Ben jij een tweedejaars geneeskunde student aan de RUG en en heb je geen zin om alle stof door te moeten nemen? Zoek vooral niet verder! Deze samenvatting, met veel handige tabellen en afbeeldingen, bevat een compleet overzicht van alle colleges en leerstof voor: Samenvatting Thema 2.1.2 - Benauwd
Hemostase ..................................................................................................................................................... 13
De coagulatiecascade ....................................................................................................................................... 14
Verschillende ziekten ..................................................................................................................................... 20
Anatomie ....................................................................................................................................................... 30
Het respiratoire systeem ................................................................................................................................... 30
Het hart ............................................................................................................................................................. 34
Impulsgeleiding in het hart ............................................................................................................................ 41
Hartspierweefsel/cardiomyocyten .................................................................................................................... 42
Pacemakercellen/nodale cellen ........................................................................................................................ 46
Opbouw van een spier ................................................................................................................................... 46
Typen spierweefsel ............................................................................................................................................ 47
Het hart .......................................................................................................................................................... 48
Hart- en vaatfunctie curves ............................................................................................................................... 50
Distributie en samenstelling van lichaamsvloeistoffen ................................................................................... 53
Osmo- en volumeregulatie ................................................................................................................................ 55
Oedeem ............................................................................................................................................................. 57
,Proliferatie en de celcyclus ........................................................................................................................... 176
Kanker .......................................................................................................................................................... 178
Hallmarks of cancer ........................................................................................................................................ 181
Longkanker...................................................................................................................................................... 188
Kwaadaardige tumoren .............................................................................................................................. 190
Goedaardige tumoren ................................................................................................................................ 194
Principes van stralingstherapie ....................................................................................................................... 196
TNM classificatie ............................................................................................................................................. 198
Medische genetica ....................................................................................................................................... 200
Multifactoriële overerfbaarheid ...................................................................................................................... 200
Genetica en precisiegeneeskunde ................................................................................................................... 201
Klinische genetica en genetische counseling................................................................................................... 201
World Health Organization Classification of Lung Tumors ............................................................................ 203
Infecties
Infectie = het proces waarbij pathogene organismen binnendringen en zich
vermenigvuldigen in of op de weefsels van een gastheer (en schade
aanrichten)
Het lijkt waarschijnlijk dat de opkomst van zeer resistente gramnegatieve pathogenen grote gevolgen zal
hebben voor de armen en kwetsbaren!
Infectie preventie en bestrijding:
- Maatregelen ter beheersing van infectie → hygiëne!
- Uitroeiing van reservoir = sommige ziekten, waarvoor de mens het enige natuurlijke reservoir van
infectie is, kan het mogelijk zijn de ziekte uit te bannen door een intensief programma van
casusopsporing, behandeling en immunisatie
HCAI-beheersmaatregelen:
Gezondheidszorggerelateerde infecties/ healthcare- - Handhygiëne
associated infection (HCAI) - Persoonlijke beschermingsmiddelen
- multiresistente, Gram-negatieve organismen zijn - Aseptische techniek
allemaal sterk geassocieerd met zorgcontact en - Urinekatheters → plaats deze alleen als het echt
vormen een groeiend probleem in ziekenhuizen over nodig is en verwijder ze zo snel mogelijk
de hele wereld - Apparaten voor vasculaire toegang →
breng een vasculaire katheter alleen in als er een
- last van morbiditeit, mortaliteit en kosten! duidelijk plan is om deze te gebruiken; controleer het
apparaat dagelijks en verwijder het zo snel mogelijk
Besmettelijke agentia
Thema 2.1.2 Benauwd 4
,Prionen
- De meest recent erkende en de eenvoudigste infectieuze agentia
- Bestaande uit een enkel eiwitmolecuul
- Bevatten geen nucleïnezuur (dus ook geen genetische informatie)
- Binnen een gastheer voortplanten → induceren omzetting van endogeen
prioneiwit PrP c in een abnormale protease-resistente isovorm, aangeduid als
PrP Sc of PrP Res
Virussen
- bevatten proteïne + nucleïnezuur → dragen dus de genetische
informatie voor hun eigen reproductie
- Ze missen het apparaat om autonoom te repliceren → dus 'kapen' van
de cellulaire machinerie van de gastheer
- Ze zijn klein (meestal minder dan 250 nanometer (nm) in diameter)
- Elk virus bevat slechts één soort nucleïnezuur (dus RNA of DNA)
-
bacteriofaag = een klein virus dat alleen een specifieke
bacterie infecteert
Bacteriën
- zijn meestal, maar niet altijd, groter dan virussen
- Hebben DNA + RNA (het genoom wordt gecodeerd door DNA)
- Zijn omsloten door een celmembraan
- Kunnen zich volledig autonoom voortplanten en de meeste zijn niet
afhankelijk van gastheercellen
Eukaryoten
- De meest geavanceerde infectieuze organismen, die subcellulaire
compartimentering vertonen
- Verschillende cellulaire functies zijn beperkt tot specifieke organellen:
o Fotosynthese vindt plaats in de chloroplasten
o DNA-transcriptie in de celkern
o Ademhaling in de mitochondriën
- Eukaryote pathogenen omvatten eencellige protozoa, schimmels (die
eencellig of filamenteus kunnen zijn) en meercellige parasitaire wormen.
