100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide HC aantekeningen Materieel Strafrecht $6.15   Add to cart

Class notes

Uitgebreide HC aantekeningen Materieel Strafrecht

1 review
 85 views  9 purchases
  • Course
  • Institution

Zeer uitgebreide hoorcollege aantekeningen van het vak Materieel strafrecht. Alle hoorcolleges zijn letterlijk uitgetypt.

Preview 4 out of 114  pages

  • October 28, 2020
  • 114
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes

1  review

review-writer-avatar

By: verapethke • 1 year ago

reply-writer-avatar

By: myrondewolff • 1 year ago

Translated by Google

Thanks for your great review! Good luck with your studies! ☺️

avatar-seller
HOORCOLLEGES MATERIEEL STRAFRECHT
HOORCOLLEGE 1 (31-08-2020)
We gaan kijken naar een aantal groepen delicten:
- Groepscriminaliteit → Openlijke geweldpleging (art. 141 Sr).
- Vermogensdelicten → Diefstal, verduistering

Naast het kijken naar een aantal groepen delicten wordt er ook gekeken naar algemene leerstukken:
- Legaliteitsbeginsel
- Samenloop (situatie dat op een gedraging meerdere strafbaarstellingen van toepassing zijn. Zijn al die
strafbaarstellingen toepasbaar en hoe zit het met de strafmaat?)
- Verjaring
- Klacht- en hoorrecht

We gaan in dit college kijken naar de relatie die bestaat tussen rechtsgoed/rechtsbelang, strafbaar feit en
strafbaarheid.

Functies van het rechtsgoed:
1. Reden en legitimatie van strafbaarstelling
Strafbepalingen worden in het leven geroepen met een bepaald doel, de wetgever wil iets bereiken met een
strafbaarstelling. Het doel van elke strafbaarstelling is bescherming van zekere rechtsbelangen/rechtsgoederen.
- Rechtsgoederen = de belangen/de waarde die de wetgever via het recht wil beschermen tegen krenkingen
van zo’n rechtsgoed en soms ook tegen in gevaar brengen van het rechtsgoed
o Bijv. menselijk leven (strafbaarstelling doodslag), eigendom (strafbaarstelling oplichting),
openbare orde, etc.
Dit moet de burger weerhouden om inbreuk te maken op een rechtsgoed.

De wetgever moet wel een goede reden hebben om iets strafbaar te stellen en het beschermen van een rechtsgoed
is zo’n goede reden.

Staat in Sr, maar ook in bijzondere bepalingen (opiumwet, WVW, Wet wapens en munitie). Die kennen ook
allemaal strafbare feiten en eigenlijk zou je iedere bijzondere wet kunnen beschouwen als een titel waarin
strafbepalingen zijn ondergebracht.

Als de wetgever de beslissing heeft genomen om dit belang als een rechtens te beschermen belang te beschouwen,
dan moet hij keuzes gaan maken:
- Langs welk systeem wil ik dat rechtsbelang beschermen? → strafrecht, bestuursrecht, privaatrecht?
- Als de wetgever het via het strafrecht doet, hoe verleent hij dan die strafrechtelijke bescherming? Hoe
gaat hij die straf vormgeven?
o Bijv. tegen krenking, ook tegen gevaar voor krenking (onderscheid tussen krenkingsdelict,
concreet of abstract gevaarzettingsdelict)?
o Tegen elke krenking (en gevaarzetting) of tegen bepaalde/specifieke krenkingen (onderscheid
materieel of formeel delict) → doodslag is een materieel delict, want iedere veroorzaking van
de dood van een ander is strafbaar. Hoe je iemand doodt is niet relevant.
o Welke subjectieve bestanddelen ga ik aanbrengen aan de strafbaarstelling? Opzet, culpa,
geobjectiveerde bestanddelen.

2. Ordenende functie van het rechtsgoed (rubricerende functie)
A.d.h.v. een rechtsgoed kun je strafbaarstellingen indelen, rubriceren. Dit heeft de wetgever ook gedaan door in
het wetboek titels te maken. Bijv. Tweede boek WvSr (Ingedeeld o.g.v. rechtsbelang dat ze moeten beschermen).
- Titel I: misdrijven tegen veiligheid van de staat → bijv. aanslag op Ministerraad
- Titel V: misdrijven tegen de openbare orde → bijv. belediging, discriminatie, openlijke geweldpleging
- Titel XIV: misdrijven tegen de zeden
- Titel XIX: misdrijven tegen het leven gericht

Rubrica non est lex → de rubricering van een bepaling (onder welke titel hij staat) vormt zelf geen wet. De plaats
waar een strafbaarstelling is opgenomen, in welke titel, is van ondergeschikt belang, daar kun je niet te veel van
afleiden.



