Samenvatting
Slides en lesnotities
Belgische politiek
Prof. Dr. P. Meier
Academiejaar 2019 - 2020
,
,LES 1 (INLEIDING)
1. Wat, hoe, waarom bestuderen?
1.1. Algemene informatie
Bij elke college is er verplichte lectuur die op voorhand dient gelezen te worden. Zo kan men in de les meevolgen
met wat er gezegd wordt. Bij deze les hoort de tekst van De Winter en Baudewyns. Tegen 22 mei is er ook een
bijkomende opdracht. We doen niet aan politiek, we bestuderen de politiek!
België is een constitutionele parlementaire monarchie:
- De koning is het staatshoofd, maar heeft weinig macht.
- De eerste macht ligt bij het parlement.
- België heeft ook een aantal grondwetten (Zie het vak Politicologie).
Politieke wetenschappen zijn geen exacte wetenschappen. We hebben enkel een Belgische identiteit en geen
subidentiteit (Vlaming, Waal, …).
1.2. Waarover zal het vak gaan?
De cursus gaat over politieke actoren en instellingen in België, de structuren en processen van de Belgische po-
litiek en de ontwikkelingen in de Belgische politiek. Het doel van de cursus is om kennis te verwerven, een ana-
lytisch perspectief te ontwikkelen en de Belgische politiek te kunnen uitleggen en duiden aan de hand van een
politicologisch perspectief.
2. Quiz tijdens de les
Dit is?
Paleis der Natie in Brussel (Palais de la Nation). Dit is de zetel van het
Federaal Parlement (wetgevende macht) van België. Het is de zetel
van zowel de Kamer van Volksvertegenwoordigers (rechtstreeks ver-
kozen door het volk) als de Senaat.
Aanvullend
De Kamer beslist over wetten die in heel België gelden. Soms is dat samen met de Senaat, maar de Kamer heeft
altijd het laatste woord. Het heeft ook een controlerende functie. Ze geeft het vertrouwen aan de regering, maar
kan dat ook weer intrekken, dan wordt er een motie van wantrouwen ingediend. De Kamer bestaat uit een
meerderheid en oppositie. De meerderheid wordt gevormd door de volksvertegenwoordigers van de partijen
die in de regering zitten. De oppositie bestaat uit diegenen uit de partijen die niet in de regering zetelen. Zij
controleren de regering nauwgezet en kunnen hun acties in vraag stellen. De Kamer keurt ook de financiën of de
begroting van de regering goed. Ze kunnen ook onderzoekscommissies starten, dit om gebeurtenissen in de sa-
menleving te onderzoeken en zo toepasselijke wetten te maken.
De Senaat (volksvertegenwoordigers vooral gekozen door de deelstaatparlementen: de taalkoppen) kan soms
meebeslissen met de Kamer over bepaalde wetten. Als er belangenconflicten zijn tussen verschillende parle-
menten, springt de Senaat tussenbeide om te zoeken naar oplossingen. Het kijkt daarbij ook of Europa geen
beslissing maakt die beter op een ander niveau wordt gemaakt. Dit is de subsidiariteitsregel. Ze maakt informa-
tieverslagen, bijvoorbeeld een federale wet heeft effect op een wet die in een gemeenschap of gewest is beslist.
De Senaat moet hen dan inlichten via dit verslag.
Link: https://nl.wikipedia.org/wiki/Subsidiariteitsbeginsel
2
,Wat is de Fédération Wallonie-Bruxelles en waarom is dit er?
Dit is eigenlijk de Franse gemeenschap in België, wat de officiële naam is. Aan de Vlaamse kant vallen het gewest
en de gemeenschap samen. Die is er om de link tussen Brussel en Wallonië duidelijk te maken.
Even terzijde:
- Er zijn drie gewesten: Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk.
- Er zijn drie gemeenschappen: Vlaamse, Franse en Duitstalige.
Hoeveel regeringen telt dit land?
6 (Please don’t get this wrong)!
Wie legt er allemaal een eed af bij de Koning?
Alle leden van de federale regering en de Ministers-president van de deelstaatregeringen. Waarom enkel de
ministers-president van de deelstaatregeringen? Omdat veel ministers tegen het koningshuis zijn. Het was een
compromis om niet te veel macht van het koningshuis te hebben. Bovendien moest er een onderscheid zijn met
de federale regering.
Dit is?
Het Grondwettelijk Hof.
Frans: Cour constitutionelle.
Duits: Verfassungsgerichtshof.
