Samenvatting Jeugdcriminaliteit en Jeugdbescherming
HC 4A: Neurobiologie van ernstige gedragsproblemen
Er zijn twee neurologische processen. Hierbij volgen we het biosociaal model. Dit model stelt
dat er factoren zijn uit de omgeving en factoren vanuit de biologie. Deze factoren reageren
op elkaar = biosociaal interactiemodel.
Biologische factoren
Er zijn twee belangrijke systemen bij de regulatie van gedrag:
1. HPA-as systeem dat cortisol produceert: deze zorgt ervoor dat wij in stressvolle
situaties optimaal kunnen presteren. Het cortisolgehalte wordt omhoog gebracht en
hiermee vergroot je je alertheid en je cognitieve prestaties.
2. Hartslag, wat ons iets vertelt over het autonome zenuwstelsel: dit speelt een rol in
ons gedrag door de arousal te reguleren. Het verhoogt bijvoorbeeld onze arousal om
ons lichaam in staat te stellen te vluchten of te vechten. Aan de andere kant zorgt het
voor een verlaging van de arousal om het lichaam in staat te stellen om tot rust te
gunnen.
Hoe staat dit in relatie tot antisociaal gedrag?
Je wordt aangesproken door een agent omdat je iets doet dat niet mag. Normaal gesproken
gaat zo een confrontatie gepaard met een verhoging in de hartslag en in het ademhalen
(beide aangestuurd door het autonome zenuwstelsel). De HPA-as zorgt ervoor dat cortisol
wordt aangemaakt. Dit zijn dus automatische processen die in gang gezet worden wanneer
iemand geconfronteerd wordt met bijvoorbeeld straf.
Bij sommige kinderen en jongeren worden deze automatische processen niet zodanig
geactiveerd wanneer zij geconfronteerd worden met straf.
1. Low arousal theorie: deze stelt dat sommige kinderen en jongeren lagere arousal
niveaus hebben wanneer zij geconfronteerd worden met straf (minder hoge hartslag,
minder hoge ademhaling en minder hoog cortisol level). Deze kinderen hebben dus
een minder hoge reactie op straf en lijken dus ongevoelig voor straf. Je leert dan ook
minder goed van straf. Je zal gedrag dat niet mag, vaker herhalen, omdat de
negatieve consequentie minder invloed op je heeft.
2. Sensation seeking theorie: deze stelt dat lage arousal levels (minder hoge hartslag,
minder hoge ademhaling en minder hoog cortisol level) ertoe leidt dat kinderen juist
die arousalverhoging gaan opzoeken. Dit kun je op positieve manieren
(bungeejumpen) doen, want dit brengt spanning mee. Je kunt dan je arousalniveau
omhoog brengen. Er zijn ook minder positieve manieren waarop je dat kan doen
(plegen van een overval). Kinderen en jongeren met een laag arousal niveau gaan dus
op zoek naar activiteiten die hun arousal kunnen verhogen en op die manier verleid
worden tot antisociaal gedrag.
Wanneer iemand wordt geconfronteerd met straf bijvoorbeeld, dat noemen we ook wel een
stressrespons: hoe reageer jij op zo een negatieve spanningsvolle prikkel? Dit is onderzocht.
, Samenvatting Jeugdcriminaliteit en Jeugdbescherming
Op het gebied van cortisol:
- Jongeren die geen antisociaal gedrag vertonen hadden in het begin van de
presentatie een hoog cortisol gehalte en dit nam af naarmate hun presentatie
vorderde en zij gerust werden gesteld;
- Jongeren die wel antisociaal gedrag vertonen maakten bijna geen cortisol aan. Dit
betekent dat hun stressrespons verminderd is, of vrijwel uitblijft.
Op het gebied van hartslag:
- Jongeren die geen antisociaal gedrag vertonen hadden een hogere hartslag;
- Jongeren die wel antisociaal gedrag vertonen hadden een lagere hartslag.
Dus: zowel de cortisolrespons als de arousalrespons is verlaagd bij jongens en meisjes die
antisociaal gedrag vertonen. Een verlaagde stressrespons leidt tot een verminderde
gevoeligheid voor stress, dus bijvoorbeeld voor straf.
Angstanticipatie
Er werd verteld dat er bij het cijfer 0 een hard geluid werd afgespeeld. Terwijl je de cijfers
zag aftellen, wist je dat het harde geluid eraan kwam. Je lichaam vertoont dan al een reactie
op dat geluid, terwijl je het geluid nog niet gehoord hebt. Dit is dus een voorbereidende
reactie, omdat je weet dat er iets vervelends gaat gebeuren: anticipatie op de angstige of
vervelende prikkel.
Angstanticipatie is een heel functioneel mechanisme. Het zorgt ervoor dat we op ons hoede
zijn en we zorgen dat we niet in gevaar komen. Wanneer dit automatische proces ontbreekt,
beland je vaker in een gevaarlijke situatie of deins je minder snel terug voor gevaar, dus dat
je er geen problemen mee hebt om een bank te overvallen omdat je de angst van te voren
niet ervaart. Er wordt daarom vermoed dat angstanticipatie een van de processen is, waar
kinderen en jongeren met antisociaal gedrag defecten in laten zien.
Meisjes met gedragsproblemen laten vaker geen voorbereidende angstreactie zien. Dat kan
ervoor zorgen dat zij zich vaker in gevaarlijke situaties begeven.
Samenvatting
Biologische processen helpen ons dus om ons gedrag af te stemmen op de omgeving.
Bijvoorbeeld als je weet dat je iets gaat doen dat niet mag, zal die biologie je ervan
weerhouden/motiveren om dat niet te gaan doen. Het zal je ook helpen om op je hoede te
zijn, en dus voorkomen dat je in gevaarlijke situaties beland.