1

, - De titels zijn er, tegelijkertijd zijn er rechtsgoederen die door strafbaarheidsstellingen worden beschermd
die niet in 1 titel zijn te vinden, maar juist verspreid. Bijv. vermogensdelicten (diefstal, oplichting, heling)
zijn in verschillende titels ondergebracht. Dus de rubricering op titel is ook een beetje relatief.
- En sommige strafbaarstellingen willen niet 1 rechtsgoed beschermen, maar soms wel meer. Bijv.
openlijke geweldpleging, dit is een delict tegen de openbare orde én de lichamelijke integriteit.

Het begrip rechtsgoed is ook voor andere algemene leerstukken van belang → bijv. samenloop en ne bis in idem.
- Art. 68 Sr → niemand kan voor een tweede keer vervolgd worden voor een feit waarvoor hij al vervolgd
is (ne bis in idem). Bijv. iemand is veroordeeld voor verkoop van drugs, daarvoor is hij vervolgd en
veroordeeld en dan denkt de OvJ ik kan hem ook nog vervolgen voor het aanwezig hebben van drugs,
want dit is ook strafbaar. Dus ik ga hem nog een keer vervolgen. Mag de OvJ zo’n vervolging starten
tegen een delict dat lijkt om een delict waarvoor hij al is vervolgd? → Dit is een vraag van ne bis in idem,
mag de OvJ zo’n vervolging starten tegen een delict dat eigenlijk wel lijkt op het delict waarvoor iemand
al is vervolgd. Je moet weten wat nou eigenlijk het achterliggende rechtsgoed is van de strafbaarstelling.

3. Interpretatieve functie van het rechtsgoed (theologische interpretatie)
De functie die het rechtsgoed heeft bij de uitleg van de interpretatie van bestanddelen. Heel vaak moet de jurist
opzoek gaan naar wat het bereik is van een strafbepaling, dat hij gaat kijken naar de strekking (wat is het
achterliggende rechtsbelang/goed, wat heeft de wetgever gewild met deze bepaling?). Dat rechtsgoed kan een rol
spelen bij de interpretatie van de delictsomschrijving.
- Theologische interpretatie = Het doel van de strafbepaling is een bepaald rechtsbelang beschermen. Je
legt een bestanddeel uit een bepaling uit in het licht van het achterliggende rechtsgoed. Daarom wordt dit
ook wel ‘rechtsgoed conforme interpretatie’ genoemd.

Bijv. art. 138 Sr (huisvredebreuk) → 1. Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik,
wederrechtelijk binnendringt…, wordt gestraft met… In de jaren ’60 en ’70 speelde dit delict een grote rol bij het
kraken van leegstaande woningen. De krakers werden vervolgd voor huisvredebreuk. De meeste van die
vervolgingen liepen op niks uit.
- Wat is het achterliggende rechtsgoed? → Het ongestoord kunnen genieten van je eigen woning.
- Is dat rechtsgoed wel in het geding als de woning leegstaand is? → Nee. Het achterliggende rechtsgoed
huisvrede moet je laten doorwerken in de delictsomschrijving. Maar er staat wel: ‘een woning bij een
ander in gebruik’. De woning moet dan ook feitelijk in gebruik zijn bij een ander volgens de HR. Als je
een woning kraakt die niet bewoond is, dan wordt het bestanddeel ‘bij een ander in gebruik’ niet vervuld.
Dus via het bestanddeel ‘een ander in gebruik’ interpreteren langs rechtsgoed conforme interpretatie,
werden deze gedragingen (kraken) buiten de reikwijdte van de delictsomschrijving gehouden.
o Nu bestaat art. 138a Sr dat ziet op het kraken → daar is strafbaar gesteld het wederrechtelijk
binnendringen van een woning dat niet bij een ander in gebruik is. Dus in feite is nu elk
wederrechtelijk binnendringen van een woning of hij nu bewoond is of niet, strafbaar.