Het is een bijzonder rechtscollege dat toeziet op de naleving van
de bevoegdheidsverdeling tussen de federale staat, de gemeen-
schappen en de gewesten enerzijds en de naleving van de grond-
rechten anderzijds. Alle landen hebben dit om conflicten in de po-
litiek op te lossen.
Dit is?
Het Kasteel van Hertoginnedal.
Frans: Château de Val-Duchesse.
Dit is de plek waar in 1963 het taalcompromis onder leiding van de
rooms-rode regering van Théo Lefèvre tot stand kwam. Dit com-
promis betrof de verdeling van de taalgrens. Dit werd vastgelegd
na de talentellingen.
Hoeveel ministers zitten er in de volgende regeringen?
Maximaal 9 in Wallonië, 11 in Vlaanderen en 5 in Brussel.
- Vlaanderen heeft meer mensen, dus meer ministers.
- Er zijn meer Vlaamse ministers omdat de gemeenschap en het gewest samengevoegd zijn.
- Brussel heeft de minste bevolking qua stemmen omdat er veel buitenlanders en jongeren wonen die
nog niet kunnen of mogen stemmen. Hier zijn er minstens 5 ministers doordat er twee talen gerepre-
senteerd moeten worden.
Wat is van oudsher de belangrijke politieke breuklijn?
Kerk – Staat was de eerste belangrijkste en onbewust ook Centrum – Periferie.
Arbeid – Kapitaal (ofwel de socio-economische breuklijn) is anno 2020 de belangrijkste. Het betreft het onder-
scheid tussen links en rechts.
3
,Aanvullend
België heeft vier breuklijnen die belangrijk zijn in onze politiek:
- Kerk – Staat.
- Centrum – Periferie.
o Aanvankelijk
▪ Centrum = Franstalig.
▪ Periferie = Vlaams.
▪ Initieel was Brussel een Franstalige stad.
o Vandaag
▪ Centrum = Vlaams, maar gedraagt zich nog steeds als minderheid en eist nog steeds
meer autonomie.
▪ Periferie = Franstalig.
▪ Op economisch vlak is Vlaanderen nu het centrum.
▪ Vlaanderen en Wallonië kunnen politiek gezien niet zonder elkaar.
▪ Cultureel zijn beide landsdelen uit elkaar gegroeid.
- Socio – Economisch (arbeid – kapitaal, links – rechts).
o Ontstaan door de Industriële Revolutie.
o België ken een neo-corporatistisch systeem.
▪ Structurele onderhandelingsfactor.
▪ 3 typische actoren: werkgevers, werknemers en vakbonden.
o Deze breuklijn is eind 19e eeuw opgekomen. Deze opkomst werd verricht door mensen die
betaald kregen in ruil voor hun arbeid.
▪ Belgische Werklieden Partij is ontstaan in 1885 (Socialistische partij).
o Het is een permanente breuklijn. Zolang er loonarbeid, arbeiders en bedienden zijn, zal deze
breuklijn altijd blijven bestaan.
- Stad – Platteland (minder van belang)
Stemplicht of stemrecht?
We hebben stemrecht, maar opkomstplicht. We hebben geen stemplicht (vanwege de democratie).
Wat is de regio met de meeste partijen?
Brussel heeft er meer dan Vlaanderen en Wallonië, omdat ze zowel Nederlandstalige als Franstalige partijen
hebben. Brussel is immers tweetalig.
Wat is de meest stabiele partij van België?
PS is de meest stabiele partij in België als je kijkt naar de verkiezingsuitslagen. Ze scoren altijd heel goed en
constant in Wallonië, zonder echter een absolute meerderheid van 50% van de stemmen te hebben. De andere
opties (CD&V en Ecolo) zijn vrij stabiel.
Wat is een kieskring?
Dit is een gebied waar bij verkiezingen op dezelfde kandidaten kan worden gestemd.
2.1. Vragen van vorige jaren
Wat is het recordaantal dagen dat België zonder regering zat?
541 dagen zonder regering in 2010 – 2011.
Wanneer komt federalisering op de agenda?
Na WO 2, in de periode tussen 1945 en 1970? Het is eigenlijk een issue van de jaren ’60, maar er waren wel al
wat voorlopers.
Wat wensen Vlamingen?
Meer (fiscale en culturele) autonomie. Walen wensen niet per se het omgekeerde van Vlamingen.
Wat was de eerste separatistische partij?
