100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Global geography, Harm J. de Blij en Peter O.Muller introductie hoofdstuk + hoofdstuk 1, 2 en 3 $3.23
Add to cart

Summary

Samenvatting Global geography, Harm J. de Blij en Peter O.Muller introductie hoofdstuk + hoofdstuk 1, 2 en 3

2 reviews
 686 views  14 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting studieboek global geography van Harm J. de Blij en Peter O. Muller - ISBN: 9780470553039, Druk: 14 , Uitgavejaar: -

Preview 5 out of 17  pages

  • Yes
  • May 15, 2014
  • 17
  • 2013/2014
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: he1968 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: chevernydijk • 8 year ago

Translated by Google

Incomplete

avatar-seller
Begrippen Sociale geografie:

Introductie hoofdstuk:

1. Mental map: geeft aan hoe de persoonlijke waarneming van een persoon is van zijn
geografische omgeving, de manier waarop hij zijn ruimtelijke omgeving structureert.
Het is geen geografische kaart maar het vertegenwoordigd het beeld dat een persoon
in gedachte heeft. Geografen gebruiken het om te bepalen hoe het publiek subjectief
plaatsen waarneemt. Het proces van mental mapping is afhankelijk van perceptie en
cognitie. De geografische werkelijkheid komt hierbij niet overeen met de mentale
kaart. Er is dan ook veel verschil tussen de mentale kaarten van verschillende
individuen, omdat iedereen een ander beeld van de werkelijkheid vormt. Op basis
van de mentale kaart beweegt het individu zich door zijn omgeving. De positieve of
negatieve beelden van de omgeving die door de bewoners zijn verkregen en
verwerkt, worden door Lefebvre ‘spaces of representation’ genoemd.
De mentale kaart bevindt zich in principe inwendig, maar deze kan tot uitdrukking
komen in mondelinge verslagen, tekeningen en oordelen.
Massamedia hebben ook een effect op de mentale kaart van een persoon. De
waargenomen geografische dimensies van een ander land (relatief met het eigen)
kan vaak beïnvloed zijn door de hoeveelheid tijd die massamedia aan dat land
besteden. Ook reistijd kan van invloed zijn op de mentale cartering van een regio
2. Ruimtelijk perspectief: Bevolkingsgeografie is het onderdeel van de sociale
geografie dat de ruimtelijke spreiding van de bevolking over het oppervlak van de
aardbol en vanuit een ruimtelijk perspectief geboorte, sterfte en migratie onderzoekt.
Bij het onderzoek naar bevolkingsdichtheid kijkt men hoe de bevolking zich verhoudt
tot de natuurlijke omgeving. Men moet kennis hebben van geschiedenis, economie
en sociologie om de bevolking op een bepaald moment in de tijd en de opbouw en
groei daarvan op bepaalde locaties te kunnen verklaren.
Bij het onderzoek naar geboorte en sterfte onderzoekt men ruimtelijke verschillen,
bijvoorbeeld tussen rurale ruimte en stedelijke ruimtes, of processen, zoals de
ruimtelijke diffusie van een ziekte.
3. Geographic realm: een realm zijn continenten/landen. De bedenker van deze vorm
is H.J. de Blij. Een realm bestaat uit verschillende fysische
kenmerken/overeenkomsten waar een land door gekenmerkt wordt. Hij zoekt naar
overeenkomsten zoals geschiedenis, cultuur etc. De wereld is verdeeld in de
volgende realms: Europa, Rusland, Noord Amerika, Midden Amerika, Zuid Amerika,
Subsaharan Afrika, Noord Afrika/Zuid west Azië, Zuid Azië, Oost Azië, Zuid Oost
Azië, Australische realm en Pacific realm.
4. Transitie zone: een overgangszone, geen scherpe grenzen markeren hun
contacten. De realm voor Noord Amerika loopt precies op de grens van Mexico en de
VS. Hij kruist de golf van Mexico en scheidt vervolgens Florida uit Cuba en de
Bahama’s. Maar Spaanse invloeden zijn sterk in Noord Amerika ten Noorden van
deze lijn en ten Zuiden zijn de economische invloeden van Noord Amerika sterk. De
lijn is derhalve steeds een veranderende zone van regionale interactie. Zo zijn er
korte lijntjes tussen Zuid Florida en de Bahama’s maar de Bahama’s lijken meer op
een Caribbean dan op een Noord-Amerikaanse samenleving. Grenzen tussen realms
zijn zones van regionale veranderingen.
5. Regional concept: Een regio (ook wel streek, gewest of (meer algemeen) gebied) is
een geografisch gebied aaneengesloten met een bepaald taalkundig, cultureel,
demografisch en/of institutioneel karakter, al dan niet erkend door de officiële
instanties. Regio's kunnen landstreken zijn zoals de Betuwe, Twente, het Hageland,
West-Friesland, de Westhoek of Parkstad Limburg. Regio's kunnen ook institutionele
deelstaten zijn, zoals Beieren, Utrecht, Florida of West-Australië. Of taalgebonden
gebieden of beide zoals Bretagne, Vlaanderen en Catalonië. Frankrijk is verdeeld in
22 regio's (régions).

