100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting van alle vakken periode 2 jaar 1 $3.20
Add to cart

Summary

Samenvatting van alle vakken periode 2 jaar 1

1 review
 306 views  8 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvattingen van de hoofdstukken uit de boeken van sociologie, pedagogiek en psychologie voor periode 2 van jaar 1.

Preview 5 out of 26  pages

  • May 16, 2014
  • 26
  • 2013/2014
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: cindyjennings-quirozendo • 8 year ago

avatar-seller
Samenvatting van alle vakken
periode 2 jaar 1

geschreven door:

ambervanosch




De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

Op Stuvia vind je het grootste aanbod aan samenvattingen en collegeaantekeningen. De
documenten zijn geschreven door jouw medestudenten, specifiek voor jouw opleiding!




www.stuvia.com



Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen




Samenvattingen van sociologie, pedagogiek en
psychologie periode 2
Sociologie
Hoofdstuk 6
Sociale ongelijkheid: ongelijkheid waarbij we groeperingen mensen van elkaar kunnen
onderscheiden omdat ze een andere sociale positie t.o.v. elkaar innemen. (verschil in macht
tussen sociale posities).

Sociaal hiërarchische benadering: rangorde (bijv. Leger)
Stratificatie benadering: geslaagdheid of opeenstapeling

Veelgebruikte indeling van sociale hiërarchie:
Bovenlaag grote kapitaal bezitters en topbestuurders
Ondernemersklasse eigenaars van kleine en middelgrote ondernemingen
Professionele middenklasse hoogopgeleide, goedbetaalde werknemers
Arbeidersklasse werkersklasse
Onderklasse werkloos

Verticale mobiliteit: stijging of daling van sociale mobiliteit
Horizontale mobiliteit: vernaderen van soort werk zonder een stijging of daling is van de
sociale laag
Intergeneratie mobiliteit: het stijgen of dalen van kinderen t.o.v. hun ouders
Intrageneratie mobiliteit: het stijgen of dalen binnen een generatie.

Meritocratie: verworven positie die afhankelijk is van iemands talenten

Werkeloosheid= 15-64 jaar hebben geen werk voor tenminste 12 uur per week en wel op
zoek en ingeschreven bij arbeidsbureau.

Glazen plafond: onterecht onderscheid maken op grond van leeftijd

Sociale ongelijkheid tussen autochtonen en allochtonen:
Werken en werkloosheid
Inkomen en huisvesting
Onderwijs
Cultuur

Opvattingen over homo’s:
Zonde
Ziekte
Biologische variant

Hoofdstuk 7
Macht= het vermogen om vorm te geven aan de eigen toekomst
Formuleren van doelstellingen
Beschikking over middelen om doelstellingen te realiseren
Vermogen om anderen te beïnvloeden

Sekse: biologische verschillen man en vrouw
Gender: sociale of culturele omschrijving van wat mannelijk of vrouwelijk is.




Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen




Verwachtingen die aan jongens of meisjes worden gesteld komen uit de rol van ouders en
hun opvoeding en van media

Dubbele opdracht voor vrouwen: mooi zijn en niet concurreren met de mannen
Meritocratie: iedereen heeft positie verworden die afhankelijk si van diens talenten,
intelligentie en opleiding

Hoofdstuk 9
Sociale beweging: een groepering van mensen die op grond van gemeenschappelijke
waarden en overtuigingen probeert om dmv een collectieve actie de maatschappelijke
ontwikkeling te beïnvloeden. Het formuleren van de toekomstig gewenst situatie en
machtsvorming is hierbij essentieel.

Utopisch= paradijselijk denken.

2 elementen van een alternatief referentiekader:
- Utopisch denken over een klasseloze maatschappij waarin geen armoede of
onrechtvaardigheid meer bestaat (1e machtsaspect)
- De ontwikkeling van een groeiend potentieel voor een massabeweging door de
economische schaalvergroting (2e machtsaspect)

Idealisme: bezit groot vertrouwen in het menselijk vermogen in vorm te geven aan de
toekomst
Kritiek hierop:
- Niet alles wat mensen willen is realiseerbaar
- Ideeën komen niet uit de lucht vallen

Materialisme: niet de mensen, maar de omstandigheden bepalen het menselijk handelen 
tegenovergestelde van idealisme  economie  Karl Marx

Vereldungstheorie: armen steeds armen, rijken steeds rijker.

