Alle hoorcolleges van het vak diagnostiek uitgewerkt inclusief een samenvatting van de verplichte onderdelen van het boek, samenvatting met de begrippen van alle hoorcolleges en de voorbeeldvragen die behandeld zijn tijdens de interactieve colleges.
Super fine, comprehensive and clear summary of the lectures and the book!
By: luka_duif • 4 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
kimhabets78
Reviews received
Content preview
Hoorcolleges Diagnostiek
DOCENT: LISELOTTE DEN BOER
KIM HABETS – 2020/2021
,Hoorcollege 1 – Diagnostiek
Doel van diagnostiek
Doel van diagnostiek: beschrijven en verklaren van problemen en beperkingen in het dagelijks leven
met als doel deze vervolgens middels interventie te minimaliseren ent e sturen op zelfredzaamheid.
Vertaling van deze verklaringen naar de dagelijkse praktijk middels een behandelings- of
revalidatieplan.
Je wilt dus eigenlijk de verklaringen omzetten naar wat iemand nodig heeft. Het verklaren van
problemen en beperkingen in het dagelijks leven vereist een volledig overzicht van:
- De problemen en beperkingen op alle levensgebieden, niet alleen de stukjes die je bij
aanmelding krijgt. Onderzoek hierbij zelf ook wat er nog meer speelt.
- Alle mogelijke soorten verklaringen:
- Medisch.
- Paramedisch, waaronder (neuro) psychologie.
- Persoonlijke factoren.
- Omgevingsfactoren.
- De beschermende factoren.
International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)
International Classification of Functioning, Disability and Health: dit is een internationaal systeem
van het World Health Organisation, zij hebben een alternatief classificeringssysteem bedacht voor de
DSM. In dit systeem willen ze een bredere ordening hebben van alle informatie. Hierdoor wordt niet
alleen gekeken naar de klachten en het classificeren van een stoornis, maar wordt er ook gekeken
naar verschillende levensgebieden. Het classificeringssysteem heeft universele terminologie tot doel,
dus meer dezelfde termen gaan gebruiken.
Dus uiteindelijk is het in de observatiefase de bedoeling dat je zo veel mogelijk inzicht krijgt in welke
beperkingen er zijn voor activiteiten, welke problemen ervaren mensen in de participatie. Om
vervolgens inzicht te krijgen in problemen van gezondheid, aandoeningen en ziektes. Ook wordt er
gekeken of er mogelijk stoornissen in functies zijn. Vanuit het ICF wordt somberheid gezien als een
stoornis in de emotionele functies.
Terminologie
Het is belangrijk dat je gaat beseffen dat er bepaalde woorden zijn die je kan gebruiken bij bepaalde
problemen of beperkingen. Het doel van ICF en World Health Organisation is dat we meer dezelfde
woorden gaan gebruiken.
Bijvoorbeeld:
‘Shania ervaart problemen met lezen die zorgen voor problemen op school die verklaard kunnen
worden door problemen in de klanktekenkoppeling’. ‘Shania ervaart beperkingen met lezen die
zorgen voor problemen in de progressie op school, die verklaard kunnen worden door stoornissen in
de klanktekenkoppeling.
Beperkingen in activiteit: zoals lezen, lopen en schrijven.
Problemen in participatie: slechte cijfers op school, moeite met sociale aansluiting.
Stoornissen en functies: wanneer je het bijvoorbeeld hebt over stoornissen in de hersenfuncties, niet
alleen je geheugen of aandacht maar ook meer op emotionele vlak.
Kijkend naar het totale model, zien we dat er ook nog omgeving- en persoonlijke factoren meedoen.
,Tijdens de intake probeer je inzicht te krijgen in de beperkingen in activiteit, participatieproblemen,
omgevingsfactoren en persoonlijke factoren. Dit doe je middels anamnese, heteroanamnese,
vragenlijsten en observaties. Tijdens de informatie verzamelingsfase ga je informatie verzamelen
over deze vier onderdelen.
Het onderdeel gezondheid en functies krijg je inzicht in door het doen van psychologisch onderzoek
(zoals het afnemen van tests) en daarnaast andere specialisten aanspreken. Bijvoorbeeld bij
problemen in spraak, vraag je of een logopedist onderzoek kan doen.