De Frontpartij. De andere optie (VNV of Vlaams Nationaal Verbond) heeft sterk gecollaboreerd met de Nazi’s
tijdens de Tweede Wereldoorlog.
4
,Wat zijn geen problemen voor een onafhankelijk Vlaanderen?
A) Dat ze Brussel moeten inleveren.
B) Dat het niet eenvoudig is om de staatsschuld op te delen.
C) Dat het onwaarschijnlijk is dat Vlaanderen steun zal krijgen van de EU-lidstaten.
D) Dat het bekende trademark ‘Made in Belgium’ niet langer gebruikt kan worden.
E) Dat er zeer hoge transactiekosten verbonden zijn aan dit proces.
F) Dit zijn allemaal valide problemen.
Wanneer werd Frans afgeschaft als officiële taal?
In 1932, bij het ontstaan van de taalgrens. De andere optie was 1856. In dat jaar werd een commissie opgericht
over het statuut van het land.
Hoeveel partijfamilies zijn er?
4: Socialisten, liberalen, christendemocraten en de groenen (vrij recent). Regionalisten en extreemrechtse horen
er niet echt bij.
Welke verkiezingen zijn het minst belangrijk voor de kiezers?
Provinciale verkiezingen. Dit zijn tweederangs verkiezingen. Gemeentelijke, federale of Europese verkiezingen
zijn belangrijker.
3. Tekst De Winter en Baudewyns (Zie aparte samenvatting tekst)
- Luidden de verkiezingen van 2007 het begin van een nieuwe periode in onze politiek in?
- We kunnen enkele vragen stellen met betrekking tot de Belgische politiek:
o Waar blijft de Belgische compromiscultuur?
o Leidt de federalisering niet tot een matiging van eisen?
o Waar blijft de post natiestaat tijdsgeest?
- Tekst lezen en de grote lijnen onthouden!
Door de federatie België moeten partijen andere strategieën beheren dan normaal. Partijen kunnen bijvoorbeeld
in de oppositie zitten op regionaal vlak, en in de regering op federaal vlak. Dit kan voor problemen zorgen.
4. De Belgische politiek in drie delen
1830 – 1963 : Van onafhankelijkheid tot taalwetten (begin federalisering)
Vlaanderen was aanvankelijk economisch, financieel en bestuurskundig marginaal. De strijd van Vlamingen was
vooral voor de erkenning van de Vlaamse gemeenschap en de Nederlandse taal als integraal deel van België.
Deze strijd (onder andere om Nederlands te kunnen spreken op school) werd aangewakkerd na WO I. Vlamingen
stierven tijdens WO I omdat ze de Franstalige officieren niet begrepen. Er moest dus iets veranderen.
Ook het algemeen enkelvoudig stemrecht (1919) faciliteerde de opkomst van partijen. Voor 1919 was er meer-
voudig stemrecht voor de hogere klasse. De Frontpartij kwam na WO I op. Vanaf 1936 was er het Vlaams Natio-
naal Verbond, dat tijdens WO II collaboreerde met de Duitsers, waardoor deze een dieptegang kende na de
oorlog. Het duurde even voor ze hier weer bovenop geraakten. De taalwetten werden geïntroduceerd en er was
een graduele erkenning van het Nederlands, ook als bestuurlijke taal:
- De rechtbank (1873), administratie (1878), publieke scholen (1883), leger (1887), onderwijs in het al-
gemeen, met uitzondering van het hoger onderwijs (1895).
- Wet van gelijke status tussen beide talen (1898) en de afschaffing van het Frans voor officiële commu-
nicatie in Vlaanderen (1932).
- Vastleggen taalgrens (1962 – 1963).
5
,Er werden dus talentellingen gedaan in de gemeenten. Dit wil zeggen dat de taal van een gemeente bepaald
werd door het aantal inwoners in een bepaalde gemeente die ofwel Nederlands ofwel Frans spraken. Vanaf 30%
is er sprake van tweetaligheid. Brussel was echter voor 90% Franstalig, maar door afschaffing van de talentelling
blijft Brussel tweetalig. Deze afschaffing zorgde voor problemen in de gemeenten rond Brussel. Mensen ver-
trokken uit de stad en trokken naar de periferie. Hierdoor werden de gemeentes rond Brussel meer en meer
Franstalig. Door de afschaffing van de talentelling en de vastgelegde taalgrens, bleef de voertaal in deze ge-
meentes dus Vlaams. Nu zijn er bepaalde gemeenten aan het verengelsen, maar door de taalgrens en omdat we
de gemeenten nooit tweetalig hebben gemaakt voor de Franstaligen, kunnen we de taal in die gemeenten ook
niet aanpassen naar het Engels.
