o Blaauboer/Berlips – HR 3 maart 1905
o Gemeente Bunde/Erckens – HR 17 december 1976
o Citronas BV/Gemeente-Energiebedrijf Rotterdam – HR 28 oktober 1994
o Van Geest/Nederlof – HR 21 december 1990
o Saladin/HBU – HR 19 mei 1967
o Ermes c.s./Haviltex – HR 13 maart 1981
o Oerlemans/Driessen – HR 27 april 2001
o Kelderluik, Coca Cola/Duchateau – HR 5 november 1965
o Jansen/Jansen – HR 12 mei 2000
o Jetblast – HR 28 mei 2004
o Henderson/Gibbs en Nederlandse Antillen; Renteneurose – HR 8 februari 1985
o Portacabin – HR 31 oktober 1997
o Dépex/curatoren Bergel c.s. – HR 15 november 1991
o Boom op erfgrens/Grensoverschrijdende treurwilg – HR 20 mei 2011
o M. Lindebaum en Co. – HR 1915
o Dexia – HR 28 maart 2008
o Kooy-Zeist/Kooy-Enschede, makelaars – HR 2 juni 1978
o Lancome/Kecofa; nep-parfum – HR 16 juni 2006
o Svensson/Retriever; hyperlinken – HvJ EU 13 februari 2014
De gebroeders Berlips hadden bij openbare veiling op 8 augustus 1881 een aantal bouwpercelen
verkocht, waarop vervolgens woningen werden gebouwd. Bij de veilingakte hadden de gebroeders
Berlips zich verplicht om op het terrein gelegen tussen de bouwterreinen, dat aan hen in eigendom
verbleef, een openbare weg aan te leggen. Toen die verplichting na twintig jaar nog niet was
nagekomen, sprak één van de kopers, de heer Blaauboer, de nog levende broer Berlips aan tot
schadevergoeding. Berlips voerde als verweer dat hij en zijn de broer de grond, waarop de weg was
geprojecteerd, in 1887 hadden verkocht en overgedragen aan derden en de verplichting was
daarmee ook overgegaan op de nieuwe eigenaars.
Rechtsvraag
Of een verbintenis aangegaan door de eigenaar van een onroerend goed met betrekking tot dat goed
(in deze context: de verplichting van Berlips om een weg aan te leggen) overgaat op hem, aan wie hij
de eigendom daarvan krachtens verkoop overdraagt, met het gevolg, dat hij die de verbintenis heeft
aangegaan daarvan wordt ontheven.
Overweging
De Rechtbank oordeelde dat de verplichting om de weg aan te leggen was overgegaan op de nieuwe
eigenaars. Het Hof kwam tot dezelfde conclusie.
De Hoge Raad oordeelde echter dat bij verbintenissen die betrekking hebben op een goed –
ingevolge art. 1354 (oud) BW – wel de actieve zijde (het vorderingsrecht) maar niet de passieve zijde
(de schuld) overgaat op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt. De rechtsvraag werd
dus ontkennend beantwoord. Berlips blijft ondanks de overdracht aan de bestratingsbepaling
gebonden.
De Hoge Raad stelt voorop dat een verbintenis uit overeenkomst, ook wanneer zij wordt aangegaan
met betrekking tot een (onroerend) goed, niettemin een ‘persoonlijke verbintenis’ is, ‘waaromtrent
derhalve, tenzij uit enige wetsbepaling het tegendeel volgt, moet gelden, hetgeen voor zodanige
verbintenissen is bepaald’. Persoonlijke verbintenissen kunnen het eigendomsrecht niet beperken,
zodat zij evenmin bij overgang van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar van rechtswege
overgaan.
Rechtsregel
Bij verbintenissen die betrekking hebben op een goed gaat wel de actieve zijde (het vorderingsrecht)
maar niet de passieve zijde (schuld) over op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt.
Persoonlijke verbintenissen kunnen het eigendomsrecht niet beperken, zodat zij niet bij overgang
van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar van rechtswege overgaan.
, Gemeente Bunde/Erckens
Onderwerpen ‐ Persoonlijke verbintenis, goederenrechtelijke werking Uitleg van de overeenkomst, misverstand
De feiten
De gemeente Bunde koopt het bedrijf van Erckens op, omdat zij hier een nieuwe woonwijk willen
gaan bouwen, zij geven hem hier ook een bedrijfsschadevergoeding voor. In de koopovereenkomst
wordt afgesproken dat de gemeente de belastingschade op zich zal nemen. Hier treedt echter een
misverstand op. De gemeente en Erckens houden er beide een andere opvatting op na. Erckens
meent dat er onder de belastingschade twee dingen vallen, namelijk het bedrag aan belasting wat hij
extra moet betalen omdat hij zijn bedrijf eerder stopt en de inkomstenbelasting die hij over de
bedrijfsschadevergoeding moet betalen. De inkomstenbelasting bedraagt 50.840 gulden. De
gemeente meent echter dat onder de belastingschade enkel het extra belasting bedrag valt.
Rechtsvraag
Moet de gemeente de inkomstenbelasting ook betalen?
Overweging
De Hoge Raad geeft in haar overweging een algemeen criterium om vast te stellen of er een
overeenkomst tot stand is gekomen, indien er een misverstand is opgetreden. Zij stelt dat indien
partijen in hun overeenkomst een uitdrukking opnemen, die zij beide verschillend interpreteren, er
moet worden gekeken naar wat beide partijen over en weer hebben verklaard en welke zin zij uit
elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid. De zin die zij hieruit hebben afgeleid mochten
zij in de gegeven omstandigheden hier redelijkerwijs aan toekennen.
Na dit algemeen criterium geeft de Hoge Raad nog vier criteria die hier een rol bij kunnen spelen:
1. Ten eerste kan er worden gekeken welke betekenis meer voor de hand lag.
2. Ten tweede kan er worden gekeken of de uitdrukking een vaststaande technische betekenis
heeft, en zo ja of de partij die niet van deze betekenis is uitgegaan, deze betekenis wel
kende.
3. Ten derde kan er worden gekeken of een partij zich heeft laten bijstaan door deskundige
bijstand en de andere partij hierover heeft ingelicht
4. Ten vierde kan er worden gekeken of de betekenis die een van de partijen aan de uitdrukking
toekende zou leiden tot een resultaat dat niet goed zou rijmen met wat de overeenkomst
probeerde te beogen.
De Hoge Raad komt tot het oordeel dat de gemeente de inkomstenbelasting niet hoeft te betalen.
Rechtsregel
In dit arrest wordt een uitleg gegeven over hoe een dergelijk misverstand in een overeenkomst
opgelost dient te worden. Het algemene criterium is de zin die partijen in de gegeven
omstandigheden redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen mochten afleiden en wat zij
over en weer hebben verklaard. De overige vier criteria die de Hoge Raad formuleert kunnen een rol
spelen bij de oplossing van een conflict.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sharonvos2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.