Bovenstaand voorbeeld leidt tot een restrictieve uitleg van de bepaling. Maar het kan ook leiden tot een ruime
uitleg van een delictsomschrijving (extensieve interpretatie). Dan loop je wel tegen de grenzen van het
legaliteitsbeginsel aan. Want het klinkt heel mooi dat de rechter de bepaling zo uitlegt dat het achterliggende
rechtsgoed beschermd wordt, maar hij mag niet buiten de woorden van de wet treden.
- Bijv. het arrest Stiefkind (voorbeeld dat de rechter extensief had kunnen interpreteren, maar het niet
gaat doen) = Het ging om art. 249 Sr (hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, pleegkind of
stiefkind, … een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige…). Vrouw heeft
relatie met man, niet met elkaar getrouwd. De vrouw heeft een kind uit een eerdere relatie. Man (niet
biologische vader) pleegt ontucht met het kind. Tll: man pleegt ontucht met stiefkind. Hof komt tot een
veroordeling en deed een beroep op de strekking van de bepaling (theologische interpretatie) en komt tot
de conclusie dat deze bepaling bescherming wil bieden aan minderjarigen in afhankelijkheidsrelaties.
Dus niet zomaar het beschermen van de seksuele integriteit van minderjarigen, maar specifieke
bescherming van minderjarigen die in een afhankelijkheidsrelatie zit. Die afhankelijkheidsrelatie is er als
iemand met zijn eigen minderjarige kind/pleegkind/stiefkind ontucht pleegt. Hof: De niet-biologische
vader is niet getrouwd met de moeder, maar ze leven wel samen alsof ze zijn getrouwd, dus dit is een
voorbeeld van een stiefkind. Dus bewezenverklaring van ontucht plegen met een stiefkind. HR: de
strekking van deze bepaling is het verlenen van bescherming aan minderjarigen die als gevolg van de
afhankelijkheid minder weerstand aan de dader kunnen bieden (achterliggende rechtsgoed). Als we naar
de wetsgeschiedenis kijken dan heeft de wetgever het oog heeft gehad dat de dader gehuwd is (geweest)
met de ouder van het desbetreffende kind. Gelet op die wetsgeschiedenis, moet ik toch wel terughoudend
zijn in mijn interpretatie van het begrip stiefkind, want de wetgever is heel duidelijk geweest wat hij



2

, verstaat onder stiefkind. Aan de strekking van die bepaling kun je een argument aan ontlenen van een
extensieve interpretatie (sluit ook beter aan bij nieuwe samenleefvormen, dat mensen wel samenleven
maar niet getrouwd zijn), vanuit dat oogpunt is het niet zo vreemd om het kind als stiefkind aan te merken.
Maar dan moeten er keuzes worden gemaakt die de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaan.
De wetsgeschiedenis is zo duidelijk, dus ik kies niet voor een interpretatie waardoor het rechtsgoed het
beste wordt beschermd, maar ik stel mij terughoudend op. De wetgever moet maar duidelijk aangeven
wat onder een stiefkind wordt verstaan, maar ik ga niet extensief interpreteren.

