100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Literatuur taalontwikkeling

Rating
-
Sold
-
Pages
26
Uploaded on
28-10-2020
Written in
2020/2021

In deze samenvatting staat alle gelezen literatuur van de boeken 'taalontwikkelingsstoornissen' 'taalstoornissen bij meertalige kinderen' en 'logopedie voor mensen met een verstandelijke beperking'

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Unknown
Uploaded on
October 28, 2020
Number of pages
26
Written in
2020/2021
Type
Summary

Subjects

Content preview

Literatuur DPK
Boek: Taalontwikkelingsstoornissen
Auteur(s): Gerrits, Beers, Bruinsma, Singer
Hoofdstuk 1
Blootstellingsachterstand = taalachterstand veroorzaakt door beperkte input van het Nederlands.

1.1 terminologie taalontwikkelingsstoornissen

Kinderen met TOS hebben een zwakke taalvaardigheid. Ze hebben moeite met taal in alle
modaliteiten, zoals gesproeken taal (productie en begrip), geschreven taal en gebarentaal.
De zwakke taalvaardigheid kan zich manifesteren in 1 of meer linguïstische taalaspecten:

 Fonologie – klanken
 Syntaxis – grammatica: zinnen
 Morfologie – grammatica: woordvorming
 Semantiek – betekenis woorden
 Pragmatiek – communicatie, interactie

Specific Language Impairment (SLI) = Specifieke TOS
Needs = ondersteuning, afkomstig uit het onderwijs
Impairment = stoornis, afkomstig uit de medische wereld

Specifieke taalontwikkelingsstoornis = De begrippen ‘specifiek’ en ‘taal’ maken hier duidelijk dat het
taalprobleem op de voorgrond staat en niet verklaard wordt vanuit een andere stoornis, zoals een
verminderd gehoor of een algemene ontwikkelingsachterstand.
Twee aspecten: - achterstand in de taalverwerving
- geen duidelijke verklaring voor de achterstand

Developmental Language Disorder (DLD) = taalontwikkelingsstoornis

De diagnose TOS wordt gesteld op basis van uitkomsten van gevalideerde taaltests, observaties en
het klinisch oordeel. Bij taaltests wordt als inclusiecriterium de standaarddeviatie van het normatieve
gemiddelde gehanteerd; meestal is een score van ten minste 1.0 tot 1.3 standaarddeviaties (SD)
onder het gemiddelde een inclusiecriterium voor de diagnose van (specifieke) TOS en indicatie voor
taaltherapie. Een kind dat lager scoort dan 1 standaarddeviatie onder het gemiddelde laat immers
een statistische afwijking van de normgroep zien. Het is aan de logopedist of de statistisch lagere
score ook klinisch relevant is. In alle gevallen bepalen ook andere factoren of het kind in aanmerking
komt voor taaltherapie.

Exclusiecriterium: ‘normale’ non-verbale intelligentie ligt onder vuur. In veel landen is dit een
belangrijk criterium voor diagnose en/of indicatie voor ondersteuning in het onderwijs. Voor het
stellen van de diagnose wordt vaak als criterium een non-verbaal IQ(NVIQ) van 85 of hoger gebruikt.
Pas vanaf een en IQ lager dan 70 spreken we namelijk van een lichte ontwikkelingsachterstand (IQ
tussen 50 en 70).

Discrepantiecriterium: cognitive referencing. NVIQ significant hoger met zijn dan de taalscores; er
moet als het ware een kloof bestaan tussen de prestaties op het gebied van taalvaardigheid en het
algemene leervermogen van het kind.

, 1.2 classificatie en taalontwikkelingsstoornissen

Kinderen met TOS vormen een heterogene groep (zijn groepjes waarbij de kinderen in de
groepjes een verschillend niveau hebben). Hun taalproblemen variërend in ernst en linguïstisch
profiel. Een kind kan bijvoorbeeld relatief sterk zijn in woordenschat (semantiek) en moeite
hebben met de (morfo)syntaxis of in beide aspecten een grote achterstand vertonen.
De heterogeniteit van deze groep wordt ook veroorzaakt door verschuivingen in de talige
kenmerken van TOS als gevolg van leeftijd en groeiende taalverwerving. Op jonge leeftijd vallen
bijvoorbeeld vooral de onverstaanbaarheid en de kleine woordenschat op, op oudere leeftijd
met name het onsamenhangend vertellen en de incorrecte grammatica en zinsbouw.
Twee subtypen: - Kinderen met een taalproductiestoornis en een relatief goed taalbegrip
- Kinderen met zowel een taalproductie- als een taalbegripsstoornis

Over een classificatie in gradaties van TOS bestaat geen consensus. Om iets te zeggen over de ernst
worden nu meestal genormeerde taaltest gebruikt.

1.3 prevalentie en incidentie

Het prevalentie cijfer maakt duidelijk hoeveel mensen op een bepaald moment een bepaalde
ziekte of aandoening hebben. Meestal wordt dit uitgedrukt in een percentage. Het prevalentiecijfer
kan gebruikt worden om een inschatting ta maken van de benodigde zorg en de onderwijsbehoefte.
De prevalentiecijfers van TOS lopen uiteen. De spreiding wordt veroorzaakt door het gebruik van
verschillende tests. Een screeningstest leidt tot een hogere prevalentie dan een taaltest.

Het incidentiecijfer bestaat uit het aantal nieuwe gevallen van een ziekte of beperking in een
bepaald tijdvak, bv een jaar. Hierover zijn met betrekking tot TOS geen cijfers bekend. Nederland
kent geen landelijke registratie van kinderen met een TOS.

