Anatomie en fysiologie voor het MBO, met Expert College toegangscode
Samenvatting anatomie en fysiologie die ik heb gemaakt voor de opleiding tot Doktersassistent aan het mboRijnland. Ik heb deze gemaakt als voorbereiding op mijn examen.
Onderwerpen
- De cel
- De huid
- Het ademhalingsstelsel
- Circulatie: hart- en bloedvaten
- Afweersysteem
- Spijsverteringsstelsel
- Thermoregulatie
- Zenuwstelsel
- Urinewegstelsel
- Afweersysteem
- Zintuigelijke waarneming
- Botten
- Spieren
- Voortplanting
,De cel
Opbouw van de cel
Anatomie: bouw en vorm menselijk lichaam.
Fysiologie: de werking van het menselijke lichaam: onderzoek naar werking van de functies in het
lichaam. De normale en gezonde werking van de menselijke organen.
Van cel tot stelsel
Een menselijk lichaam bestaat uit 100.000 miljard verschillende type cellen.
Een groep gelijksoortige cellen vormen een weefsel bijv. spiercellen vormen samen een
spierweefsel.
Verschillende weefsels die met elkaar een taak uitvoeren vormen een orgaan bijv. de huid
beschermt tegen uitdroging, onderkoeling en beschadiging.
Een combinatie van organen die samen een functie uitvoeren noemen we een orgaanstelsel bijv.
ademhaling stelsel bestaat uit longen, luchtpijp en strottenhoofd.
Cellen
- Cellen zijn bouwstenen
- Het lichaam heeft ongeveer 60 biljard cellen
- Het is de kleinste bouweenheid van het lichaam en functioneert zelfstandig
- Een cel ademt, voedt, scheidt uit en vermenigvuldigt
- Een cel heeft een eigen energieproductie
- De cel reageert ook op veranderingen.
Elk levend organisme is opgebouwd uit cellen. Cellen kun je onderverdelen in 2 groepen:
Prokaryoten: cellen zonder celkern (bacteriën).
Eukaryoten: cellen met een celkern (schimmels, planten en dieren).
,De buitenkant van de cel is omgeven door een dun laagje, het celmembraan. Binnen het
celmembraan bevindt zich een waterige structuur, het cytoplasma.
De cel bestaat uit verschillende organellen: organellen zijn de onderdelen van de cel die een
specifieke functie binnen de cel uitoefent.
De organellen van de cel:
- Celmembraan
- de celkern;
- de mitochondriën;
- het endoplasmatisch reticulum (ER);
- de ribosomen;
- het Golgi-systeem;
- lysosomen.
Het celmembraan: Een dun vlies dat de inhoud van de cel omvat. Ook vormt de celmembraan een
halfdoorlaatbare (semipermeabele) barière tussen de binnenkant van de cel en de omgeving.
Intracellulaire ruimte: de ruimte in de cel.
Extracellulaire ruimte: de ruimte buiten de cel.
Functies:
- Regelt de transport van stoffen tussen de intracellulaire ruimte (binnen de cel) en de
extracellulaire ruimte (buiten de cel). Zuurstof, koolstofdioxide en water passeren de
membraan gemakkelijk.
- Het beschermen van de cel tegen de buitenwereld (beschadigingen en ziektekiemen)
- Stevigheid en onderhouden van de vorm van de cel.
Opbouw: 7,5-10 micrometer dik. Bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden en eiwitten.
Fosfolipiden: opgebouwd uit vet(-lipide) en een fosfaatgroep (fosfo).
Membraanporiën: speciale kanaaltjes die afgesloten kunnen worden gevormt door
membraaneiwitten.
Glycoproteïnen: de combinatie van koolhydraten en membraaneiwitten bevestigd aan het
buitenoppervlak van het celmembraan.
Glycolipiden: de combinatie van koolhydraten en fosfolipiden bevestigd aan het buitenoppervlak van
het celmembraan.
Glycocalyx: de laag die om de cel heen zit gevormd door de glycoproteïnen en de glycolipiden.
zorgt voor bescherming van de cel en zorgt ervoor dat decel herkend kan worden door het
afweersysteem in het lichaam.