Defecten in deze biologische processen zullen er dus toe leiden dat je gedrag minder goed is
aangepast. Aanpassingsproblemen wil zeggen dat je gedrag vertoont dat minder gunstig
voor jou is waardoor je uiteindelijk in de problemen komt.
Biologie speelt een belangrijke rol in ons gedrag, maar het verklaart niet 100% van hoe we
ons gedragen. Naast biologische factoren zijn er ook omgevingsfactoren die van invloed zijn
op het gedrag en daarnaast interacteren die biologische factoren met omgevingsfactoren.
, Samenvatting Jeugdcriminaliteit en Jeugdbescherming
Heterogeniteit
Hiermee wordt bedoeld dat antisociaal gedrag zich op verschillende manieren kan uiten.
Stelen Niet luisteren Agressie Opstandig Liegen Prikkelbaar
Manipuleren Driftig Weglopen Vernielen Spijbelen Bedreigen
Dit is een lijstje van verschillende symptomen die allemaal onder de noemer antisociaal
gedrag behoren. Het stelen van een snoepje is iets anders dan het agressief benaderen aan
een ander. De mechanismes die daaraan ten grondslag liggen kunnen dus ook verschillen.
De groepen waarin onderzoek wordt gedaan, kunnen dus heel erg verschillen. De een doet
onderzoek naar kinderen die veel liegen en de ander naar kinderen die veel agressie
vertoont. Zo kan het zijn dat onderzoeksresultaten van elkaar verschillen.
We vinden ook heterogeniteit binnen antisociaal gedrag
Hiermee wordt bedoeld dat de motivatie om agressie te laten zien, kan verschillen.
1. Reactieve agressie: iemand wordt zo gefrustreerd dat hij uiteindelijk iemand een
klap geeft. Dit is geen geplande vorm van agressie;
2. Proactieve agressie: iemand heeft al lang van tevoren een plannetje gemaakt om
iemand eerst een klap te verkopen en daarna zijn portemonnee steelt. Dit is een
geplande vorm van agressie.
Ook deze twee vormen van agressie denken onderzoekers dat er verschillende biologische
processen aan ten grondslag liggen. Antisociaal gedrag is dus een heel breed begrip en een
veelheid aan gedragingen representeert. Om op zoek te gaan naar de biologische processen
die dit gedrag verklaren, is eigenlijk te breed en te moeilijk. We moeten specifieker op zoek
gaan naar gedragingen en vanuit daar kijken welke processen bijdragen aan de ontwikkeling
van dat soort gedrag.
We vinden ook heterogeniteit in overige klachten
Er zijn ook kinderen en jongeren die naast antisociaal gedrag klachten als depressie of angst
hebben, of klachten die zijn ontstaan na een trauma. Andere kinderen hebben dit soort
klachten helemaal niet. Er is ook heterogeniteit in intellectuele vermogens. Er zijn kinderen
en jongeren die antisociaal gedrag vertonen en een lage intelligentie hebben, maar er zijn
ook een heel aantal die een hoog intelligentieprofiel hebben. We moeten ons dus bewust zijn
dat kinderen en jongeren met antisociaal gedrag niet een uniforme groep zijn. We moeten
altijd goed op zoek gaan naar de motivatie van het gedrag. Welke gedragingen vertoont
iemand en waar kan dit gedrag vandaan komen? Als we dat goed in kaart hebben kunnen
we zoeken naar welke mechanismes daaraan ten grondslag liggen.
Samenvatting
, Samenvatting Jeugdcriminaliteit en Jeugdbescherming
- Conduct disorder is een diagnose uit de DSM 5 en beschrijft een persoon van
antisociaal gedrag;
- We kijken dan naar de bolletjes die staan onder behavioral (gedragsmatig). Al deze
bolletjes zijn gedragselementen die horen bij conduct disorder. Met de verschillende
kleuren wordt aangegeven dat dit verschillende typen gedragingen zijn, maar die wel
allemaal bij conduct disorder horen. Dit is eigenlijk hetzelfde als bij heterogeniteit:
verschillende typen antisociaal gedrag die wel onder dezelfde noemer vallen.
o Callous-unemotional traits: kille emotieloze trekken (koelbloedig);
o Antisocial behavior and instrumental agression: proactieve agressie;
o Frustration-based reactive agression: reactieve agressie;
o Under-regulated responses to social provocation: reactieve agressief gedrag,
maar ook andere heftige emotionele responsen als antwoord op sociale
provocatie;
o Threat-based reactive agression: wanneer iemand zich heel snel bedreigd
voelt en als verdediging agressief gedrag laat zien;
o Anxiety: angst.
- Bij cognitive staan drie bolletjes en deze beschrijven cognitieve processen die een rol
kunnen spelen bij antisociaal gedrag:
o Reduced emotional empathy: iemand leeft niet zozeer mee met de ander,
bijvoorbeeld normaal als je iemand slaat vind je dat zielig voor de ander. Als
je reduced emotional empathy hebt, voel je er niet zoveel bij. Dit kan dus
leiden tot kille emotieloze trekken of agressief gedrag (je hebt immers niet
zoveel medeleven met de ander);
o Impaired decision making: wanneer we in onze omgeving staan zijn we bezig
met het inschatten van de kansen van gedrag van de ander, beloningen voor
onszelf of de kans waarop we gestraft worden. Wanneer deze
kansberekening niet klopt, maken we andere keuzes. Dit kan er ook toe leiden
dat mensen meer agressie gebruiken, omdat ze denken dat ze daar dingen
mee voor elkaar krijgen die ze anders niet voor elkaar krijgen;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ffkruijt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.