, 4.1.4 Algemeen voorrecht fiscus...................................................................................................................54
4.2 Retentierecht................................................................................................................................................56
4.3 Rangorde......................................................................................................................................................59
4.3.1 Verdeling tussen concurrente schuldeisers..........................................................................................59
4.3.2 Verdeling tussen boedelschuldeisers...................................................................................................59
4.3.3 Plaats retentor......................................................................................................................................61
4.3.4 Schuldeisers die boven pand/hypotheek gaan....................................................................................64
4.3.5 Beperkte genotsrechten.......................................................................................................................65
2
,Hoofdstuk 1
1.1 Beperkte genotsrechten
Beperkte rechten:
Eigendom/toebehoren is het meest omvattende recht. Het is echter mogelijk om ten behoeve
van een ander minder omvattend recht te creëren, dit is een beperkt recht.
Er zijn twee categorieën van beperkte rechten:
1. Beperkt recht met genotsfunctie:
- Erfdienstbaarheid
- Erfpachtrecht
- Recht van vruchtgebruik
- Opstalrecht
2. Beperkt recht met zekerheidsfunctie:
- Hypotheekrecht
- Pandrecht
1.1.1 Erfdienstbaarheid
Er zijn vier mogelijkheden om dit vorm te geven.
1. Obligatoire overeenkomst:
Het sluiten van een overeenkomst waarbij de ene persoon bepaalde verbintenissen krijgt, en
de ander bepaalde rechten. Dus een vereenkomst op grond waarvan A toelaat om B… een
nadeel hiervan is dat er zich problemen kunnen voordoen als A zijn grond verkoopt of
verhuurt.
2. Erfdienstbaarheid:
“... een last, waarmede een onroerende zaak – het dienend erf – ten behoeve van een andere
onroerende zaak – het heersende erf – is bezwaard.” (5:70 lid 1).
‘Een last’:
- Principe: dulden of niet doen (5:71 lid 1, eerste zin)
- Uitzonderling: doen (5:71 lid 1, tweede zin / 5:71 lid 2)
Erfdienstbaarheid heeft dus in beginsel enkel een negatieve verplichting; en in twee zeer
specifieke gevallen ook een positieve verplichting. De eerste uitzondering is een bijkomstige
ondergeschikte positieve verplichting. De tweede uitzondering is een zelfstandige positieve
verplichting.
Het is dus een last die op een onroerende zaak wordt opgelegd. Als deze wordt overgedragen:
erfdienstbaarheid gaat mee over ingevolge het zaaksgevolg (droit de suite). Want als je een
goederenrechtelijk recht hebt op een zaak, dan kan je het voorwerp van dit goederenrechtelijk
recht volgen ongeacht in wiens handen dit zich bevindt.
Als het dienende erf wordt overgedragen dan gaat de last die daarop rust mee over op de
verkrijger van dat perceel, omdat de eigenaar van het heersend erf het recht heeft om dat
perceel te volgen naar overal waar het gaat.
3
, Het is een last ten behoeve van een andere onroerende zaak. Als die wordt overgedragen:
erfdienstbaarheid gaat mee ingevolge afhankelijkheid. Erfdienstbaarheid is namelijk een
afhankelijk recht. Als een heersend erf wordt overgedragen dan gaat dus automatisch het
‘extraatje’ ofwel de erfdienstbaarheid mee over.
Let hierbij op dat je het afhankelijke recht en het zaaksgevolg van elkaar onderscheidt.
Zaaksgevolg heeft te maken met het goed waarop het beperkte recht rust, als dat wordt
overgedragen moet de verkrijger dulden dat daar een bepaalde last op rust. Afhankelijkheid
daarentegen betekent dat aan het recht dat je verkrijgt, dat daar nog een ‘extraatje’ aan vast
hangt. Dit ‘extraatje’ kan je dan uitoefenen tegen de eigenaar van het leidend erf.
De vergoeding die tegenover de erfdienstbaarheid staat heet retributie (art. 5:70 lid 2 BW).
Deze retributie is geen verplichting, deze is facultatief. Als er niets in de vestigingsakte staat,
is er dus geen retributie verschuldigd. Daarnaast is de erfdienstbaarheid in beginsel
eeuwigdurend, tenzij er anders is overeengekomen.
3. Kwalitatieve verplichting:
Een last op een goed, ten behoeve van een persoon. Dit is een verplichting die verbonden is
aan een goed. Een kwalitatieve verplichting wordt soms een erfdienstbaarheid zonder
heersend erf genoemd, want bij een kwalitatieve verplichting wordt er een verplichting
opgelegd ten behoeve van een persoon en niet ten behoeve van een ander perceel. Ofwel een
‘heersende persoon’.
Voorwaarden (art. 6:525 BW):
1. Verplichting tot dulden of niet doen
2. Registergoed
3. Derdenwerkingsbeding
4. Notariële akte + inschrijving
Het verschil met een erfdienstbaarheid is dat je daarbij altijd twee onroerende zaken nodig
hebt, een dienend en een heersend erf. De kwalitatieve verplichting ziet op de situatie waarin
je een last aan een zaak wil opleggen, zonder dat je zelf over een zaak beschikt.
Verwar dit begrip niet met het kwalitatief recht (van verbintenissenrecht) in dit vak kijken we
alleen naar de kwalitatieve verplichting.
4. Kettingbeding:
Hiermee bevinden we ons in het verbintenissenrecht. A belooft aan B:
1. “Ik laat jou over mijn grond wandelen”;
2. “Ik zal mijn opvolger (C) ertoe verplichten om jou over die grond te laten wandelen;
3. “Ik zal C er ook toe verplichten om die verplichting op zijn beurt aan zijn opvolger
(D) door te geven;
4. “Ik zal C er ook toe verplichten om de doorgeefverplichting aan zijn opvolgers (D
e.v.) op te leggen.”
Het probleem met deze ketting is dat deze maar zo sterk is als de zwakste schakel. Als er één
iemand in die ketting is die besluit om het perceel te verkopen en de verplichting niet door
geeft, dan is het einde verhaal voor persoon B. Dit is het essentiële verschil met de
kwalitatieve verplichting en de erfdienstbaarheid: hierbij gaat de verplichting om ‘te dulden’
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annefloorscheper. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.