,6. Absolute afstand: De afstand gemeten in kilometers hemelsbreed.
7. Relatieve afstand: De afstand gemeten in tijd, kosten die nodig zijn om een absolute
afstand te overbruggen. V.b. het schip van China naar Nederland.
8. Formele/homogene regio: grensen/afbakingen zijn landen, gemeente, provincies
etc. Homogene regios is bijvoorbeeld de provincie Friesland of wie spreken er Fries;
hiervoor is telling nodig. Landbouw kan een homogene regio zijn b.v. de bollenstreek.
9. Spatial system: Andere gebieden zijn niet herkenbaar aan hun overeenkomsten.
Maar door de manier waarop ze werken. Deze gebieden worden aangeduid als
spatial systems. Neem bijvoorbeeld een grote stad met daarbij het omliggende
gebied zoals platteland, voorsteden, boerderijen etc. De stad zorgt voor voorraden en
elektriciteit richting deze gebieden, terwijl ze producten kopen van bijvoorbeeld de
boerderijen. De stad is het centrum en het gebied eromheen achterland.
10. Achterland: De periferie is een aardrijkskundig begrip dat "randgebied" of
"achterland" betekent. Het kan betrekking hebben op verschillende schaalniveaus; op
lokaal niveau worden er vaak de buitenwijken en voorsteden van een stad mee
aangeduid, op regionaal of nationaal niveau het (vaak rurale en in het binnenland
gelegen) achterland, en op mondiaal niveau de minder ontwikkelde landen (ook wel
de Derde Wereld).
Het staat vaak in contrast met het begrip centrum. Het centrum van een stad is het
hart van de stad, waar de voorzieningen zijn. Het centrum van een land is het (vaak
industriële, beter ontwikkelde en aan de kust gelegen) voornaamste gebied, en het
centrum van de wereld zijn de rijke, meestal kapitalistische landen (ook wel de Eerste
Wereld).
11. Functionele regio: kern en afhankelijke gebieden, spil in het gebied. Het heeft een
kern en een omtrek bijvoorbeeld de Rotterdamse haven heeft een enorm afhankelijk
achterland.
12. Natuurlijk landschap: Een natuurlijk landschap is een landschap waarin de flora en
fauna zonder toedoen van de mens zich gevestigd hebben.
21. Bevolkingsspreiding: is de wijze waarop een bevolking zich over een bepaald
woongebied heeft verdeeld, en wordt aangeduid met dicht bevolkt, matig dicht bevolkt,
eerder dun bevolkt en dun bevolkt. Voor specifieke cijfers, doet men beroep op de
bevolkingsdichtheid. Een (volledig) gelijkmatige bevolkingsspreiding komt in de
werkelijkheid niet voor. Bij een ongelijkmatige bevolkingsspreiding is er sprake van
gebieden met een hoge (gebieden met een bevolkingsconcentratie) resp. lage
bevolkingsdichtheid (vrijwel "lege" gebieden). In Nederland is de bevolking erg
onregelmatig gespreid: het grootste deel van de bevolking woont in een zestal stedelijke
zones. Nog onregelmatiger gespreid is de bevolking in Suriname, waar het grootste deel
van de bevolking te vinden is in het noorden van het land, langs de kust.
22. Urbanisatie: Verstedelijking, het percentage van mensen dat leeft in steden en
dorpen. Urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als
gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking.
Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een
stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van
de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast
neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk
maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk.
23. cartogram: Een cartogram is een kaart waarop de te bestuderen verschijnselen
weergegeven worden. Het is een speciaal voorbeeld van een statistische kaart.
Dergelijke kaarten zijn vervormd op basis van data. Deze vervorming kan een bizar
kaartbeeld opleveren. Bijvoorbeeld bij een kaart voor urbanisatie wordt niet het
topografisch gebied weergegeven maar het aantal mensen per gebied.
24. cultural landscape: Het cultuurlandschap concept werd voor het eerst genoemd in
de jaren 1920 door een universiteit van Californië. Deze geograaf genaamd carl Ortwin
Sauer, zag dit als het vormen van landschap door de activiteiten van de mens.