Contactremming: houdt in dat cellen stoppen met delen wanner hun glycocalyx in contact komt met
een andere glycolalyx.
De celkern (nucleus): bevat het erfelijke matieraal (het DNA) van de cel. Neemt ongeveer 10% van de
cel in. De celkern is het grootste organel in een cel. Zonder celkern kan de cel niet leven. De celkern
stuurt alle activiteiten in een cel aan. Bevat informatie over erfelijke eigenschappen.
Functies:
- Bevat chromosomen: elke kern heeft 46 chromosomen
- Opslag van DNA (erfelijk materiaal)
- Regelt de celgroei en de deling van de cel;
- Uitwisseling van RNA tussen de celkern en de rest van de cel;
- Regelen welke genen tot uiting komen;
- Verdelen van genetisch materiaal tijdens de celdeling (replicatie);
, - Opslag van eitwitten en RNA in de celkern;
- Transcriptie: mRNA kopie die wordt gemaakt van een stukje DNA.
Nucleoplasma: stroperige vloestof die de chromosmen omvat in de celkern.
Kernlichaam (nucleolus): organel in het nucleoplasma die de eiwitten aanmaakt die nodig zijn voor
de opbouw van verschillende onderdelen in de cel.
Mitochondriën: de energiecentrales van de cel. Groot en langwerpig. Is een energieleverancier van
de cel. In de ruimte binnen het binnen membraam bevindt zich de vloeistof waarin de brandstoffen
worden afgebroken. Bij verbranding komt energie vrij.
Aerobe dissimilatie: mitochondrion maakt gebruikt van zuurstof bij de verbranding.
Mitochondriën hebben twee membranen:
1. een gladde buitenmembraan;
2. een binnenste membraan die is ingevouwen met plooien (cristae).
Intermembraanruimte: het smalle gebied tussen de binnenste en buitenste membranen;
Mitcochonriale matrix: de binnenkant van het binnenste membraan. Omvat: enzymen, DNA,
ribosomen.
Functies:
- Productie van energie (BELANGRIJKSTE)
- Assisteren bij de opbouw van bepaalde delen van bloed en hormonen.
- Afbreken van ammoniak.
- Apoptose: coördinatie van de geprogrammeerde celdood
Het endoplasmatisch reticulum: netwerk van buisjes (tubuli) en zakjes (cisternae) in het cyotplasma.
Komt alleen voor bij eukaryote cellen.
Het ER bestaat uit twee verschillende delen:
1. Het ruw endoplasmatisch reticulum: bezaaid met ribosomen op het buitenoppervlak. Belangrijkste
functie . Transport van eiwitten vanuit de ribosomen naar het Golgi-systeem.
2. Het gladde endoplasmatisch reticulum: bevat geen ribosomen. Functie productie van sommige
koolhydraten en het verwerken van medicijnen en gifstoffen.
Functies:
- het vervoer van bepaalde koolhydraten naar andere organellen;
- het vergroten van het mebraanoppervalk waardoor verschillende reacties in de cel
makkelijker en sneller kunnen plaatsvinden;
- de vorming en uitbreiding van het kernmembraan tijdens de celdeling;
- de aanmaak van eiwitten, vetten koolhydraten en steroïden zoals cholesterol, progesteron,
testosteron.
De ribosomen: kleine organellen die eitwitten aanmaken.
Twee subeenheden:
1. grote ribosomale subeenheid;
2. kleine ribosmale subeenheid.
elke subeenheid bestaat voor ongeveer 60% uit rRNA en voor 40% uit eiwit.
Voorbeelden van eiwit: hormonen en enzymen.
Het Golgi-systeem: Bestaat uit een stapeltje platte blaasjes. Binnen deze blaasjes vindt bewerking
van nieuw aangemaakte eiwitten plaats. Na deze bewerking zijn de eiwitten in staat hun functie uit te
voeren. Zodra ze klaar zijn transporteert het golgi-systeem de eiwitten naar de juiste plek in de cel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisannevanderniet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.