Samenvatting van het vak omgevingsrecht gegeven aan de Open Universiteit. Het vak wordt gegeven in de master. Zowel het lesboek (M.N. Boeve, F.A.G. Groothuijse (red.), Omgevingsrecht, Groningen: Europa Law Publishing: 6de druk 2019.) als de voorgeschreven artikelen zijn samengevat.
Leereenheid 2 - Milieueffectrapportage en Normen voor omgevingskwaliteit
M.N. Boeve en F.A.G. Groothuijse (red.), Omgevingsrecht, hoofdstuk 3 en 4 (par 1 - 3.3 en 9.2)
Hoofdstuk 3: Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 3 §1
In het omgevingsrecht treft men tal van bepalingen aan die dwingen tot informatieverschaffing
voordat tot besluitvorming kan worden overgegaan. Voorbeelden daarvan:
a) De bepalingen in het Mor over de informatieverstrekking in het kader van een aanvraag om
omgevingsvergunning voor een inrichting;
b) De bepalingen in omgevingsrechtelijke wetgeving die verplichten tot het uitvoeren van
onderzoek ter voorbereiding van het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan;
c) De verplichting tot informatieverstrekking die voortvloeit uit de regeling over de m.e.r.
inclusief de strategische milieubeoordeling (smb).
Kenmerken m.e.r. stelsel:
a) De Europeesrechtelijke achtergrond;
b) De complexe procedure;
c) De verruimde reikwijdte bij de besluiten die na m.e.r. worden genomen;
d) De doorwerking van verkregen informatie in het uiteindelijke besluit;
e) Betrekking op breed scala aan overheidsbesluiten, zowel de ruimtelijke ordening als
milieubeleid.
Hoofdstuk 3 §2
De Europese richtlijn betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en bijzondere projecten
(2011/92) heeft betrekking op projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Die
projecten zijn in twee bijlagen bij de richtlijn opgesomd.
Bijlage I: Bij projecten in bijlage I moet altijd sprake zijn van een m.e.r.
Bijlage II: heeft betrekking pp minder bedreigende projecten, lidstaten mogen in hun nationale
wetgeving criteria vaststellen om de m.e.r. plichtige projecten te onderscheiden van niet m.e.r.
plichtige projecten.
De m.e.r.-plicht is gekoppeld aan een vergunning.
In 2014 is de m.e.r.-richtlijn gewijzigd met als doel de procedure te verduidelijken, de kwaliteit te
verbeteren en de procedure te stroomlijnen:
a) De scope van de m.e.r.-beoordeling is uitgebreid met effecten op de risico’s op zware
ongevallen en rampen;
b) Een verplichting tot een regeling voor de coördinatie of integratie van procedures, indien er
voor een activiteit zowel sprake is van een m.e.r.-plicht als een plicht tot passende
beoordeling op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn;
c) De m.e.r. moet door bekwame deskundigen zijn opgesteld;
d) Het bevoegd gezag moet voldoende expertise hebben om de m.e.r. te kunnen onderzoeken;
e) Er moeten maatregelen worden genomen om belangenverstrengeling tegen te gaan
wanneer het bevoegd gezag zelf een m.e.r. moet opstellen;
f) Uitvoering van mitigerende en compenserende maatregelen die in het m.e.r. zijn opgenomen
moeten woorden geborgd en gemonitord;
, g) Er moeten sancties komen op overtreding van de m.e.r.-regelgeving.
In 2017 is deze richtlijn in nationale wetgeving omgezet.
Hoofdstuk 3 §3
Implementatie van de richtlijnen heeft in Nederland plaatsgevonden in hoofdstuk 7 Wet
milieubeheer (Wm) en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De milieubeoordeling van
projecten en strategische milieubeoordeling van plannen wordt samen aangeduid als
‘milieueffectrapportage’. De milieueffectrapportage kan betrekking hebben op:
a) Besluiten zoals vergunningen (project-m.e.r.)
b) Plannen zoals bestemmingsplannen (plan-m.e.r.)
Bij het Besluit m.e.r. zijn in de Bijlage onderdelen C en D lijsten opgenomen waaruit blijkt voor welke
activiteit en voor welke besluiten of plannen een milieueffectenrapport moet worden gemaakt. In
onderdeel C zijn de activiteiten opgenomen waarvoor verplicht een milieueffectrapport moet
worden opgesteld, onderdeel D bevat een opsomming van activiteiten waarvoor het bevoegd gezag
voorafgaand aan het besluit moet beoordelen of een milieueffectrapport dien te worden gemaakt.
Dit is de zogenoemde m.e.r.- beoordelingsplicht, deze plicht geldt uitsluitend voor besluiten en niet
voor plannen.
