Samenvatting van blok 4 (context bias) van het vak criminalistiek. Hoofdstuk(ken) uit het boek zijn vertaald naar het Nederlands. Hoorcollege 4.3 is niet meegenomen in deze samenvatting.
Blok 4 – Context bias
Hoorcollege 4.1
Introductie, definitie, forensische disciplines
De alternatieve hypothese
De kracht van bewijs wordt gedefinieerd door hoe (goed) het kan discrimineren tussen twee
hypothesen. Het kan daarom niet worden beoordeeld als er maar één hypothese wordt overwogen.
- H1 is die van de aanklager, deze is vaak vrij duidelijk.
- H2 is die van de verdediging, deze is direct gelinkt aan hun strategie.
Voorbeeld: H1: de verdachte heeft het slachtoffer vermoord (en zo zijn DNA achtergelaten) → de
verdediging kan dan met verschillende alternatieve hypothesen komen:
- Betwisten of dit DNA wel van de verdachte komt door bijvoorbeeld een andere bron aan te
dragen → H2: het was iemand anders/mijn broer.
Bij a) gaat men ervan uit dat de verdachte het DNA niet heeft achtergelaten, maar dat de verdachte
dus toevallig hetzelfde DNA-profiel heeft als de echte dader. De random match probability is 1 in
100.000 (dus 0.00001). De bewijskracht (LR) is dan 1/0.00001 = 100.000. Gezien het feit dat dit sterk
bewijs is, kan het de verdediging opvallen dat de random match probability hoger is voor mensen
die familie zijn.
Ze kunnen dan verder gaan en uitkomen bij alternatieve hypothese b): het DNA kwam van de broer.
Voor een direct familielid zoals een broer/zus is de random match probability veel hoger, ongeveer
met een factor van 100 (dus x100 = RMP van 1 in 1000 dus 1/1000 = 0.001). De bewijskracht is dan
1/0.001 = 1000. Dit maakt het bewijs dus 100 keer zwakker. Behalve als je de broer zou kunnen
testen, dat maakt het probleem kleiner. Er zijn betere strategieën dan ontkennen dat je de bron van
het bewijs bent.
- Ze kunnen ook de activiteit waardoor het DNA daar is gekomen betwisten zonder te
ontkennen dat het van de verdachte is, deze heeft het slachtoffer dan alleen niet vermoord
→ H2: ik ben de bron, maar niet de moordenaar.
,Het is veel effectiever om te accepteren dat het DNA van de verdachte afkomstig is, maar om te
betwisten hoe het daar gekomen is. De hypothesen zullen dan erg verschillen van die wat we
hiervoor hebben overwogen. Het betekent ook dat er andere informatie nodig is om de resultaten
goed te kunnen interpreteren. Een alternatieve hypothese kan een andere tijd en activiteit geven
waar(door) het DNA is overgedragen. Hierdoor worden ook andere observaties relevant: hoeveel
DNA was er precies? Welk celtype? De onderzoeker moet de probabilities van overdracht, volharding
en verzameling van het spoor overwegen gegeven beide hypothesen. Het is nu ook mogelijk en
waardevol om het niet vinden van een spoor te evalueren.
- H2: ze kunnen bekennen maar zeggen dat het uit zelfverdediging was.
Hier heb je compleet ander bewijs en ook nog eens juridische kwalificaties voor nodig om dit te
kunnen beoordelen. De forensische wetenschapper is meestal niet bij betrokken als deze issues
worden besproken, die het dichtst liggen bij the ultimate issue van schuld of onschuld.
A hierarchy of propositions
De hierboven besproken vormen van verschillende alternatieve hypothesen, vormen een hierarchy
of propositions:
1. Source level: het issue is de bron van het spoor. In een zaak waar er glasstukken zijn
gevonden in de kleren van de verdachte van een autodiefstal, de vraag is dan: kwam het
spoor van een gebroken raam? De propositions kunnen zijn dat de glasstukken kwamen van
het gebroken raam van de auto, of dat het glas van een andere bron afkomstig is.
o Bij level 1 is er bij de relevante data sprake van variatie in de kenmerken van items
van dezelfde of van verschillende bronnen.