TOS komt bij ongeveer 7% van de 5 jarige kinderen voor. TOS komt vaker voor bij jongens dan bij
meisjes; in de klinische praktijk is de verhouding vaak 3:1. Het is niet bekend bij hoeveel kinderen er
per jaar TOS wordt vastgesteld.

1.4 prognose

Ouders die te horen krijgen dat bij hun kind sprake is van (een vermoeden van) TOS zullen zich
afvragen wat dit op de langere termijn betekent voor de ontwikkeling van hun kind. Zal hij of zij altijd
taal- en communicatieproblemen houden of kan de taalvaardigheid voldoende verbeteren?

De variatie in de normale taalverwerving maakt het vrijwel onmogelijk om TOS al op heel jonge
leeftijd te signaleren. Bij jonge kinderen is er namelijk een (normale) grote spreiding in de leeftijd
waarop mijlpalen in de taalverwerving worden bereikt.
Het tijdig behalen van een mijlpaal betekent dus niet dat een kind geen TOS kan hebben. Daarmee is
de sensitiviteit (positief getest) van de mijlpalen laag. Door mijlpalen te combineren, werd de
sensitiviteit vergroot.

Late talkers = kinderen onder de 2 jaar die laat zijn met het eerste woordje of de eerste twee
woorduitingen. Een groot deel van deze kinderen laat later een normale taalverwerving zien, maar
een substantieel deel blijft taalproblemen houden. Helaas is niet bekend welke herkenbare
kenmerken in de eerste stappen in de taalverwerving van deze kinderen of in hun algehele
ontwikkeling voorspellen of de TOS een voorbijgaande aar is. De conclusie die hieruit zou kunnen
worden getrokken, is dat het beter is te wachten met interventie tot de leeftijd van 3 of 4 jaar,
wanneer de normale taalverwerving minder variatie laat zien. Dit is echter onwenselijk, omdat het

, zou betekenen dat ook kinderen mét TOS worden uitgesloten van een vroege behandeling. En vroege
interventie is van belang voor de subgroep late talkers met blijvende taalproblemen.

Scarborough en Dobrich suggereren dat sommige kinderen slechts schijnbaar herstellen: ze hebben
geen opvallende taalproblemen meer, maar ontwikkelen later wel leesproblemen. Zo suggereren ze
dat het late beginnen met praten en de leesproblemen veroorzaakt werden door een zwakke
taalaanleg, die vertraging zou veroorzaken bij het verwerven van nieuwe complexe talige
vaardigheden.

Kennis van risicofactoren kan helpen bij het vroeg herkennen van TOS.
Mannelijk geslacht, familiegeschiedenis met TOS, lage sociale status van de ouders en perinatale
factoren (prematuriteit, laag geboortegewicht, complicaties geboorte) de kans op taalproblemen
verhogen. Het belang van risicofactoren voor vroege diagnose wordt echter gerelativeerd.
Risico factoren blijken slechts beperkt bruikbaar voor de signalering van TOS; ze zijn echter ook
relevant voor inschatting van het verloop van de taalverwerving bij een kind met (een vermoeden
van) TOS. Voor indicatie van (vroege) interventie is het van belang om te kunnen voorspellen
wanneer er een grote(re) kans is op een spontane inhaalslag of juist een blijvende taalzwakte.

Risicofactoren hardnekkige TOS:

 leeftijd ouder dan 4 jaar
 mannelijk geslacht
 familiegeschiedenis met TOS en/of dyslexie
 zwakke nonsenswoordenrepetitie van ouder
 zwak taalbegrip (naast zwakke taalproductie)
 achterstand in verschillende taalaspecten
 ernstige taalachterstand

Een deel van de kinderen die laat beginnen met praten haalt die achterstand in voor hun tweede
levensjaar. Er is echter ook een groep jongen kinderen waarbij de taalproblemen hardnekkig zijn. De
kans op een blijvende TOS wordt groter naarmate kinderen ouder worden. Voor de signalering van
TOS is de bruikbaarheid van voorspellende factoren maar zeer beperkt. Bij een vermoeden van TOS
kan kennis van risicofactoren wel helpen bij het inschatten van de prognose en indicatie voor
behandeling.

1.5 Impact van taalontwikkelingsstoornis op ontwikkeling en welbevinden

Taal en communicatie spelen een essentiële rol bij het functioneren binnen het gezin, vrije tijd en op
school. TOS heeft dan ook grote negatieve gevolgen voor het sociaal, emotioneel en cognitief
functioneren van kinderen. In de vroege ontwikkeling kan TOS leiden tot een verstoorde interactie
tussen ouder en kind. 50% ernstige lees- en spellingsproblemen. Moeite met het begrijpen van
teksten door een beperkte woordenschat en een zwak begrip van complexe zinnen. Dit is nadelig in
ons onderwijs dat gericht is op verbaal en schriftelijk leren. Op school ondervinden kinderen met TOS
daarom vaker leerproblemen en zijn ze gemiddeld minder succesvol. Ook in het sociaal functioneren,
het initiëren en onderhouden van vriendschappen en relaties kost hun veel moeite.
TOS leidt tot grote beperkingen voor de maatschappelijke participatie van het individu.

1.6 Oorzaken van taalontwikkelingsstoornissen

In de definitie wordt gesteld dat TOS een neurobiologische ontwikkelingsstoornis van genetische
oorsprong. Wat er precies misgaat in het brein, is nog onduidelijk.
$7.61
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
suzannehuetink

Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
suzannehuetink Hogeschool Windesheim
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
2
Member since
6 year
Number of followers
2
Documents
4
Last sold
4 year ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions