100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Handboek Diabetes Mellitus (4e druk) voor de DAW-toets $4.85   Add to cart

Summary

Samenvatting Handboek Diabetes Mellitus (4e druk) voor de DAW-toets

1 review
 76 views  6 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting bevat de leerstof voor de DAW-kennistoets van jaar 3.1 van het handboek Diabetes Mellitus

Preview 4 out of 42  pages

  • No
  • 1-24
  • November 2, 2020
  • 42
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: Stuvia292 • 3 year ago

avatar-seller
Samenvatting handboek Diabetes Mellitus



Hoofdstuk 1. Regulatie van de normale
glucosestofwisseling
1. Inleiding
Het lichaam heeft continu behoefte aan substraten (=de stof waarop een enzym inwerkt)
zoals glucose en vetzuren, om hieruit energie te halen in de vorm van ATP. Hoe deze substraten
worden gebruikt (gelijk voor energie of opgeslagen in vetweefsel) hangt af van de
energiebehoefte op dat moment.

Een volwassen man van 70-75 kilo heeft een basale glucosebehoefte (=onderhoudsbehoefte)
van circa 200 g glucose per dag. Hiervan wordt 70% (140 g) gebruikt voor het centrale
zenuwstelsel. De plasmaglucosespiegel bevind zich tussen 2 uitersten:
 De postprandiale (=gevoede) toestand
 De postabsorptieve (=langer gevaste) toestand


2. De glucosestofwisseling in postprandiale
(=gevoede) toestand
2.1 Verwerking van koolhydraten uit de maaltijd
Hongergevoel zorgt ervoor dat je gaat eten totdat je verzadigd bent. Uit de macronutriënten
hebben koolhydraten (40-70%) het grootste aandeel. Koolhydraten worden via de dunne darm
opgenomen en naar het bloed getransporteerd. Als de glucoseconcentratie buiten de cel na de
maaltijd stijgt, wordt deze overgebleven glucose via de glucosetransporter-2 (GLUT2)
opgenomen in de bètacel van de pancreas, waar het leidt tot de productie en afscheiding van
insuline.  extracellulaire opname van glucose

De stroom van nutriënten door de dunne darm zorgt ook voor de afscheiding van incretinen;
een groep van darmhormonen die in het spijsverteringstelsel worden uitgescheiden na het
nuttigen van een maaltijd. Hieronder vallen glucagon-like peptide-1 (GLP-1) en
glucoseafhankelijk insulinotroop polypeptide (GIP); deze spelen een belangrijke rol bij de
verwerking van glucose, vet en eiwit, omdat ze insulinesecretie (=afscheiden insuline)
stimuleren.

De afscheiding van GLP-1 en GIP in combinatie met de stijging van de glucoseconcentratie buiten
de cellen zorgen voor een optimale insulinerespons, die de postprandiale (=na de maaltijd)
glucosestijgingen binnen normale grenzen houdt.

AFSCHEIDING GLP-1 en GIP + Stijging EXTRACELLULAIRE glucoseconcentratie

=

OPTIMALE insulinerespons die de glucosestijgingen POSTPRANDIAAL binnen de grenzen houdt


Intracellulaire opname van glucose:
Na opname in de cel wordt glucose door het enzym glucokinase gefosforyleerd (=gemaakt tot
fosfaat) tot glucose-6-fosfaat. Hierdoor kan ATP worden aangemaakt waardoor ATP-
afhankelijke kanalen worden afgesloten en er calcium de cel instroomt. De stijging van de
calciumconcentratie in de cel stimuleert de afscheiding van insuline. GLP-1 en GIP stimuleren
de insulineafscheiding via GLP-1 en GIP-receptoren op de bètacel.

,Samenvatting handboek Diabetes Mellitus




2.2 Insulinerespons op koolhydraten
Bij gezonde mensen zal een stijging van het extracellulaire glucose boven 5 mmol/l leiden tot de
opname van het extracellulaire glucose in de bètacel van de pancreas via GLUT2. Er is dus een
duidelijk verband tussen; plasmaglucoseconcentratie  glucose opname in bètacel 
insulineafscheiding. De plasma-insulineconcentratie verdubbelt al wanneer het plasmaglucose
met 0,6 mmol/l stijgt.

De insulineafscheiding wordt (naast intra- en extracellulair) ook nog gestimuleerd door de
invloed van het autonome zenuwstelsel op de bètacel, een invloed die ook glucoseafhankelijk
is.

Aminozuren en vetzuren uit de voeding zorgen ook voor het aansporen van insulineafscheiding.
De eerste piek in het bloedglucosegehalte wordt veroorzaakt door glucose, terwijl de tweede
piek ook mede wordt bepaald door amino- en vetzuren.

Insuline respons op koolhydraten  insulineafscheiding stijgt 

2.3 Glucagonrespons op koolhydraten
De glucagonafscheiding uit de alfacellen wordt geremd in postprandiale toestand.

Dit wordt veroorzaakt door de effecten via insuline, GLP-1 en somatostatine:
 Insuline: remt de glucagonafscheiding door het algemeniseren van hyperpolarisatie van
de celmembraan.
 GLP-1: heeft ook een remmend effect, deels via de aanwezigheid van de GLP-1 receptor
op de alfacel en deel indirect via het autonome zenuwstelsel en de stimulatie van
insulineafscheiding.
 Somatostatine: zorgt ook voor hyperpolarisatie van de celmembraan, maar remt de
glucagonafscheiding ook door verlaging van het cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP).