1963 – 1995: Federalisering
Er komt een omslag van de machtsverhoudingen. Wallonië was aanvankelijk economisch heel sterk en Vlaan-
deren was veel minder geïndustrialiseerd. Vlaanderen kent vanaf de 1960s economische dominantie (door on-
der andere de haven van Antwerpen) en door een plotse toevoeging van zetels (door de taalgrens) heeft Vlaan-
deren een numerieke meerderheid in het Parlement vanaf 1965. Vlaanderen blijft echter een typische attitude
van de minderheid aannemen. Het vraagt daarom federalisering van culturele materie in plaats van op het cen-
trum te wegen. We zien hier dus de calimeroreflex (vooral door N-VA gehanteerd). Deze attitude is blijven han-
gen door het idee van een minderheid te zijn dat moet opkomen voor haar rechten en dat zie je nog doordat ze
blijven decentraliseren. Er kwam een reactie uit het Waalse middenveld. Die ging vooral in tegen de groeiende
greep van Vlaanderen op het centrum. Er was een republikeinse rode strekking voor regionalisering.
De Brusselse reactie is vooral op tweetaligheid gericht. Vooral de elite was tegen de tweetaligheid, aangezien
zij vooral Frans spraken en het gewone volk tweetalig was. Zo had het gewone volk meer kans op werk. In deze
periode kenden we ook de opkomst van etnoregionalistische partijen (in Vlaanderen is dat de Volksunie). Er
waren traditionele partijen die opsplitsten in een Vlaamse en een Waalse tak (Open VLD en MR, CD&V en CDH,
Spa en PS). Dit versterkte de centrumvliedende tendens. Er kwam een opeenvolging van staatshervormingen
die België omvormden tot een federatie. De Vlamingen streefden culturele autonomie na (ontstaan van ge-
meenschappen). De Walen hadden liever autonomie op socio-economisch vlak (ontstaan van gewesten). Beide
landsdelen wilden echter blijven beslissen over Brussel. Zo is een nieuw politiek systeem ontstaan met een
nieuwe politieke logica en dynamiek. De zero sum wordt een win-winsituatie. Dit is een speltheorie waarbij de
opbrengst een constante waarde heeft. Als er een speler wint, moeten de andere spelers evenveel verliezen.
1995 – Nu: Post-federaliseringsfase
Dit is de postfederaliseringsfase. Het conflict tussen Vlaanderen en Wallonië wordt herzien. Onopgelost proble-
men winnen aan belang. Zo is er het probleem van de faciliteitengemeenten, de verfransende (verengelsende)
eentalige gemeenten, BHV, het statuut van Vlamingen in Brussel, enz. Er waren ook socio-economische kwesties
die aan belang wonnen. Zo is er de interpersoonlijke solidariteit. Hier komt het probleem van budgettaire krapte.
5. Herpositionering van de actoren
De afkalving van de VU heeft geleid tot een versplintering van het Vlaamse partijlandschap, in tegenstelling tot
het Franstalige partijlandschap. Vlaamse partijen gaan meer inzetten op communautaire issues in hun pro-
gramma’s. Er is al even de heropleving via de N-VA. Dit wordt versterkt tot uiting in Vlaamse executieve (execu-
tieve van een gemeenschap). De herpositionering wordt ook versterkt door de ontkoppeling van de verkiezin-
gen. De asymmetrische regeringen zorgden ervoor dat regeringen op federaal en regionaal niveau niet samen
vallen en dit wekte een communautaire competitie in de hand. Er is dus een kloof tussen de Vlaamse politieke
elite (Vlaamsgezind) en de Vlamingen (meer Belgisch gezind), in tegenstelling tot in het Franstalige deel van ons
land (Beiden zijn Belgisch gezind).
Link: https://nl.wikipedia.org/wiki/Volksunie
6
, 6. Stand van zaken in 2007
De traditionele consensusstrategie werkt veel minder. De federalisering bemoeilijkt ook andere dossiers, zoals
het klimaat. De vele ministers zijn het niet gewoon om samen te werken en leveren op vlak van klimaat geen
degelijk dossier af aan Europa. De zero sum games zijn minder gemakkelijk om te zetten naar win-winsituaties
gezien de budgettaire krapte, de financiële crisis en de begrotingscontrole van Europa. Er is een gemis aan struc-
turele communicatie (dit is anders bij de socio-economische actoren). Het versnipperde Vlaamse partijland-
schap leidt tot een communautair opbod.