Lobby: wanneer invloed wordt uitgeoefend door middel van informele netwerken.

Machtsmiddelen:
- Geweld of dwang
- Beloning
- Manipulatie
- Geïnstitutionaliseerde machtsoefening (machtsposities)
- Overtuigingskracht/rationele macht
- Charismatische macht = als machtsminderen zich laten beïnvloeden door de
persoonlijkheid van de beïnvloede

Hoofdstuk 10
Emancipatie: een groepering gaat vanuit een onrechtvaardig beoordeelde situatie op weg
naar een rechtvaardigere situatie van gelijkwaardigheid en gelijke behandeling.
Van een emancipatiebeweging is sprake als:
- Het een sociale beweging is die streeft naar verbetering van de maatschappelijke
positie van de sociale categorie die door deze beweging wordt vertegenwoordigd
- De maatschappelijke uitgangssituatie van de desbetreffende categorie als
onrechtvaardig ten opzichte van andere sociale categorieën wordt ervaren

Rechtvaardigheid vroeger
Oude Grieken: iedereen moet krijgen naar talent. Talent is de maatstaf. Bijv. een goede
voetballer krijgt een nieuwe bal of iemand die het leuk vindt om te voetballen maar er niks




Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen




van bakt? De goede voetballer  talent. Maar hieraan zitten ook verplichtingen: je moet
laten zien hoe goed je kunt voetballen bijv.

Bij rechtvaardigheid gaat het altijd om een verdeling van rechten en plichten. Als je een recht
hebt, zit daar ook een plicht bij. Je hebt het recht om auto te rijden, maar je moet je wel aan
de verkeersregels houden  plicht.

Het feodale tijdperk: de standenmaatschappij. Rechtvaardigheid betekent dat mensen er
recht op hebben te worden behandeld nar hun stand en de plicht hebben te handelen naar
hun stand. Iedere stand kende zijn eigen rechten en plichten. Deze werden door het erfrecht
overgedragen van de ene generatie op de andere.

De Franse Revolutie: het gelijkheidsbeginsel. Iedereen moest gelijk worden. Rechtvaardig is
die samenleving waarin iedereen gelijk is. En gelijkheid is hetzelfde als uniformiteit. Geen
privileges meer.

Liberalisme: het dubbele rechtvaardigheidsbegrip. Rechtvaardigheid: iedereen blijft formeel
(voor de wet gelijk)  geen privileges meer, maar die gelijkheid wordt genuanceerd door het
principe van Aristoteles waarbij de maatstaf talent vervangen wordt door verdienste, die
wordt beloond in de economie en privé sfeer. Wat iemand op de economische markt weet te
verkrijgen, is dus rechtvaardig. Dit is rechtvaardig want de markt kan niet onrechtvaardig zijn.
De beloonde verdienste draagt bij aan de verhoging van het welvaartspeil van de
samenleving als geheel.

Socialisme en communisme: het behoeftebegrip. Het socialisme en communisme verzetten
zich tegen het verdienste-idee van het liberalisme. Niet iedereen staat namelijk in een gelijke
relatie ten opzichte van de economie of de markt en is dus niet in dezelfde mate in staat tot
verdienste. Er is een verschil in afkomst tussen mensen, en dit leidt tot een ongelijke positie
in de maatschappij ookal is formeel iedereen voor de wet gelijk. Verder heeft de
marktordening een politiek karakter. Eigenaren of bezitters van productiemiddelen kunnen
zich namelijk veel meer welvaart toe-eigenen dan arbeiders. De markt is dus niet neutraal.
Rechtvaardigheid is behoefte. Iedereen moet naar behoefte krijgen, zowel in termen van
consumptieve behoeften, als in termen van behoeften naar talent. Het is de
verantwoordelijkheid van de samenleving als geheel om deze extra faciliteiten te bieden.