De rechtsgoed conforme interpretatie is bij elk bestanddeel denkbaar. Maar het ene bestanddeel laat daar meer
ruimte toe dan het andere bestanddeel. Stiefkind heeft een duidelijke eigen betekenis en daarbij is het moeilijk om
het ruimer uit te leggen. Bij sommige normatieve bestanddelen is dat gemakkelijker, die bieden veel meer ruimte
om het extensief te interpreteren. Bijv:
- Joyriding (art. 11 WVW Het is verboden opzettelijk wederrechtelijk een aan een ander toebehorend
motorrijtuig op de weg te gebruiken) = Stel iemand heeft geen rijbewijs, maar hij heeft wel toestemming
van de eigenaar van de auto om de auto te gebruiken. Valt dit onder de delictsomschrijving van art. 11
WVW? → De wetgever wil met deze bepaling joyriding tegengaan, dus het korte tijd gebruiken van
andermans auto moet tegengegaan worden (opzettelijk, wederrechtelijk die auto gebruiken). Je kunt
zeggen van: het is wederrechtelijk, want hij heeft geen rijbewijs dus hij gebruikt opzettelijk
wederrechtelijk een aan een ander toebehorend motorrijtuig, er kan wel toestemming zijn, maar hij heeft
geen rijbewijs dus het is wederrechtelijk. Maar gelet op wat deze bepaling wil beschermen, is het niet
logisch om wederrechtelijk zo ruim op te vatten. Wederrechtelijk betekent hier zonder toestemming van
de eigenaar.
- Afpersing (art. 317 Sr Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten
dele aan deze of aan een derde toebehoort,…) = arrest dreigbrief: dit ging over het bestanddeel
wederrechtelijk. Hier kreeg het bestanddeel wederrechtelijk wel een hele ruime definitie.
- Soms wil je dat een gedraging niet onder de delictsomschrijving valt, gelet op het achterliggende
rechtsgoed en dan is het lastig om de bepaling zo te interpreteren dat het inderdaad niet het geval is. Bijv.
Heling (art. 416 Sr Als schuldig aan opzetheling wordt gestraft… a. Hij die een goed verwerft,
voorhanden heeft…, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed… wist
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof) = het voorhanden hebben, het verwerven van een goed
dat door misdrijf is verkregen. Bijv. een fiets die gestolen is door iemand anders, die koop jij. Als je weet
dat het van een diefstal afkomstig is (door een misdrijf), dan ben je strafbaar als heler. Stel dat je zelf een
fiets hebt gestolen en daar fiets je op rond. Maak je je schuldig aan heling? →
o Je moet een goed voorhanden hebben → je hebt een fiets
o Terwijl je ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed
was → Ja, want door het misdrijf dat ik zelf heb gepleegd (diefstal) heb ik die fiets verkregen.
Dit zou betekenen dat zodra je de fiets voorhanden hebt, je hebt hem gestolen en je rijdt er op rond, dan
maak je je ook gelijk schuldig aan heling. Dat kan eigenlijk niet de bedoeling zijn dat je door een en
dezelfde gedraging je per definitie schuldig maakt aan 2 delicten. Hier heeft de HR gekozen voor: het
moet niet voor allebei strafbaar zijn. Strafbaarstelling van heling is een begunstigingsmisdrijf. Dat wil
zeggen het stelt strafbaar gedrag dat het plegen van misdrijven door anderen begunstigt. Opkopen van
gestolen goederen begunstigt dat er misdrijven worden gepleegd. Heling betekent eigenlijk dat het goed
is verkregen door een misdrijf gepleegd door een ander.
o Dus een door misdrijf verkregen goed is eigenlijk een door misdrijf verkregen goed als het
misdrijf door een ander is gepleegd. De HR heeft dit niet gedaan op het niveau van de
delictsinterpretatie (bestanddeelinterpretatie), maar op het niveau van de kwalificatie. Dus stel
dat iemand op een door hem zelf gestolen fiets rondrijdt, dan kan wel bewezen worden dat hij
een goed voorhanden heeft dat een door misdrijf verkregen goed is, maar bij de tweede materiele
vraag (kan het goed gekwalificeerd worden als heling), dan moet de rechter zeggen dat het niet
kan, want het misdrijf moet een door een ander gepleegd misdrijf zijn en dat is hier niet het
geval.

Verschillende wijzen van bescherming van het rechtsgoed:
Opzetdelicten, culpose delicten, delicten met geobjectiveerde gevolgen
De wetgever maakt iets tot een rechtsgoed, als hij hiervoor het strafrecht gebruikt, dan moet hij kiezen hoe hij het
rechtsgoed gaat beschermen. Hoe moet hij de delictsomschrijving vormgeven. Hij moet zich dan over
verschillende zaken buigen:
- Welke subjectieve bestanddelen wil ik opnemen in een delictsomschrijving? →




3

, o Art. 287 Sr (doodslag) opzetdelict = Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt,
als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of
geldboete van de vijfde categorie → doodslag beschermt het menselijk leven. Doodslag wordt
strafbaar gesteld door opzettelijk een ander van het leven te beroven.
o Art. 307 Sr (dood door schuld) culpoos delict = Hij aan wiens schuld de dood van een ander te
wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren … → Omdat het
menselijk leven zo’n belangrijk rechtsgoed is, vindt de wetgever dat ook het culpoos
veroorzaken van de dood strafbaar gesteld moet worden.
o Art. 300 Sr (mishandeling) geobjectiveerde gevolgen = 1. Mishandeling wordt gestraft met
gevangenisstraf van max. drie jaren. 3. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren → maar die bescherming van het
menselijk leven gaat nog verder, want de dood is ook bestanddeel bij een heleboel andere
delicten, maar dan als geobjectiveerd bestanddeel. Mishandeling op zichzelf is strafbaar, maar
je hebt ook mishandeling de dood ten gevolge hebbend. Hier wordt het menselijk leven dus nog
weer via een andere weg wordt beschermd, via een opzet misdrijf, maar de dood zelf daar hoeft
het misdrijf niet op gericht te zijn want dat is een geobjectiveerd bestanddeel (daarom is het ook
minder erg dan doodslag).