Ook door de stijging van het extracellulaire glucose wordt de glucagonafscheiding geremd;
waarbij plasmaglucoseconcentraties van 6-10 mmol/l zorgen voor een maximale glucagon
remming. Glucose wordt via glucosetransporter-1 (GLUT1) de alfacel binnengebracht.

Glucose remt de glucagonafscheiding ook indirect; namelijk via het stimuleren van de
insulineafscheiding.

Glucagon respons op koolhydraten  glucagonafscheiding wordt geremd 

,Samenvatting handboek Diabetes Mellitus


2.4 De anabole effecten van insuline
Omdat je maar een paar maaltijden eet paar dag ervaart je lichaam een cyclus van vasten en
eten. Om tijdens de periodes dat je vast toch de nodige inspanning te kunnen leveren, zijn er
vele manieren voor de opslag van energie; dat gebeurt met name in de vorm van triglyceriden
en in mindere mate als glycogeen. De inwerking van insuline op diverse organen (lever,
skeletspier, vetweefsel en centraal zenuwstelsel) speelt hierbij een belangrijke rol.

De lever:
Een stijging van de insuline- en glucoseconcentratie treedt bij gezonde mensen op als gevolg van
exogene toevoer van energie (energie van buitenaf; iets eten) en zorgt voor een anabole
toestand (energie wordt gebruikt om spieren op te bouwen). Endogene toevoer (energie
vanuit het lichaam) van energie is dan niet nodig.

Postprandiale toestand  exogene toevoer van energie
Postabsorptieve toestand  endogene toevoer van energie

Dat betekend dat in postprandiale toestand (gevoede toestand) de endogene glucoseproductie
(EGP) door de lever geremd moet worden. dit kan op verschillende manieren:

 Insuline: een viervoudige stijging van de insulineconcentratie brengt de EGP gelijk tot
stilstand. Deze remming kan direct (door remming van de glycogenolyse) en indirect (via
de verlagende effecten van insuline op glycerol, vrije vetzuren en aminozuren).

 Glucose: glucose-6-fosfaat (door de glycogenolyse in de lever aangemaakt) wordt niet in
glucose maar in lactaat omgezet.  ongeveer 60% van de door de lever opgenomen
glucose wordt opgeslagen als glycogeen; de rest verlaat de lever in de vorm van lactaat.

 Centraal zenuwstelsel: iets in de hypothalamus wat ook meespeelt in de
onderdrukking van de EGP in postprandiale toestand.

De skeletspier:
De hoeveelheid glucose die in postprandiale toestand onder invloed van hyperinsulinemie (=te
hoge aanmaak insuline) wordt opgenomen in de skeletspieren is 80-90%. Er bestaat wel
een verschil in de opname van glucose afhankelijk van de toedieningsweg (oraal/intraveneus);
na orale toediening is de glucoseopname in lever en skeletspieren elk ongeveer 30%.

Hoeveel glucose kan worden opgenomen via het stimuleren van de insulineafscheiding hangt af
van meerdere factoren. Een gezonde endotheelfunctie en microcirculatie zijn van essentieel
belang om voldoende insuline en glucose aan de spiercellen aan te bieden.

Na binding van insuline aan de insulinereceptor wordt de insulinesignaaltranductiepad
geactiveerd, waarbij fosforylering van een aantal eiwitten uiteindelijk zorgt voor translocatie
van de glucosetransporteur GLUT4 naar de celmembraan. De translocatie van een voldoende
hoeveelheid GLUT4 is van essentieel belang voor een normale glucosehomeostase; ook het
autonome zenuwstelsel is van belang voor de glucosehomeostase.

Nadat de glucose in de spiercel is opgenomen wordt via het enzym hexokinase gefosforyleerd
tot glucose-6-fosfaat. Na een uitgebalanceerde maaltijd met voldoende koolhydraten zal de
spiercel glucose met voorrang gebruiken voor de aanmaak van energie.

, Samenvatting handboek Diabetes Mellitus
Glucosetransporteur GLUT-1  naar de alfacel
Glucosetransporteur GLUT-2  naar de bètacel
Glucosetransporteur GLUT-4  naar de celmembraan


Vetweefsel:
De meeste energie in het lichaam ligt opgeslagen in de vorm van triglyceriden in de vetcellen
(=adipocyten). Insuline speelt ook hier een belangrijke rol als schakel tussen
triglyceridenafbraak- en aanmaak, via opname van glucose en vetzuren in de vetcel.
Triglyceriden bestaan uit glycerol-3-fosfaat + geactiveerde vetzuren. Glycerol-3-fosfaat
wordt gemaakt uit intracellulair glucose; dat onder invloed van insuline via GLUT4 de vetcel in
getransporteerd wordt. Vetzuren bereiken de cel via verschillende vetzuurstransporters in de
membraan van de vetcel. De opslag van triglyceriden in vetcellen is belangrijk voor het
behouden van een normale glucosehomeostase.

Als dit niet goed wordt opgeslagen ligt er vaak een verband met glucose-intolerantie (=de
mate waarin het lichaam glucose uit het bloed kan verwerken).

Het centraal zenuwstelsel:
Vooral de hypothalamus is belangrijk voor een adequate adaptie van de perifere weefsels aan de
positieve energiebalans na een maaltijd. De glucoseopname in de hersenen zelf is
insulineonafhankelijk, maar in sommige delen komt GLUT4 wel voor. Bepaalde gebieden in de
hersenen zijn van groot belang voor de normale perifere glucosehomeostase.

Insuline is in de postprandiale toestand dus een belangrijk hormoon voor de verwerking
van nutriënten in perifere weefsels.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Iriswierda. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.85  6x  sold
  • (1)
  Add to cart