Sociaal kapitaal
Sociale ongelijkheid
Sociale mobiliteit
Emancipatie

Intra = binnen een generatie
Inter = tussen generatie

Jobhoppen = horizontale sociale mobiliteit  meer gaan werken
Verticale sociale mobiliteit  ander werk (hoger/lager)

Ene doet vmbo, ander doet vwo  het zijn leeftijdsgenoten  intrageneratie mobiliteit

Eu-functie (steun)
Dys-functie (risico)
Manifest = zichtbaar
Latent = verborgen

Sociale bewegingen verbeteren de eigen sociale positie




Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen




Psychologie
Hoofdstuk 3
De eerste cel ontstaat wanneer een spermacel van de man door het membraan van het
ovum dringt, de vrouwelijke voortplantingscel. Deze gameten (mannelijke en vrouwelijke
geslachtscellen) bevatten enorme hoeveelheden genetische informatie. Ongeveer een uur
hierna, fuseren de twee gameten tot één cel: zygote. Dit creëert een nieuw mens.

Genen bevatten informatie voor alle erfelijke eigenschappen. Alle genen zijn opgebouwd uit
DNA. In de DNA-strengen zitten 46 chromosomen, 23 paren. Het 23e paar stelt het geslacht
van het kind vast. Vrouwen: XX. Hierom draagt een eicel altijd een X mee. Mannen: XY.
Hierom kan een zaadcel X of Y zijn. Als de zaadcel een X draagt, wordt het samen XX en
wordt het een vrouw. Als de zaadcel een Y draagt, wordt het samen XY en wordt het een
man. De vader bepaalt dus het geslacht van het kind.

Monozygotische tweelingen: tweelingen die genetisch identiek zijn
Dizygotische tweelingen: tweelingen die verwekt worden wanneer twee afzonderlijke
eicellen ongeveer tegelijkertijd bevrucht worden door twee afzonderlijke zaadcellen

Wanneer twee concurrerende eigenschappen, zoals bruine of blauwe ogen, allebei aanwezig
zijn, kan er maar één tot uiting komen. De eigenschap die tot uiting komt, wordt ook wel
dominante eigenschap genoemd. De andere eigenschap blijft ook in het organisme
aanwezig, maar komt niet tot uiting: recessieve eigenschap. Het genotype is de
genetische informatie van het organisme. Het fenotype is het waarneembare kenmerk, de
uiting van de genen.
Ouders geven genetische informatie aan hun nakomelingen door via de chromosomen die
ze de gameet bij de bevruchting meegeven. Sommige genen vormen paren die allelen
heten, genen die eigenschappen bevatten die verschillende vormen kunnen aannemen,
zoals haarkleur of kleur van ogen. Het allel van een kind kan gelijke of ongelijke genen van
elke ouder bevatten. Als het kind gelijke genen krijgt, zeggen we dat het homozygoot is
voor de betreffende eigenschap. Als het kind van zijn ouders verschillende vormen van het
gen erft, is het heterozygoot. Hier komt alleen de dominante eigenschap tot uiting.

Als geen van de ouders een gen voor blauwe ogen draagt, kan een kind geen blauwe ogen
krijgen. Als één ouder het recessieve gen draagt en de andere ouder niet, kan het kind geen
blauwe ogen erven. Als beide ouders het recessieve gen dragen, is er een kans van één op
vier dat het kind blauwe ogen krijgt.

Polygenische overerving: overerving waarbij een combinatie van meerdere genenparen
verantwoordelijk is voor de productie van een specifieke eigenschap

Genoom: het geheel van alle genen van de chromosomen van een individu

Erfelijke en genetische stoornissen:
- Downsyndroom; een extra chromosoom op het 21e paar. Verstandelijke beperking
- Fragiele X-syndroom; gen op het X-chromosoom beschadigt. Verstandelijke handicap
- Sikkelcelanemie; bloedaandoening
- Ziekte van Duchenne; spierzwakte en afname van spiermassa, vooral bij mannen
- Syndroom van Klinefelter; een extra X-chromosoom, vooral bij mannen

Technieken om de foetale ontwikkeling van je kind te volgen:
1. Eerstetrimesterscreeningtest; combinatie van bloedtest en een echoscopie in de 11e
– 13e week van de zwangerschap. Hierdoor krijg je informatie over omvang en vorm




Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ambervanosch. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.20  8x  sold
  • (1)
Add to cart
Added