Maar het rechtsgoed menselijk lichaam (de dood) kan nog op meerdere manieren beschermd worden, en een goed
voorbeeld daarvan is art. 157 Sr: opzettelijke brandstichting is strafbaar als daarvan levensgevaar voor een ander
te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft → De dood is hier een geobjectiveerd bestanddeel, want
de opzettelijke brandstichting is nog niet strafbaar, maar het is wel heel strafbaar als die opzettelijke brandstichting
iemands dood ten gevolge heeft, de dood is een geobjectiveerd bestanddeel.
- Maximale straf is levenslang! Dat is dezelfde straf als bij moord, terwijl bij moord opzet op de dood moet
zijn en voorbedachte rade. Even zwaar, terwijl bij art. 157 Sr het opzet niet gericht hoeft te zijn op de
dood van de ander, laat staan dat de brand met voorbedachten rade moet zijn begaan. Bij moord maakt
het niet uit hoe je iemand om het leven brengt, maar bij opzettelijke brandstichting met de dood ten
gevolge is zo ernstig, omdat de wijze waarop je iemand dood maakt levensgevaarlijk is voor meerdere
mensen, er kunnen meerdere doden vallen. De straf is even hoog als bij moord, terwijl het opzet van de
brandstichter helemaal niet op de dood van het slachtoffer gericht hoeft te zijn.
o Art. 158 culpose brandstichting: hij aan wiens schuld brand, … te wijten is, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft →
culpoos brandstichten is ook strafbaar.

Menselijk leven als rechtsgoed krijgt een uitgebreide bescherming via allerlei delicten. Maar dat is niet met alle
rechtsgoederen zo, bijv. zaaks beschadiging:
- art. 350 Sr (opzettelijke zaaksbeschadiging) Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel
of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt …, wordt gestraft … →
het rechtsgoed is hier het ongestoorde gebruik van een goed door de rechthebbende, dat wordt beschermd
via art. 350 Sr. Het is een duidelijke bepaling, vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken. Maar alleen
als dat opzettelijk gebeurt. We kennen geen culpose zaaksbeschadiging. Dus iemand die door grove
onvoorzichtigheid een zaak van een ander beschadigt, maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit,
want culpose zaaksbeschadiging kennen we niet. Sommige zaken maakt de wetgever een uitzondering:
o Bijv. art. 350a Sr → opzettelijke beschadiging van computergegevens. Computergegevens
krijgen een ruimere bescherming dan gewone zaken, want niet alleen opzettelijke beschadiging
van computergegevens is strafbaar, maar ook de culpose beschadiging van computergegevens
(art. 350b Sr).
o Ditzelfde zie je bij de lichamelijke integriteit, die wordt beschermd door mishandeling, maar
ook door zware mishandeling. Zware mishandeling (art. 302 Sr) is strafbaar en die kent ook een
culpose variant (art. 308 Sr). Bij mishandeling ken je alleen de opzet variant, geen culpose
mishandeling.

Formele en materiële delicten
Aan de subjectieve bestanddelen zie je al dat niet elke inbreuk op een rechtsgoed strafbaar hoeft te zijn gesteld,
dat kan afhangen van het subjectieve bestanddeel. Ook als je kijkt naar de gedragingskant, dan kunnen
rechtsgoederen op verschillende manieren worden beschermd, dit heeft te maken met het volgende:
- Een rechtsgoed kan beschermd worden tegen elke inbreuk, maar het kan ook worden beschermd tegen
bepaalde specifieke inbreuken.
o Een voorbeeld van een rechtsgoed dat tegen elke inbreuk wordt beschermd, dus iedere gedraging
tegen het rechtsgoed is strafbaar (materieel delict) = het menselijk leven (doodslag). Hoe



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller myrondewolff. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83430 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.15  9x  sold
  • (1)
  Add to cart