,Voorbeeld, je vaart op de Nijl, dan zie je mensen met witte gewaden, een paar geiten die
in de schaduw liggen, en droge stoffige oevers. Dit is een beeld van Soedans
cultuurlandschap.
25. Staat: Als een politiek, sociaal en economisch model heeft de staat zich duizenden
jaren lang ontwikkeld. Al vanaf het moment dat landbouw dusdanig grote vormen
aannam dat steden en dorpen ontstonden. Een staat is de binnen een afgebakend
grondgebied werkzame, in hoge mate soevereine organisatie die gezag uitoefent over de
op dat grondgebied wonende bevolking, die deze bevolking naar buiten toe
vertegenwoordigt en die over de benodigde machtsmiddelen beschikt, zoals het
geweldsmonopolie.
Het is mogelijk dat een staat (gedwongen of vrijwillig) een deel van zijn machtsmiddelen
overdraagt aan een andere staat, of dat staten via een federaal of confederaal verband
een deel van hun machtsmiddelen overdragen aan een overkoepelende staat.
26 European state model: Een model met definities van nationaliteit en soevereiniteit.
Tot de negentiende eeuw werd verondersteld dat dit model een etnische en culturele
groep homogene mensen binnen een nationale grens zou omsluiten. Dit was echter nooit
het geval. Nu wordt dit model omschreven als een staat die word bewoond door burgers
en geregeerd word door een representatieve regering vanuit een hoofdstad.
27. economic geography: (EG) is de wetenschap die zich bezighoudt met de ruimtelijk
variërende economische omstandigheden op de aarde. De economie van een
geografisch gebied kan worden beïnvloed door het klimaat, de geologie en sociaal-
politieke factoren. Geologie kan invloed hebben op de aanwezigheden van grondstoffen,
de kosten van vervoer, en beslissingen voor het gebruik van het beschikbare land. Het
klimaat kan de beschikbaarheid van natuurlijke grondstoffen beïnvloeden (met name
land- en bosbouwproducten), maar ook de werkomstandigheden en productiviteit. De
sociale en politieke instellingen die uniek voor een regio zijn kunnen tevens een invloed
uitoefenen op economische beslissingen.
28. Development: Het concept van ontwikkeling bestaat uit een staats economische en
sociale groei.
30. Centrum periferie model/theorie: Een mooie manier om arm/rijk te onderscheiden.
Het houdt zich bezig met afhankelijkheidsrelaties. Dit stamt af van de kolonisatie. Denk
aan de grote wereld machten Engeland, Nederland etc. Hierdoor was er weinig
economische realiteit. Je leverde aan je moederland anders was er ruzie. Hier is deze
theorie uit voort gekomen. Dit heeft ertoe geleid dat de centrum machten veel rijker zijn
geworden. Beter opgeleid etc. De landen die in de periferie terecht zijn gekomen zijn
leveranciers van grondstoffen. Hier vind je slechte politieke structuur, lage opleidingen en
weinig geld. Hierdoor zijn ze afhankelijk. Ontwikkelingshulp is nu al veranderd. Hulp is
meer economisch ipv politiek gericht. China is een nieuwe speler, zij willen alleen
handelen.
31. Regionale ongelijkheid: In de economische geografie zijn gegevens over de
nationale gemiddelde inkomen allesbehalve betrouwbaar als het gaat om de gemiddelde
werknemer. Een veel betrouwbaardere bron zou die van de regionale ongelijkheid zijn. In
landen met een hoog inkomen zijn gebieden waar armoede heerst. Terwijl landen met
lage inkomens hebben geleid tot bruisende, skyscrapered steden waarvan de straten vol
staan met luxe auto’s en winkels dure goederen verkopen.
32. Globalisering: Het proces waarbij cultureel, politiek gezien mensen steeds meer op
elkaar gaan lijken. Dit komt doordat transport steeds makkelijker gaat. Dit maakt de
uitwisseling tussen culturen steeds groter. Denk daarbij aan twitter, skype en facebook. Is
het altijd goed om met de hele wereld te communiceren? één van de effecten is het
verdwijnen van culturen.
V: geldstromen, open markten, vrije handel.
N: arme boeren (arika/azie) worden nog armer, het GNI gaat omhoog, centrum periferie
verschil wordt groter.
33. regionale geografie: regionale geografie is, is tijd- plaats- en groep gebonden.
- Regio een geconstrueerd begrip is