Hoofdstuk 3 §3.1
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de uitgebreide m.e.r.-procedure en de beperkte m.e.r.-
procedure. De uitgebreide procedure geldt voor alle m.e.r.-plichtige plannen en bij complexe
besluiten (zie par. 7.4 Wm en 7.9 Wm). De beperkte procedure is van toepassing bij besluit die met
toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure worden voorbereid en waarbij geen
passende beoordeling van de Wet natuurbescherming aan de orde is.
Hoofdstuk 3 §3.2
In het Besluit m.e.r., onderdeel C, zijn de activiteiten opgesomd die belangrijke nadelige gevolgen
voor het milieu kunnen hebben. Voor deze activiteiten geldt een m.e.r.-plicht. Het Besluit m.e.r. wijst
het besluit aan dat pas genomen mag worden nadat de m.e.r.-procedure doorlopen is.
In het Nederlandse omgevingsrecht zijn vaak verschillende vergunningen nodig om een m.e.r.-
plichtige activiteit uit te voeren. Indien dit het geval is volgt uit jurisprudentie dat de m.e.r.-plicht
voor het hele project is gekoppeld aan het eerste planologische besluit dat in een deel van het
project voorziet. Voor de opvolgende planologische besluiten hoeft dan geen MER meer te worden
opgesteld.
Hoofdstuk 3 §3.3
Vaak geldt de m.e.r.-plicht voor besluiten uitsluitend als bepaalde drempelwaarden worden
overschreden. Activiteiten kunnen daardoor niet worden opgeknipt om aan de m.e.r.-plicht te
ontkomen, er moet gekeken worden naar de totale capaciteit op de totale oppervlakte van een
activiteit. Bij de beoordeling of de drempelwaarde wordt overschreden blijft de bestaande situatie
buiten beschouwing. Daarnaast moet worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden die het
besluit biedt.
Hoofdstuk 3 §3.4
De Wm geeft aan wat een milieueffectrapportage ten minste moet bevatten voor het plan-MER
(artikel 7.7. Wm) en het project-MER (artikel 7.23 Wm). In het MER zal de voorgenomen activiteit
,beschreven moeten worden en moet aangegeven worden welke gevolgen deze heeft op het milieu.
Daarnaast moet aandacht besteed worden aan de alternatieven van de voorgenomen activiteit:
redelijke alternatieven.
Een plan-MER en een project-MER verschillen van elkaar: het plan-MER gaat meer om een plan dat
het kader vormt voor een m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit, in het m.e.r.-plichtige
plan worden dan locaties aangewezen. Bij een project-MER staat de locatie vast en zal het MER meer
het karakter van een inrichtings-MER hebben.
Hoofdstuk 3 §3.5
In artikel 7.35 Wm is een verruimde reikwijdte van m.e.r.-plichtige besluiten opgenomen. Dit houdt
in dat het bevoegd gezag bij het nemen van m.e.r.-plichtige besluiten rekening dient te houden met
alle gevolgen die de betrokken activiteit voor het milieu kan hebben. De verruimde reikwijdte geldt
niet voor m.e.r.-plichtige plannen.
Hoofdstuk 3 §3.6
De rechtmatigheid van het MER en de m.e.r.-procedure dient beantwoord te worden bij de
rechtmatigheidsbeoordeling van het m.e.r.-plichtige plan of besluit. Beslissingen met betrekking tot
milieueffectrapportage zijn niet los appellabel.
Hoofdstuk 3 §4
Voor activiteiten uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. geldt geen m.e.r.-plicht maar een m.e.r.-
beoordelingsplicht. Het gaat om vergelijkbare activiteiten als onderdeel C, maar met een lagere
drempelwaarde. De m.e.r.-beoordeling heeft tot doel vast te stellen of sprake is van bijzondere
omstandigheden die aanleiding geven tot een m.e.r.-plicht. Als deze omstandigheden zich niet
voordoen hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld.
Procedure:
a) De initiatiefnemer deelt zijn voornemen mee aan het bevoegd gezag;
b) Het bevoegd gezag beslist binnen zes weken of een m.e.r.-procedure al dan niet moet
worden doorlopen.
De drempelwaarden uit kolom 2 van onderdeel D zijn indicatief, dat betekent dat ook voor
activiteiten die onder de drempelwaarden blijven het bevoegd gezag moet beoordelen of het project
belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Hoofdstuk 3 §5
Het stelsel van plan-MER en project-MER heeft tot gevolg dat voor nieuwe activiteiten in veel
gevallen sprake is van een dubbele m.e.r.-plicht. Indien het besluit niet m.e.r.-plichtig is maar slechts
beoordelingsplichtig, geldt bij de beslissing over het hele plan de plan-m.e.r.-plicht. Als het gaat om
plannen bestaat er geen m.e.r.-beoordeling.