- Resoluties in het Vlaams parlement (1999).
Twee grote gemeenschappen/deelstaten die twee andere meebesturen, verregaande fiscale
en financiële autonomie, overheveling van residuaire bevoegdheden naar de regio’s, recht op
eigen grondwet, enz.
- Maddens doctrine. Dit is een communautaire strategie die door Bart Maddens naar voor werd gescho-
ven om tot een vooruitgang te komen in de staatshervorming van België. Op 3 maart 2009 publiceerde
hij in De Standaard een vrije tribune onder de titel ‘On n’est demandeur de rien’. Daarin schoof hij een
communautaire strategie naar voren die kortweg stelt dat Vlaanderen niet langer een nieuwe stap in
de staatshervorming moet vragen, maar moet wachten tot het bestuursniveau waar Franstaligen aan-
wezig zijn de vragende partij is. Vroeg of laat heeft het federale België, Brussel of Wallonië geld nodig,
denkt hij. Op dat moment kan Vlaanderen weigeren, zoals de Franstalige politici dat in de 1990s en
2000s consequent deden. Dit net zo lang totdat Vlaanderen, in ruil voor geld, een duidelijke vooruitgang
kan boeken in een nieuwe ronde in de staatshervorming.
- Er is ook de vraag om onafhankelijkheid van de Vlaams nationalisten. Vlaanderen blijft zich profileren
als een gemeenschap, ook al is de regering van het gewest en de gemeenschap samengevoegd.
Link: https://www.standaard.be/cnt/as2744v8?article-
hash=E394D83FE3D4A6D13F22B8BA07FF4A3A4633E2715C219481429CB06F3E66CFFF04D30E90953B29594E4
428FC5E9DC20BD9DE6BC8B22BC802F92E400E7DA9F154
7. Quo Vadis Belgica?
Komt er een ontmanteling van België? Stelt de verdere overheveling van bevoegdheden de Vlaamse politieke
elite tevreden? Er zijn echter behoudende krachten die ervoor zorgen dat het onmogelijk is om België te splitsen.
Er zijn te veel nadelen voor Vlaanderen.
- Brussel moet opgegeven worden.
- Opdeling van de schuld is moeilijk.
- Terughoudendheid EU en haar lidstaten → EU zal nooit akkoord gaan.
- Vlaamse economie is op export georiënteerd. Made in Belgium zou verdwijnen.
8. Stof in de verdere colleges
De ontwikkeling van de Belgische federatie, partijen, het kiesstelsel, de identiteit en identificatie, regeringen,
parlementen, de instellingen die specifiek zijn voor een federatie, bestuur en beleid en de karakteristieken, ei-
genheid en toekomst van het Belgische systeem.
9. Praktisch: het examen
Schriftelijk, gesloten boek, open vragen, nadruk op kennis en inzicht, begrijpen – niet louter van buiten leren.
10. Bijkomende opdracht
- Zoek drie passende (opinie)stukken uit DS, De Morgen, Knack, enz. bij de tekst van de eerste les.
- Schets hoe die stukken de tekst aanvullen of tegenspreken en wat je daaruit leert over (de benadering
van) het onderwerp.
- 1500 woorden, vermeld naam en studentennummer.
- Dien ten laatste tegen vrijdag 22/05 in op decanaat met kopie van krantenstukken! Staat op 4 punten.
7
,LES 2 (EVOLUTIE FEDERALISERING)
1. Tekst bij deze les
Deschouwer, K. (2012), Territorial Organization and Reorganization, in idem, The Politics of Belgium. Governing
a Divided Society, New York: Palgrave Macmillan.
2. Welke staatshervormingen waren er? (Weten wanneer er wat is gebeurd)
1e staatshervorming (1970)
Deze is niet zo heel belangrijk. Er verandert weinig in het dagelijks leven van de mensen. Men legde enkel de
‘spelregels’ van het spel vast. Deze regels bepalen de dynamiek van ons land en tevens de dynamiek van de
volgende staatshervormingen. Er komt culturele (Vlaamse eis) en economische (Waalse eis) autonomie.
2e staatshervorming (1980)
Twee gewesten worden gevormd. Het gaat enkel over Vlaanderen en Wallonië. Brussel kwam er niet aan te pas.
3e staatshervorming (1988 – 1989)
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt er. Eindelijk wordt Brussel behandeld. Ook onderwijs wordt overgehe-
veld naar de gemeenschappen. De gewesten krijgen openbare werken en vervoer.