Thema 2.1.2 Benauwd 5
,Symbiose = het langdurig samenleven van twee of meer organismen van verschillende soorten. De
samenleving is voor ten minste een van de organismen gunstig of zelfs noodzakelijk.
Commensalisme = het samenwerken tussen individuen van verschillende soort, welke langdurig in
elkanders omgeving voorkomen. Hierbij is de samenwerking voor ten minste één soort gunstig (of zelfs
noodzakelijk). Er zijn drie varianten van symbiose:
• Mutualisme = beiden soorten hebben voordeel (+/+)
• Commensalisme = een soort heeft voordeel; de andere maakt het niks uit (+/0)
• Parasitisme = de ene soort dient als gastheer (nadeel) voor de ander (voordeel) (+/-)
Zoönosen = infecties die van wilde dieren of huisdieren op mensen kunnen worden overgedragen
Soorten infecties
Verschillende factoren bepalen of een infectie een oppervlakte- of systemische infectie is (bv.
temperatuur) Sommige infecties veroorzaken een systemische ziekte of kunnen zich makkelijk door het
lichaam verspreiden
Gelokaliseerde infectie = bv. urineweginfectie
Soorten infecties:
• Oppervlakte infecties
o Snelle replicatie is essentieel
o faalt te verspreiden naar diepere weefsels (bv. infuenza virus)
• Systemische infecties
o Stapsgewijze invasie van verschillende weefsels van het lichaam
Invasie van diepere weefsels = in diepere weefsels treden (bv. herpes
simplex virus)
Verspreiding door het lichaam vindt voornamelijk plaats via lymfe en
bloed. Het lot van circulerende pathogenen hangt af van het feit of ze vrij
zijn of aanwezig zijn in circulerende bloedcellen.
Mechanismen van verspreiding door het lichaam:
- Via lymfe en bloed
o Antilichaam/ complement
o Lokale macrofagen (histiocyten)
o De fysieke barrière van lokale weefselstructuur
o Het lymfestelsel
- Via het bloed
Thema 2.1.2 Benauwd 6
, o Antilichamen/ fagocyten
- Via zenuwen
o Virussen kunnen zich langs zenuwaxonen in beide richtingen verspreiden
o Bij de pathogenese van terugkerende herpes simplex-virusinfecties, zoster en hondsdolheid
- Via cerebrospinale vloeistof
- Via andere routes (pleurale of peritoneale holte)
Waarom elk circulerend micro-organisme karakteristieke doelorganen en weefsels binnendringt is niet
helemaal duidelijk, maar kan te wijten zijn aan:
- Specifieke receptoren voor het micro-organisme → kolonisatie en replicatie
- Ophoping van circulerende pathogenen op plaatsen met lokale ontsteking
o Langzamere doorstroming + plakkerig endotheel in ontstoken bloedvaten
Virulentie = een kwantitatieve maat voor pathogeniteit.