Wanneer je al die verschillende onderdelen hebt, ga je kijken hoe die onderdelen met elkaar
verbonden zijn. Hoe komen die puzzelstukken bij elkaar, en wat betekent dit voor de cliënt. Hoe
kunnen we op die manier de problemen en beperkingen in het dagelijks leven van de cliënt
verklaren?
Dus hoe zijn de omgevingsfactoren gerelateerd aan de stoornissen die iemand ervaart, of hoe
hebben de persoonlijkheidsfactoren invloed op de activiteiten beperkingen van een cliënt.
Jij als psycholoog bent verantwoordelijk voor het complete plaatje. Het is nodig om de ontbrekende
puzzelstukjes te identificeren en ervoor te zorgen dat deze puzzelstukken gecreëerd worden. Hierbij
leveren verschillende disciplines verschillende puzzelstukjes aan, dus er moet een integratie
plaatsvinden van de puzzelstukjes voor een duidelijk verklarend beeld waarom iemand de klachten
en beperkingen heeft die hij ervaart.
Doel diagnostiek
Doel diagnostiek: je gaat problemen en beperkingen die mensen ervaren in kaart brengen om
vervolgens te komen tot verklaringen. Die verklaringen kunnen gebruikt worden om middels
interventie ervoor te zorgen dat mensen weer zelfredzaam kunnen worden. Je gaat de bredere
context bekijken.
We gaan nu kijken hoe dat doel bereikt wordt door middel van het theoretische kader die de BAPD-
richtlijnen gebruikt.
Richtlijn BAPD-verslag
De BAPD richtlijn is gebaseerd op een tweetal cycli de regulatieve cyclus en de empirische cyclus.
De regulatieve cyclus
De regulatieve cyclus: de hulpverleningscyclus, er zijn verschillende beslismomenten binnen een
hulpverleningstraject.
1. Probleemherkenningsfase: wanneer iemand binnenkomt ga je op het gebied van diagnostiek
kijken welke problemen er zijn en ga je hypotheses toetsen door te screenen. Wanneer je op
een school je bijvoorbeeld afvraagt of er sprake is van een autisme spectrum stoornis, dan ga
je wat screenende vragenlijsten of observaties uitvoeren waardoor je kan concluderen dat er
een doorverwijzing naar een specialistische instelling noodzakelijk is.
2. Probleemdefiniëring: hier wordt echt gekeken welke problemen er zijn en welke verklaringen
daarvoor gegeven kunnen worden. Dit is de onderkennende en verklarende diagnostiek. Je
gaat hypotheses toetsen op een onderkennend en verklarend niveau.
3. Bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden: je toetst je hypotheses op de
uitvoerbaarheid van de behandeling. Je gaat bijvoorbeeld via intelligentietests uitzoeken wat
voor een soort woonvoorziening het meest aansluit bij de mogelijkheden van de cliënt.
(Omslagpunt)
4. Planning: je start hypotheses op het start-niveau, op welk niveau ga je beginnen.
, 5. Interventie: de daadwerkelijke interventie vindt plaats, je oefent diagnostiek uit rondom de
monitoring van de ontwikkeling.
6. Evaluatie: is de interventie voldoende geweest, zijn de problemen en de beperkingen die de
cliënt ervaarde daadwerkelijk opgelost? Je toetst je hypotheses op het gebied van evaluatie.
Je kijkt naar het effect van je onderzoek, door bijvoorbeeld de cliënt de ROM nogmaals te
laten invullen.
Uiteindelijk vindt in de gehele hulpverleningscyclus diagnostiek plaats. Diagnostiek wordt uitgevoerd
aan de hand van de empirische cyclus. Dus er zit een cyclus in een cyclus.
Op een gegeven moment vindt er een omslag plaats, er zal meer behandeling en minder diagnostiek
gaan plaatsvinden. Dit omslagpunt zit het ‘bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden’.
Maar er is in principe tijdens de gehele fase sprake van behandeling, ook in de
probleemherkenningsfase. Binnen de probleemherkenningsfase zal de diagnostiek zelf helpend
kunnen zijn, door het doen van diagnostiek wordt alles op een rijtje gezet wat therapeutisch kan
helpen.