2. Activity level: wat was de activiteit of wie deed deze handeling? In dezelfde zaak als
hierboven kunnen de hypothesen als volgt zijn: de verdachte heeft de autoruit gebroken, of
de verdachte was autoramen aan het repareren (bijvoorbeeld als werk).
o Bij level 2 is er bij de relevante data sprake van variatie in de kenmerken van items
van dezelfde of van verschillende bronnen. Ook zijn er probabilities van overdracht,
volharding, verzameling en achtergrond van het spoor. Dit laatste is de probability
dat het spoor aanwezig was op de achtergrond, maar niets te maken had met de
activiteiten in een van de hypothesen.
3. Offense level: de hypothesen kunnen hier als volgt zijn: de verdachte heeft de autodiefstal
gepleegd, of de verdachte moest de autoruit wel breken om een baby te redden die achterin
de auto zat terwijl het een warme, zonnige dag was.
o Bij level 3 is de forensische wetenschapper meestal niet betrokken.
In een zaak zal de rechter/jury deze hiërarchie volgen, beginnend bij bronlevel, dan naar
activiteitenleven en uiteindelijk een beslissing maken bij offense level. Zij zijn zich er vaak echter niet
van bewust dat deze levels bestaan, laat staan dat ze weten hoe ze hier goed mee om moeten gaan.
De waarde van een forensische wetenschapper die het bewijs evalueert wordt dus naarmate het
, level hoger wordt, ook steeds meer. Het is echter ook zo dat naar een hoger level gaan ook meer
expertise vereist. Ook vereist het van een wetenschapper dat deze meer informatie krijgt over de
specifieke zaak. Dit kan echter ook problemen met zich meebrengen.
Model for Case Assessment and Interpretation (CAI)
Het is een benadering die helpt kiezen welke onderzoeken de moeite waard zijn om uit te voeren, en
hier een strategie voor te bedenken. Deze worden gekozen door kosten af te wegen tegen de
toegevoegde waarde. Ook moet het helpen met het goed interpreteren van de resultaten die er
uiteindelijk uitkomen. CAI heeft drie stadia:
1. Requirement: wat heeft men nodig? Hier is communicatie met de aanvrager zeer belangrijk.
Er moet informatie over de zaak komen: omstandigheden, beschuldigingen, zijn er getuigen?,
is er een verdachte?, zo ja wat hebben deze te zeggen?. Of er een verdachte is hangt
namelijk samen met de aanpak, of er sprake is van een ondervraging of evaluatie. Dit is het
stadium waar alle issues op tafel moeten komen.
2. Case assessment: hoe kan forensische wetenschap helpen en wat wordt de strategie? Om te
weten welke vragen er geadresseerd kunnen worden, wordt er een pre-assessment gedaan.
Er wordt dan een evaluatie gedaan zonder de daadwerkelijke resultaten van het onderzoek
te weten. Er worden dan verschillende mogelijke uitkomsten overwogen, zoals ook de kracht
van het bewijs dat verzameld zou worden gebaseerd op deze mogelijke uitkomsten. De
resultaten van deze pre-assessment kunnen de beslissing over het wel of niet uitvoeren van
de daadwerkelijke onderzoeken informeren. Op deze manier vindt de strategie zijn vorm.
3. Service delivery: daadwerkelijke onderzoeken, interpretatie van de resultaten, en
rapporteren hierover. De pre-assessment wordt hier gebruikt, daardoor neem je het risico
weg op het (bewust of onbewust) begunstigen van de ene hypothesen boven de andere. De
verschillen tussen de pre-assessment en het daadwerkelijke onderzoek moeten zorgvuldig
worden uitgelegd. Vervolgens moet alles gerapporteerd worden aan de aanvrager.
Voorbeeld gebruik CAI: gunshot on the balcony
Zie clip 4.1 voor uitleg van het voorbeeld van het gebruik van CAI (minuut 8:58)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller glazenwasser. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.