- Kan bv. worden uitgedrukt als; LD50 = het aantal organismen nodig om bij 50% van de individuen de
dood te veroorzaken
Genetische determinanten in de gastheer: Het vermogen van een micro-organisme om in een bepaalde
gastheer te infecteren en ziekten te veroorzaken, wordt beïnvloed door de genetische samenstelling van
de gastheer (bv. Tuberculose bij identieke tweelingen)
Vatbaarheid voor een ziekte werkt vaak op het niveau van de immuunrespons → zwakkere
immuunrespons = vatbaarder → heeft vaak met MHC genen te maken op chromosoom 6, coderend voor
MHC-II
Genetische determinanten in de ziekteverwekker: virulentie wordt vaak gecodeerd door meer dan één
microbieel gen
- Virulentie wordt bepaald door meerdere factoren: adhesie, penetratie in de cel, antifagocytische
activiteit, productie van toxinen en interactie met het immuunsysteem
Pathogenen met een langzame groeisnelheid (bijv. M. tuberculosis ) hebben de neiging om ziekten te
veroorzaken die langzaam evolueren.
Routes van infectie
Transmissie
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
• van persoon tot persoon (direct bv. via geslachtsgemeenschap of indirect, bv. via aeresolen)
• via een onderlinge drager (water, voedsel, lucht, bloed, etc.)
• via een vector (bv. Insecten → malaria/ lyme)
• van dier op mens (zoönose → rabies/Q-koorts)
• op andere manieren (bijv. Contact met grond)
Routes van infectie:
Endogene infectie
- Infectie veroorzaakt door de endogene flora van het lichaam als het organisme toegang krijgt tot een
doorgaans steriele plek
- Bv. de huid snijden of open te krabben → oppervlaktecommensalen toegang tot diepere weefsels
Verspreiding via de lucht
- Aerosol of druppeloverdracht
- Hoesten, niesen of uitademen → vervolgens ingeademd door een nieuw slachtoffer
Faeco-orale verspreiding
- Overdracht van organismen via de faeco-orale route
Thema 2.1.2 Benauwd 7
,- Directe overdracht; door besmetting van kleding, voedsel of water
- meestal het resultaat van onvoldoende toegang tot schoon water en veilige afvoer van afvalwater, en
komt veel voor in de ontwikkelingslanden
Via vectoren overdraagbare ziekte
- Een geleedpotige vector (bv. mug) van mens tot mens of van dier tot mens verspreid → malaria
Directe spreiding van persoon tot persoon
- Organismen kunnen op verschillende manieren direct worden doorgegeven.
o Soa’s
o huid-op-huidcontact → huidinfecties zoals ringworm en ectoparasieten (bv. schurft/hoofdluis)
o Van bloed (of soms een andere lichaamsvloeistof) naar bloed
Indirecte spreiding van persoon tot persoon
- Veel organismen kunnen indirect van persoon tot persoon worden verspreid door besmetting van
fomieten (bv. deurklinken), die vervolgens door een andere persoon worden aangeraakt
- Voorkomen: regelmatig handen wassen, goede hygiëne in het ziekenhuis
Directe inenting
- Infectie kan optreden wanneer pathogene organismen de normale mechanische afweer doorbreken
door directe inoculatie/ inenting
- Sommige omgevingsorganismen kunnen per ongeluk worden geïnoculeerd;
o Veel voorkomende manier van overdracht van tetanus en bepaalde schimmelinfecties
o Het rabiësvirus kan worden geïnoculeerd door de beet van een besmet dier
Consumptie van besmet materiaal
- Veel voedsel gerelateerde zoönotische infecties zijn het gevolg van besmetting van voedsel met
dierlijke uitwerpselen (fecaal-oraal) → sommige ziekten worden rechtstreeks overgedragen via
dierlijke producten:
o Sommige stammen van Salmonella (eieren, kippenvlees)
o Brucellose (ongepasteuriseerde melk)
o E. Coli
o De prionziekten kuru + vCJD (zenuwweefsel)
methoden bestrijding infectieziekten:
• Diverse vormen van gezondheidsbescherming, bv. zorgen voor schoon drinkwater
• Diverse vormen van gezondheidsbevordering, bv. met betrekking tot hygiëne
• Actieve immunisatie (het creëren van immuniteit door vaccinatie, bv. voor kinderziekten)
• Passieve immunisatie (toediening van immuunsubstanties, bv. tegen tetanus)
o Gemeenschapsimmuniteit/ kudde-immuniteit
• Bron- en contactopsporing en uitbraakbeheer, bv. van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA's)
en tuberculose
• Officiële melding van bepaalde infectieziekten
• Secundaire preventie (screening), bijv. van chlamydia
Ziekten in categorie A moet zo snel mogelijk.
Ziekten in categorie B moeten binnen 24 uur na diagnose worden gemeld.