De empirische cyclus
De empirische cyclus: is gebaseerd op dezelfde cyclus die je gebruikt voor je masterthesis.
1. Observeren: je gaat alle gegevens verzamelen.
2. Inductie: alle gegevens komen uiteindelijk bij elkaar, en daarop baseer je hypotheses. Je gaat
hypotheses formuleren.
3. Deductie: je gaat nadenken hoe je de hypotheses gaat onderzoeken. In je scriptie doe je dit
middels de methode. Hoe ga je de toetsen uitvoeren.
4. Toetsing: je gaat de testen afnemen.
5. Evaluatie: wat betekenen de uitkomsten voor de cliënt?
Diagnostiek volgt dezelfde cyclus als de empirische cyclus.
Theoretisch kader BAPD verslag
We gaan nu kijken hoe het theoretische kader voor het BAPD-verslag vormgegeven moet worden. Je
begint met de observatiefase, waarbij een verwijzing binnenkomt.
Een voorbeeld verwijzing vanuit de geriatrie: ‘Opname i.v.m. hoge infectiewaarden, waarvoor geen
duidelijke oorzaak is gevonden. Mevrouw is somber en lijkt gepreoccupeerd met lichamelijke
klachten. Blijft klachten herhalen en is hier moeilijk in te corrigeren. Relatie met systeem hierdoor
gespannen. Welke rol speelt stemming / cognitief functioneren? Graag diagnostiek en begeleiding.’.
Na deze verwijzing komt de vraag: welke psychodiagnostische basisvragen zitten in deze verwijzing?
Theoretisch kader: stappen/basisvragen in diagnostiek
Onderkenning (probleemdefiniëring): je gaat bepalen wat de problemen zijn.
Verklaring (probleemdefiniëring): je gaat een verklaring bepalen voor de problemen, en
waardoor deze in stand worden gehouden. Dus waarom zijn de problemen er, en waardoor
worden ze in stand gehouden?
Predictie (probleemdefiniëring): je gaat kijken hoe de problemen in de toekomst zich verder
kunnen gaan ontwikkelen.
Indicatie (bedenken en afwegen handelingsmogelijkheden): je gaat je
behandelingsmogelijkheden afwegen, op welke manier kunnen de problemen verholpen
worden.
Evaluatie: zijn de problemen afdoende verholpen als gevolg van de interventie.
,Je hebt dus verschillende basisvragen die elkaar opvolgen.
Voorbeeld basisvragen geriater:
- Onderkenning: mevrouw is somber en lijkt gepreoccupeerd met lichamelijke klachten.
- Onderkenning en verklaring: De gespannen relatie, je zou namelijk spanning kunnen krijgen
van de klachten (resultaat), maar spanning kan ook de klachten in stand houden (verklaring).
- Verklaring: welke rol speelt stemming / cognitief functioneren?
- Indicatiestelling: de geriater vraagt om diagnostiek en begeleiding.
Binnen dit voorbeeld heb je dus drie basisvragen, namelijk onderkenning, verklaring en
indicatiestelling.
Theoretisch kader reden van aanmelding of opdracht
Het eerste kopje van je BAPD-verslag is personalia. Het tweede kopje is de reden van aanmelding,
waarbij de verwijzing de basis vormt. Binnen de reden van aanmelding moet je aangeven:
- Wat is de directe aanleiding voor het onderzoek?
- Verwijs- of hulpvraag van de verwijzer.
- Wie rapporteert wat.
Voorbeeld reden van aanmelding geriater: ‘Mevrouw is opgenomen in verband met onverklaarbare
hoge infectiewaarden. Klachten worden aangegeven door mevrouw met betrekking tot lichamelijke
klachten, somberheid en relationele spanningen. Verpleging geeft aan de indruk te hebben dat
mevrouw gepreoccupeerd is met haar lichamelijke klachten. De geriater vraagt om diagnostiek ten
behoeve van inzicht en objectivering van de klachten en advies voor begeleiding.’.
Je ziet hierin duidelijk aangegeven wat van wie komt en wat de directe aanleiding is om onderzoek te
gaan doen.
