100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting sociologie, jaar 2, periode 4 $5.42   Add to cart

Summary

samenvatting sociologie, jaar 2, periode 4

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting sociologie, jaar 2 periode 4. inclusief lesdoelen

Preview 3 out of 25  pages

  • October 27, 2020
  • 25
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting SOCIOLOGIE periode 4

Hoorcollege 1

Definities
- Hype  tijdelijk bovenmatige media-aandacht, van korte duur en na korte tijd
voorbij.
- Rage  iets tijdens een bepaalde periode, wat vanzelf ontstaat, van korte duur, ebt
ook vanzelf weer weg, het is niet blijvend (iets is hip, nieuw, eigentijds)
- Trend  richting waarin een fenomeen zich ontwikkelt in de tijd. Dit is niet iets wat
zomaar weg gaat.
- Sociale veranderingen  veranderingen in de sociale cultuur en structuur van een
samenleving over een langere periode. Deze veranderingen zijn niet meer weg te
denken in de samenleving.
- Positie  een plaats in een netwerk van relaties.
- Sociale status  de waardering die de samenleving aan een positie hecht in relatie
tot andere posities.
- Sociaal aanzien  de mate van waardering die men heeft voor de wijze waarop
iemand een positie bekleedt.
- Sociale structuur  de wijze waarop de posities in een samenleving of groep op
elkaar betrokken zijn.
- Organogram  een schema van de structuur van een organisatie.
- Rol  het gedrag wat van een positiebekleder verwacht wordt.
- Rolattributen  uiterlijkheden die nuttig zijn of dienen als herkenningsmiddel van
een rol.
- Statussymbolen  uiterlijkheden die verwijzen naar prestige, rijkdom, macht,
invloed, gezag en dergelijke.
- Intern rolconflict  is sprake van wanneer een persoon geconfronteerd wordt met
niet of moeilijk te combineren verwachtingen ten aanzien van één positie die hij
bekleedt.
- Extern rolconflict  is sprake van wanneer een persoon geconfronteerd wordt met
niet of moeilijk te combineren verwachtingen ten aanzien van verschillende posities
die hij bekleedt.
- Socialisatie  het leren spelen van rollen.
- Primaire socialisatie  het leren van algemene rollen
- Secundaire socialisatie  het leren van specifieke rollen
- Anticiperende socialisatie  in gedrag en houding vooruitlopen op een toekomstige
rol.
- Collectieve rituelen  activiteiten die de functie hebben om de groepssolidariteit te
versterken, de waarden en normen van de groep aan te scherpen en aldus het
conformisme te vergroten.
- Sociale controle  het geheel van positieve en negatieve sancties dat dient om het
sociaal gedrag van mensen te beheersen en in overeenstemming te brengen met de
heersende waarden, normen en verwachtingen.
- Een zichzelf waarmakende voorspelling  een voorspelling die werkelijkheid wordt
als gevolg van een verkeerde definitie van de situatie.