Classificatie van uitbraken:
• Persoon-tot-persoon = waar infectie wordt overgedragen van de ene geïnfecteerde persoon op de
andere en uitbraken van infectie worden gescheiden door de incubatietijd.
Thema 2.1.2 Benauwd 8
, • Puntbron = waar er één enkele infectiebron is, bijvoorbeeld voedsel dat wordt gegeten. Alle
geïnfecteerden zullen tegelijkertijd symptomen ontwikkelen, rond de verwachte incubatietijd.
• Een gemeenschappelijke bron = waar er een enkele infectiebron is, maar de infectie verspreidt zich
over een bepaalde periode, bijvoorbeeld een symptomatische drager van infectie die werkt met
voedselbereiding. Veel mensen zullen gedurende een lange periode worden blootgesteld.
• Epidemie = wanneer er een verhoogde en ongewoon wijdverspreide infectie in de gemeenschap is,
die infectiegolven veroorzaakt. Epidemieën verspreiden zich door gemeenschappen en treffen alle
mensen die geen actieve immuniteit tegen die infectie hebben.
• Pandemie = een epidemie, zoals hierboven gedefinieerd, die zich wereldwijd of in een zeer groot
geografisch gebied voordoet en internationale grenzen overschrijdt, waarbij gewoonlijk een groot
aantal mensen wordt getroffen.
Wat is een epidemie?
- Episodische kwaliteit/ herhalend patroon
- Een event, geen trend
- Het wekt een onmiddellijke en wijdverspreide reactie op → de ‘respons’ is interessant!
→ drama van 4 handelingen
→ bemonsteringsapparaat
Epidemie als natuurlijk / sociaal experiment
- ‘nuttig bemonsteringsapparaat ... in staat om fundamentele patronen van sociale waarde’ en institutionele praktijk te belichten ’
- ‘Een dwarsdoorsnede van de samenleving, die een weerspiegeling is van ... een bepaalde configuratie van institutionele vormen en
culturele aannames’
- ‘Op veel manieren hebben we traditionele patronen van reactie op een waargenomen dreiging nagespeeld’
→ Een epidemie is als een theaterstuk in 4 bedrijven (Charles Rosenberg)
4 bedrijven:
1. Trage acceptatie en erkenning van epidemie
2. Een verklaring geven voor epidemie en manier vinden om er mee om te gaan
3. Het treffen van belangrijke maatregelen
4. Epiloog -> geleidelijke uitdoving? en evaluatie
1e bedrijf: Onwillige en trage acceptatie en erkenning van epidemie:
progressieve - Vaak zijn gemeenschappen langzaam met het accepteren en toegeven van een epidemie
revelation - Gebrek aan verbeeldingskracht?
- Vooral: bedreiging voor belangen – economisch, institutioneel, maar ook gemoedsrust en zelfgenoegzaamheid
‘gewone’ mensen
- Grote gevolgen van erkenning van epidemie: ‘sociale ontbinding’
- Pas acceptatie wanneer grote en groeiende sterfte niet langer te negeren is.
2e bedrijf: - Creëren van een verklarend kader → om met ‘willekeur’ en onzekerheid weg te nemen.
managing - Mengeling wetenschappelijke, morele/religieuze en sociale opvattingen
randomness o Zondebokken: Blaming the victim
o Sociale vooroordelen: bv. cholera 19e eeuw: alcoholisme, gulzigheid, seksuele promiscuïteit en vuile gewoontes
Omgaan met arbeidersklasse
willekeur en o Sociale controle: niet alle groepen hebben stem/inbreng
onzekerheid o Maar ook sociale kritiek en pleidooi voor verbeteringen
o Tijd-, plaats- en context gebonden – verschillen per land en tijdvak!
3e bedrijf: - Herkenning betekend collectieve activatie!
Negotiating - Epidemie zorgt voor grote druk om directe, beslissende, zichtbare collectieve maatregelen te treffen
public response o Vgl. endemische TBC met epidemische cholera en gele koorts in19e eeuw
o Maatregelen reflecteren culturele houdingen/noties
publieke reactie o Treffen vooral ‘the poor and social marginal’
- Gaat gepaard met collectieve rituelen
o ‘Occasionally awkward coexistence between religious and rationalistic or mechanistich styles of thought’
Thema 2.1.2 Benauwd 9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannekokhuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.74. You're not tied to anything after your purchase.