, - Processen zich voordoen op verschillende schaalniveaus
- Processen betrekking hebben op de interne samenhang in een gebied, maar ook op de
relaties met de omgeving
- Een regio altijd een onderdeel is van een groter (inter)nationaal netwerk
34. systematische geografie: deze bronnen zijn niet willekeurig, maar vormt topische of
systematische geografie. onderzoek in de systematische gebied van geografie maakt
onze wereld schaal generalisatie mogelijk. Zoals het figuur toont hebben deze
systematische velden nauw betrekking met die van andere disciplines, bijvoorbeeld
culturele geografie is verbonden met antropologie en sociologie. Politieke geografie richt
zich op de ruimtelijke afdrukken van politiek gedrag. Andere systematische velden zijn
historische, medische en gedragsproblemen geografie. Bovendien zullen we ook gebruik
maken van informatie van biogeografie, marine geografie, bevolking geografie en
klimatologie. Deze systematische velden van geografie worden zo genoemd omdat hun
aanpak globaal is, niet regionaal.

Hoofdstuk 1 Europa
Wereldbejaardenhuis: mensen worden ouder. Probleem: minder jonge mensen die de
oudere generatie moet onderhouden.
Problemen Europeanisering: immigratie, groeiende multiculturele uitdaging, armere Oost-
Europa.
Invloed verleden: romeinse rijk: infrastructuur, local functional specialization, education,
administration, commerce. Renaissance: ontdekking buitenland, kolonisatie. Agrarische
revolutie: veel landen door vroegere koningen, barons, landheren.
1. land hemisphere: Het land halfrond, is het halfrond van de aarde met de grootst
mogelijke oppervlakte van het land. Europe is in het centrum van het land halfrond.
Binnen Europa bevinden zich honderden bevaarbare rivieren, voorzien van een
ongeëvenaard kanalen systeem. Hierdoor is het mogelijk om van alle kanten optimaal
gebruik te maken m.b.t. handel.
2. Physiografie: Fysische geografie is die tak van de natuurlijke wetenschap die zich
bezighoudt met de studie van processen en patronen in de natuurlijke omgeving,
zoals de atmosfeer, hydrosfeer, biosfeer en geosfeer, in tegenstelling tot de culturele
of gebouwde omgeving, het domein van de sociale geografie.
3. infrastructuur: meestal het totaal van onroerende voorzieningen zoals
(spoor)wegen, vliegvelden, havens, bekabeling, riolering, wegennet et cetera
bedoeld. Veelal is de overheid verantwoordelijk voor de aanleg en het beheer van de
infrastructuur. Daarbij is het Rijk in Nederland verantwoordelijk voor de aanleg van
rijkswegen en spoorlijnen. Regionale overheden, zoals gemeenten en provincies
hebben daarbij verantwoordelijkheden voor de lokale infrastructuur. Soms wordt het
beheer van infrastructuur van de ene overheid naar de andere overgeheveld. Een
provinciale weg kan bijvoorbeeld rijksweg (snelweg) worden, of omgekeerd.
4. lokale functionele specialisatie: De productie van een bepaald product door
bepaalde mensen in bepaalde plaatsen. Dit werd een bekend handelsmerk voor de
Romeinen. Neem bijvoorbeeld de mensen op Elba die dolven ijzer en de mensen die
dichtbij het plaatsje Cartagena in Spanje woonde produceerde zilver en lood.
5. The isolated state model/theorie: Johann Heinrich von Thünen (1783/ 1850)
was een prominente negentiende-eeuwse econoom. De Von Thünen model van
landbouwgrond , die vóór de industrialisering , maakte de volgende
vereenvoudigende veronderstellingen:
- De stad is centraal gelegen op een "Isolated State . "
- De Geïsoleerde State is omgeven door wildernis .
- Het terrein is volledig vlak en heeft geen rivieren of de bergen .
- Bodemkwaliteit en het klimaat zijn consistent .
- Boeren in de geïsoleerde staat te vervoeren hun eigen goederen naar de markt
via ossenkar, over land , rechtstreeks naar de centrale stad . Er zijn geen wegen .
- Boeren gedragen zich rationeel om de winst te maximaliseren .