Theoretisch kader: observatiefase.
Wanneer je de verwijzing gehad hebt, krijg je de observatiefase binnen de empirische cyclus. Je gaat
beginnen met de intake, en hierbij alle informatie verzamelen, dus:
- Intakegesprek / anamnese gesprek met gespreksobservaties.
- Screening, als je bepaalde vragenlijsten afneemt om hypotheses te generen mag dat
onderdeel zijn van de observatiefase.
- Dossierinformatie.
Wanneer je informatie aan het verzamelen bent om hypotheses te genereren dan hoort dit allemaal
onder het kopje intake. De kapstok van het International Classification of Functioning (ICF) voor de
probleemherkenning kan hierbij helpen om alle verschillende onderdelen / puzzelstukken bij elkaar
te brengen. Dit classificeringssysteem is gebaseerd op het biopsychosociaal model vanuit de World
Health Organisation.
Belangrijk wat in je verslag staat:
- Samenvatting bekende gegevens.
- Anamnestische gegevens.
- Klachtbeleving en beloop.
- Hulpvraag van de patiënt. Mocht de patiënt geen hulpvraag hebben, geef dit dan aan.
- Informatie uit screening onderzoek.
- Positieve gedragingen.
- Observatiegegevens.
- Kopjes gebruiken: structureer je tekst. Waar komt wat vandaan.
,Theoretisch kader: Inductie fase
Na de observatie fase kom je bij de inductiefase.
Voorbeeld verwijzing vanuit de huisarts: ‘Vrijwillige aanmelding bij forensische polikliniek. Man
middelbare leeftijd, heeft kort lontje, is bang zichzelf niet meer in de hand te hebben. Gaarne
diagnostiek.’.
Na de verwijzing heb je dus het intake gesprek, met eventueel teamoverleg waardoor je voorlopige
hypotheses met theorie geschetst hebt.
Aan de hand van de intake is naar voren gekomen dat de patiënt last heeft van geheugenklachten,
somberheid en een kort lontje. Patiënt heeft altijd gewerkt met schadelijke verfstoffen en in het
verleden is er sprake geweest van alcoholmisbruik. Partner geeft aan dat patiënt wel altijd een kort
lontje had maar dat dit erger is geworden sinds hij gestopt is met het drinken van alcohol.
Op basis van deze informatie kunnen we een voorlopige hypothese / theorie van de individu
opstellen. Dit doen we aan de hand van de onderzoeksvragen:
Onderkennend: heeft de cliënt een sombere stemming?
- Verklarend: Heeft de cliënt beperkte coping vaardigheden, wat de stemmingsproblemen in
stand houdt?
Onderkennend: Heeft de cliënt een cognitieve stoornis?
- Verklarend: Passen de stoornissen in het cognitief functioneren bij chronische toxische en
encefalopathie (CTE)?
- Verklarend: Passen de stoornissen in het cognitief functioneren bij het Korsakov syndroom?
Bij iedere onderzoeksvraag moet je hypotheses gaan formuleren, die hypothesen moeten één
richting zijn, je moet ze kunnen toetsen:
- Cliënt heeft last van milde depressieve klachten.
- Cliënt heeft cognitieve stoornissen.
- Cliënt heeft een cognitief profiel passend bij chronische toxische encefalopathie (CTE).
- Cliënt heeft een cognitief profiel passend bij Korsakov syndroom.
- Cliënt heeft ontoereikende coping strategieën.
Vervolgens moet je iedere hypothese gaan onderbouwen met literatuur. Op basis van welke kennis is
het logisch dat we deze hypothese formuleren, en in welke database kijk je dan? Je kijkt bijvoorbeeld
in de multidisciplinaire richtlijnen van de diagnostiek en in de DSM. Je wit snel terugzien wat je
bijvoorbeeld verwacht bij een stemmingsstoornis. Maar alleen de DSM raadplegen is niet voldoende,
er moet ook wetenschappelijke literatuur toegevoegd worden.
Je moet dus literatuur gaan gebruiken om te kunnen onderbouwen waarom je hypothesen logisch
zijn.