,- Een zichzelf vernietigende voorspelling  een aanvankelijke juiste definitie van de
situatie die leidt dat gedrag dat voorkomt dat de aanvankelijke definitie waar wordt.
- Selectief waarnemen  de werkelijkheid wordt vertekend, vervormd en in
overeenstemming gebracht met de eigen opvattingen en belangen.
- Een vooroordeel  een bepaalde min of meer vaste manier van denken, voelen en
handelen die een gedeelte van de sociale werkelijkheid in behoorlijke mate
vertekend.
- Stereotypering  een min of meer vaste manier van denken, voelen en handelen ten
opzichte van een groepering die de werkelijkheid sterk vertekend.
- Discriminatie  het ongelijk behandelen van groeperingen op grond van bepaalde
kenmerken.
- Groep  een verzameling van mensen die regelmatig, veelvuldig en intensief contact
met elkaar hebben; gemeenschappelijke waarden en normen hebben; gevoelens van
saamhorigheid delen; duidelijke posities ten opzichte van elkaar innemen en tamelijk
duurzame relaties met elkaar hebben.
- Collectiviteit  een verzameling van mensen met gemeenschappelijke waarden en
belangen die een zekere saamhorigheid tot gevolg hebben.
- Sociale categorie  een verzameling van mensen die één eigenschap gemeen
hebben.
- Organisatie  een groepering die is opgericht om bepaalde doeleinden te bereiken
en gekenmerkt wordt door een duidelijke positieverdeling.
- Referentiegroeperingen  groeperingen die van grote invloed zijn op iemands
referentiekader.
- Sociale identiteit  bestaat uit gemeenschappelijk ervaren overtuiging, waarden en
kenmerken van een groepering.
- Etnocentrisme  wanneer volkeren vanuit hun eigen set van waarden en normen
andere volkeren beoordelen.
- Relatieve deprivatie  het gevoel dat men iets tekortkomt vergeleken met anderen.
- Comparatieve referentiegroeperingen  is sprake van wanneer we ons lot
vergelijken met dat van andere groeperingen.
- Netwerk  een groepering die één persoon als centrum heeft en waarvan alle leden
regelmatig contacten onderhouden met het centrum.
- Informele hulp  alle hulp aan mensen met uiteenlopende problemen die niet wordt
gegeven in het kader van een beroep.
- Samenwerkingsverband (in de zorg)  is een verband van twee of meer organisaties
of zorgverleners, die wederzijdse verplichtingen aangaan om tot resultaten te komen
die ze afzonderlijk niet kunnen bereiken.
- Cultuur  is het geheel van waarden, normen, verwachtingen en doeleinden die
leden van een groepering met elkaar delen.
- Waarden  zijn centrale maatstaven met behulp waarvan we het eigen gedrag en
dat van andere beoordelen.
- Normen  zijn opvattingen en regels over hoe men zich moet gedragen of hoe men
zich juist niet moet gedragen.
- Verwachtingen  bestaan uit een complex van opvattingen dat de
toekomstverwachtingen van een groot aantal personen vorm en inhoud geeft.
- Doelen  zijn min of meer gestandaardiseerde opvattingen over wat wenselijk is.

, - Een andere cultuur  is een cultuur die afwijkt van in onze samenleving algemeen
aanvaarde, centrale waarden, normen, verwachtingen en doeleinden.
- Subcultuur  is een cultuur die in zekere mate afwijkt van de algemeen aanvaarde
cultuur maar we de belangrijkste elementen van de algemene cultuur bevat.
- Contracultuur  is een cultuur die elementen bevat die een protest inhouden tegen
de dominante cultuur.
- Instituut  is een levensgebied dat een systeem van erkende normen en
gedragspatronen kent die het gedrag van de mensen en hun onderlinge relaties
regelen.
- Bureaucratie  is volgens Weber een manier van organiseren waarbij activiteiten
volgens bepaalde algemeen geldende principes en regels worden uitgevoerd.
- Ideologie  is het geheel van opvattingen en overtuigingen dat het streven van een
groepering zin geeft en rechtvaardigt en dat voor de aanhangers ervan boven iedere
twijfel verheven is.


Sociale verandering
Bij sociale veranderingen gaat het om veranderingen in de cultuur en structuur van een
samenleving over een langere periode.
- Samenleving is in beweging
- Samenleving is niet statisch
- Verleden is gekleurd
- Selectief waarnemen en selectief onthouden




De student heeft kennis van de zeven sociale veranderingen.

De student ziet de relatie tussen de zeven sociale veranderingen.

De student legt uit wat de relatie is tussen sociale veranderingen en het handelen als
pedagogisch professional.

De zeven sociale veranderingen
1. Individualisering
2. Democratisering
3. Solidarisering
4. Technologische ontwikkelingen
5. Globalisering
6. Multiculturalisering
7. Intensivering

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nomiroozen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.42
  • (0)
  Add to cart