, 6. Model: Het model heeft vier ringen van de landbouwactiviteit .
- Melkvee en intensieve landbouw ligt het dichtst bij de stad.
- Hout en brandhout zouden worden geproduceerd voor brandstof en bouwmaterialen
in de tweede ring .
- De derde zone bestaat uit uitgestrekte velden gewassen zoals graan .
- Ranching ligt in het uiteindelijke ring . Dieren kunnen ver worden verhoogd van de
stad, omdat ze zichzelf transport .
7. Industriele revolutie: De industriële revolutie begon eind 18de eeuw in Engeland
met de uitvinding van de stoommachine (omstreeks 1770), hetgeen de
vervaardiging van producten enorm versnelde. Ze vervolgde begin 19de eeuw in
de rest van Europa. Ambachtelijke en kleinschalige werkplaatsen groeiden uit tot
grote fabrieken en vormden samen een grootschalige industrie. Door die groei
daalde de prijs van de producten enorm waardoor steeds meer mensen zich deze
konden veroorloven. Deze ommekeer is onomkeerbaar gebleken, eerst in Europa
en later in de rest van de wereld: hij betekende een breuk met vroegere tijden en
werd een gestage revolutie. Het betrof een relatief snelle uitvinding, ontwikkeling
en toepassing van nieuwe technieken.
8. Natie staat: binnen een staat slechts één natie (zeer dominant) aanwezig is en dient om
een soeverein territorium te bieden aan een bepaalde natie (een culturele identiteit). Binnen
deze staat leven geen of zeer weinig mensen van een andere natie, en buiten haar grenzen
wonen geen of zeer weinig mensen van de eigen natie. Het bereiken van een natiestaat
wordt meestal gezien als het doel van nationalisme. Het idee van natiestaten ontstond in de
19e eeuw. Weinig landen in Europa. Niet homogeen genoeg wat betreft etniciteit.
9. Natie: Een natie is een verbeelde politieke gemeenschap. Criteria kunnen objectief zijn
zoals verwantschap, cultuur, taal of religie. Subjectieve criteria zijn verbondenheid en
solidariteit die gevoeld wordt door een groep. Als de natie grotendeels samenvalt met de
staat wordt wel gesproken van een natiestaat.
10. Centrifugale krachten: naar buiten toe. Politieke geografen gebruiken de term om de
sterkte van de verdeeldheid van staten die kunnen voortvloeien uit religieuze, raciale,
taalkundige, politieke, economische en regionale factoren te identificeren en te meten.
11. centripetale krachten: naar binnen toe. Centrifugale krachten worden gemeten ten
opzichte van centripetale krachten. De algemene tevredenheid met het systeem van de
regering en administratieve juridische instellingen en andere functies van de staat kan
zorgen voor stabiliteit en continuïteit als centrifugale krachten worden bedreigd. Een recent
voorbeeld is Joegoslavië, de centrifugale krachten die waren ontketend na het einde van de
koude oorlog overtroffen de zwakke centripetale krachten in dat relatief jonge landje met
vreselijke gevolgen.
Theorie van Ullman: Hij stelde dat de handel een interactie was op basis van drie
fenomenen: complementariteit, tussenliggende kansen, en overdraagbaarheid van
grondstoffen.
13 Complementariteit: een gebied produceert een overschot dat nodig is in een ander
gebied. Wanneer twee gebieden elk verlangen naar andere producten ontstaat dubbele
complementariteit. In Europa zijn hier talloze voorbeelden van. Bijvoorbeeld Industrieel Italië
wil steenkool uit west-europa, west-europa wil Italië ‘s boeren producten.
14. transporteerbaarheid: Afstand en fysieke obstakels kan de kostprijs van een product
naar niet rendabel verhogen. Maar Europa is klein, de afstanden zijn kort en Europeanen
hebben het meest efficiënt transportsysteem van wegen, spoorwegen en kanalen gekoppeld
aan rivieren gebouwd.
15. tussenliggende mogelijkheden: De handel tussen twee plaatsen, zelfs als ze in een
positie van sterke complementariteit en hoge transporteerbaarheid is, zal zich alleen
ontwikkelen in de afwezigheid van een dichter, tussenliggende bron van het aanbod. Een
voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld als zou blijken dat Zwitserland grote reserves steenkool
zou bevatten vlakbij de Italiaanse grens dan zou Italie gebruik maken van deze mogelijkheid.
Om zo de invoer vanuit West Europa te verminderen of te elimineren.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sandramul. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23  14x  sold
  • (2)
Add to cart
Added