke inkomensbestanddelen (lid 5), gezamenlijke grondslag voor
sparen en beleggen, bv. dividendbelasting dit staat in lid 2!!!
Taak 1 Wie betaalt?
I: Subjectieve belastingplicht: bepaal of de volgende subjecten belastingplichtig zijn
voor de inkomstenbelasting. Motiveer uw antwoord:
- Pasgeboren baby Jesper: belastingplichtig. Hij is wel minderjarig en handelingsonbekwaam. Hij is
sowieso belastingplichtige, maar niet meteen belastingschuldige. Art. 2:15 kun je de toerekening
terugrekenen op de ouders.
- Koninklijke Philips NV: is een rechtspersoon, dus valt onder vennootschapsbelasting.
- De inmiddels overleden oma Finie: niet belastingplichtig, want de subjectieve belastingplicht
eindigt bij overlijden. Twee manieren om binnenlandse belastingplicht te eindigen: overlijden, of
emigreren. Aannemende dat ze in Nederland woont, eindigt haar Nederlandse belastingplicht bij
overlijden.
- Herman die in Utrecht woont en in loondienst werkzaam is: hij is een binnenlandse
belastingplichtige, en dus belastingplichtig. Art. 2.1 lid 1 sub a IB. Door de loondienst zal hij
belastingschuldig zijn.
, - Günther die in Keulen woont en een vakantiehuisje in Zeeland bezit: hij is een buitenlandse
belastingplichtige, voor als hij inkomen krijgt uit het vakantiehuisje is hij beperkt belastingplichtig
bronbeginsel. Art. 2.1 lid 1 sub b jo. art. 7.1 IB. Hij woont niet in Nederland dus niet binnenlands
belastingplichtig maar wel buitenlands belastingplichtig omdat hij in Nederland een inkomen heeft
die daar ook belast wordt. Art. 7.7 IB.
- Peter die in Heerlen woont en werkzaam is in Aken: Peter is binnenlandse belastingplichtige,
omdat hij in Nederland woont woonplaatsbeginsel.
- Jeroen die gedurende één jaar drie maanden op Cyprus woont, drie maanden op Aruba, drie
maanden in de VS en drie maanden in Nederland: bij Jeroen moet worden gekeken zijn
woonplaats. Dit staat in art. 4 AWR. Jurisprudentie: doorslaggevend zijn de feitelijke
omstandigheden van persoonlijke aard die het levenscentrum van de belastingplichtige bepalen:
o Duur van het verblijf
o Plaats waar gewerkt wordt
o De plaats waar een woning wordt aangehouden
o De plaats waar het gezin verblijft
Hij zal binnenlandsbelastingplichtige voor drie maanden, en voor negen maanden buitenlands
belastingplichtige. Art. 2.2 IB woonplaatsfictie: hij wordt geacht het hele jaar in Nederland gewoond
te hebben. In de casus is hij niet van toepassing art. 2.2 IB nog eens goed doorlezen.
II: De partnerregeling: bepaal voor de volgende situaties of sprake is van een partner
in de zin van de Wet IB 2001:
- Hans en Willemijn zijn op 1 oktober 2016 in het huwelijk getreden.
Partners op grond van art. 5a AWR. Ze zijn gehuwd, en op grond van lid 2 worden ze de rest van het jaar
ook als partners aangemerkt indien ze het rest van het jaar op hetzelfde woonadres stonden ingeschreven.
Art. 5a lid 1 jo. art. 5a lid 2 AWR.
- Marieke en Jan, beiden 26 jaar oud, wonen sinds 1 februari 2017 samen. Zij zijn een notarieel
samenlevingscontract met elkaar aangegaan
Op grond van art. 5a lid 1 onderdeel b AWR. Ze zijn partners vanaf februari, van tevoren woonden ze nog
niet samen. (Art. 5a lid 2)
- Peter en Anja wonen eveneens sinds 1 februari 2017 samen. Echter, zij zijn geen notarieel
samenlevingscontract met elkaar aangegaan.
Art. 1.2 lid 1 onderdeel d: samen een woning heeft. Een huurwoning geldt niet als een woning, het moet
gaan om een koopwoning.
- Uit de relatie van Peter en Anja, die ongehuwd samenwonen in een huurwoning en geen
notarieel samenlevingscontract hebben, is op 5 november 2015 een kind geboren, Kiki genaamd.
Op grond van art. 5a AWR jo. art. 1.2 lid 1 onderdeel a IB: uit wiens relatie met de belastingplichtige een
kind is geboren. Vanaf 1 januari door art. 1.2 lid 2 IB. Wanneer het kind wordt geboren, kan worden
gekeken naar art. 1.2 lid 2 of het terugloopt vanaf het moment dat ze samenwonen.
- Damian en Narges zijn gehuwd geweest. Op 1 november 2016 zijn zij formeel gescheiden, maar
zij stonden nog tot 1 februari 2017 in de basisregistratie personen op hetzelfde adres
ingeschreven.
1 feb 2017: Ja omdat ze zijn ingeschreven in de basisregistratie personen ex art. 1.2 lid 1 sub f.
Heel 2017: kan volgens art 2.17 lid 7 ‘fictief partner gedurende gehele jaar’ IB
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maximegrzelska. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.64. You're not tied to anything after your purchase.