,Hoofdstuk 4: Normen voor omgevingskwaliteit
Hoofdstuk 4 §1
Om de kwaliteit van de omgeving te beschermen kunnen er verschillende instrumenten worden
gebruikt:
a) Brongerichte instrumenten: zoals de vergunning die beperkingen stelt aan emissies van de
inrichting of van de lozing;
b) Effectgerichte instrumenten: zoals milieukwaliteitsnormen die beogen het in stand houden
of het bereiken van een bepaalde omgevingskwaliteit.
de norm geeft aan welke kwaliteit dat milieu minimaal moet hebben. Dit kan lucht, water
en bodem betreffen.
De Wet milieubeheer bevat in hoofdstuk 5, titel 5.1. een algemene regeling voor
milieukwaliteitsnormen, de milieukwaliteitsnormen zelf zijn opgenomen in amvb’s, de
Wet milieubeheer zelf of handreikingen.
Hoofdstuk 4 §2
Verschillende nationale milieukwaliteitsnormen hebben een Europese achtergrond. Europese
milieukwaliteitsnormen moeten worden omgezet in algemeen bindende en afdwingbare bepalingen
van nationaal recht. De lidstaten blijven bevoegd om strengere normen vast te stellen.
Hoofdstuk 4 §3
Titel 5.1. van hoofdstuk 5 Wm bevat een algemene wettelijke regeling inzake milieukwaliteitsnormen
(in de Wm aangeduid als ‘milieukwaliteitseisen’). De milieukwaliteitseisen worden vastgesteld bij
amvb, provinciale milieuverordening of ministeriele regeling.
Bij amvb moet worden aangegeven of de norm een grenswaarde of richtwaarde betreft.
Grenswaarden geven het minimale kwaliteitsniveau aan, richtwaarden geven een
milieukwaliteitsniveau aan dat zoveel mogelijk moet worden bereikt. Daarnaast kan het te bereiken
milieukwaliteit worden aangegeven door middel van een bij een EU-richtlijn of EU-verordening
gestelde milieukwaliteitseis.
In artikel 5.2 lid 3 Wm is het ‘stand-still-beginsel’ opgenomen: wanneer de bestaande kwaliteit van
een gebied beter is dan de milieukwaliteitseis stelt, die bestaande kwaliteit voor dit gebied in de
plaats treedt van de in de eis aangegeven kwaliteit. De bestaande milieukwaliteit wordt dan de
nieuwe grens- of richtwaarde.
de in de amvb kan worden bepaald dat het stand-still-beginsel niet van toepassing is op een
bepaalde milieukwaliteitseis.
Met het stellen van milieukwaliteitsnormen is de gewenste milieukwaliteit nog niet behaald, het
bevoegd gezag moet de eisen vertalen naar maatregelen. Dit kan betekenen dat een
omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien een milieukwaliteitsnorm niet wordt gehaald.
In artikel 5.2 Wm is opgenomen dat in een amvb moet worden aangegeven bij welke bevoegdheden
de milieukwaliteitseisen in acht moeten worden genomen.
Planmatige of programmatische aanpak: de toetsing van de milieukwaliteitsnormen vindt dan niet
plaats op het individuele vergunningenniveau maar op planniveau. Om de milieukwaliteitsnormen te
halen wordt op planniveau al een afweging gemaakt tussen te treffen maatregelen en nieuwe
ontwikkelingen. Een voorbeeld hiervan is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Voor
individuele projecten betekent een programmatische aanpak dat de doorgang van het project niet is
, gekoppeld aan de milieukwaliteitsnormen: er hoeft niet te worden gewacht met het project totdat er
door te treffen maatregelen milieugebruiksruimte is vrijgemaakt.
In de Omgevingswet is gekozen voor een uniforme regeling van de programma-aanpak die zich leent
voor een brede toepassing.
Hoofdstuk 4 §9.2
De Crisis- en Herstelwet biedt ook de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van
milieukwaliteitsnormen. De afwijking kan aan de orde zijn in zogenoemde ontwikkelingsgebieden en
bij experimenten die bijdragen aan innovatieve ontwikkelingen. Het doel van de Chw is meer
milieuruimte creëren voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Het moet gaan om bestaand
stedelijk gebied of bestaande bedrijventerreinen of een gebied ter uitbreiding van de haven van
Rotterdam. De gebieden zijn aangewezen bij het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet.
Wanneer na 10 jaar niet aan de milieukwaliteitnorm wordt voldaan dient het college van
burgemeester en wethouders aan te geven binnen welke termijn dit wel het geval zal zijn. De
Afdeling heeft aanvaard dat het college van burgemeester en wethouders geen termijn aan hoeven
te verbinden, waardoor feitelijk voor onbeperkte tijd van een norm kan worden afgeweken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller debrakus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.