Theoretisch kader: deductie fase
Je hebt nu gegevens verzameld (observatiefase) en hypothesen geformuleerd (inductiefase), je gaat
nu kijken hoe je de hypothesen gaat toetsen (deductiefase). De deductiefase is gericht op het
operationaliseren van de hypotheses. Hierbij moet je toetsingscriteria gaan opstellen, aan welke
criteria moet een patiënt voldoen om te kunnen zeggen dat je een bepaalde hypothese wel of niet
aanneemt.
, Voorbeeld verwijzing vanuit de huisarts: ‘Om inzicht te krijgen in de stemming van cliënt zal de Beck
Depression Inventory II (BDI-II) afgenomen worden. Dit is een zelfrapportage-vragenlijst voor het
screenen van een depressie (Van der Does, 2002). De COTAN beoordeelt de betrouwbaarheid en de
begripsvaliditeit als voldoende (Evers, van Vliet-Mulder & De Groot, 2000). Scores van cliënt zullen
worden vergeleken met de normgroepen ‘algemeen’ en ‘psychiatrie’. Verwacht wordt dat de cliënt
matig ernstig (20-28) zal scoren op deze vragenlijst vergeleken met de normgroep’.
In de deductie fase wordt het volgende aangegeven:
1. Hoe onderzoek je het, welke instrumenten gebruik je daarvoor en wat voor een soort
instrument is het, inclusief referenties.
2. Validiteit en Betrouwbaarheid beschrijven met COTAN. Wanneer de COTAN dit instrument
niet opgenomen heeft, geef je dat hier ook aan. Vul eventueel aan met andere literatuur die
wat zegt over de betrouwbaarheid van dit instrument.
3. Waar gaan de scores mee vergeleken worden, en welke scoren verwacht je. Letterlijk de
toetsingscriteria laten zien.
Theoretische kader: toetsingsfase
Na de deductiefase krijg je het onderzoek, je gaat alle instrumenten / testen afnemen, en per test
analyseren. In je resultatensectie ga je je hypothesen herhalen en dan per test schrijf je je resultaten
op. Vervolgens ga je aangeven of de resultaten je hypothese bevestigd / aanhoudt of dat je je
hypothese verwerpt. Je gaat dus NIET per test aangeven of de hypothese behouden wordt, maar je
integreert je verschillende testen allemaal die onder dezelfde hypothese vallen.
Voorbeeld: hypothese is dat de cliënt depressieve klachten heeft. Dit formuleer je vervolgens als: ‘De
cliënt geeft op een screenende stemmingsvragenlijst matig tot ernstige klachten aan. De klachten
hebben betrekking op vrijwel alle bevraagd onderwerpen. De resultaten van het testinstrument
bevestigen de gestelde hypothese.’.
Theoretisch kader: evaluatie fase
Tot slot heb je het integratief beeld, conclusie en advies, hierin moet je gaan uitzoomen. Je moet alle
gegevens bij elkaar gaan leggen en bedenken wat dit nu betekend voor deze cliënt. Je pakt hierbij
alle fases bij elkaar. Wanneer vanuit je testen komt dat er sprake is van een stoornis, maar vanuit je
intake heb je aanwijzingen dat dit niet het geval is. Dan mag je de hypothese toch verwerpen.
Voorbeeld cliënt verhuizing huisarts:
- Bij deze patiënt is er inderdaad cognitieve stoornis die voldoet aan het patroon passend bij
chronische toxische encefalopathie (CTE), hiervan weten we dat dit proces onomkeerbaar is.
- Vervolgens zien we dat de patiënt beperkte coping vaardigheden heeft, hierbij krijgen we
suggesties dat door het wegvallen van alcohol een sombere stemming de coping is.
- Cognitieve klachten worden niet veroorzaakt door alcohol misbruik, maar door het gebruik
van die verfstoffen.
- De stemmingsproblemen worden in stand gehouden door het wegvallen van een juiste
coping.
Tijdens de interventie gaan we psycho educatie geven aan de cliënt en partner over CTE. Hierbij gaan
we nieuwe geheugen strategieën en coping strategieën aanleren, waardoor de cliënt beter om kan
gaan met alledaagse situaties en daardoor hopelijk ook minder somberheid ervaart.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimhabets78. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.22. You're not tied to anything after your purchase.