4e staatshervorming (1992 – 1993)
Belangrijk! Dit is het sluitstuk of de voltooiing van het federaal systeem. België is nu een federale staat. Wordt
beslist in het Sint-Michielsakkoord.
5e staatshervorming (2001 – 2002)
Men gaat België als federale staat meer finetunen. Het statuut van Brussel wordt herzien, maar men behandelt
ook het Grondwettelijk Hof en men koppelt de verkiezingen los.
6e staatshervorming (2011 – 2013)
In de tot nu toe laatste staatshervorming gaat men de financieringswet herzien. Men kijkt ook naar de Senaat en
de federale verkiezingen. De gewesten kunnen voortaan hun eigen belastingen regelen.
Link: https://www.belgium.be/nl/over_belgie/land/geschiedenis/belgie_vanaf_1830/vorming_federale_staat
3. Kenmerken van een federale staat
3.1. Unitaire staat
Dit is een staat met één centraal punt van bestuur/beslissing. Frankrijk is hier een mooi voorbeeld van. Er zijn
echter niet meer zoveel unitaire staten in de wereld. Meestal is er een decentralisatie van het bestuur. Maar
belangrijk hier is dat alle niveaus (arrondissementen, gemeenten, …) bestaan bij gratie van het centrale bestuurs-
niveau. Dit centrale bestuursniveau beslist hoe een land wordt ingedeeld. Als ze het land anders willen indelen,
dan kunnen ze dat gewoon doen. Deelgebieden hebben dus weinig tot geen bevoegdheden, ze voeren enkel
uit. Instellingen van de deelgebieden worden door nationale staat bepaald en verschil zo met een federale staat.
3.2. Federatie
Een federatie is een staatsvorm waarin de soevereiniteit wordt gedeeld tussen het centrale (of nationale of
federale) niveau en de deelstaten (gewesten en gemeenschappen). Er is dus een taakverdeling. Vb. Die bevoegd-
heden zijn voor de gewesten, die bevoegdheden zijn voor de gemeenschappen, enz. De deelstaten hebben te-
vens hun eigen autonomie en kunnen elkaars bevoegdheden niet afpakken. Gemeenten en provincies (een nog
lager niveau) worden beheerd door de gewesten. De machtsverhouding tussen de gewesten, gemeenschappen
en het federale niveau liggen vast. Die kunnen enkel via een grondwetswijziging veranderd worden.
8
, Bij een federatie zijn er verschillende autonome niveaus van besluitvorming (subsidiariteit). Alle niveaus kunnen
bindende beslissingen nemen en de deelstaten hebben een vertegenwoordiging in de federale besluitvorming.
Er is tevens geen hiërarchie tussen het federaal niveau en het niveau van de deelstaten. België is een voorbeeld
van een federatie met confederale elementen, maar we zijn meer een federatie dan een confederatie. De
Verenigde Staten en Duitsland zijn ook voorbeelden van een federatie.
Link: https://nl.wikipedia.org/wiki/Federalisme
3.3. Confederatie (is geen staat)
Dit is een verbond van op zich onafhankelijke entiteiten die beslissen om een aantal zaken samen te doen. Er is
dus een samenwerkingsverband tussen autonome staten. Vb. omdat Vlaanderen te klein is, regelen ze samen
met Wallonië hun buitenlands beleid of het beleid op defensie. Zwitserland is een confederaal systeem dat ge-
evolueerd naar een federaal systeem (alle gewesten zijn samen gevloeid). Er zitten wel nog confederale elemen-
ten in hun systeem. Er kan in dit systeem enkel beslist worden bij unanimiteit. Er is ook volledige autonomie, de
onafhankelijke entiteiten kunnen hieruit stappen. Als België bijvoorbeeld een confederatie zou worden, dan zou
België op zich niet meer bestaan en dan moeten zowel Vlaanderen als Wallonië opnieuw lidmaatschap aanvragen
bij de Europese Unie. Soms wordt gezegd dat ook de Europese Unie een confederatie is. Het heeft landen die
soeverein werken, een aantal taken samen doen en bepaalde elementen afdragen aan het hoger niveau.
Link: https://nl.wikipedia.org/wiki/Confederatie
3.4. Extra
Niet iedereen was fan van België als federatie, daarom hebben we deze dubbele staatsstructuur met gewesten
en gemeenschappen. Dit brengt echter enkele problemen met zich mee. Elke regering hanteert namelijk andere
regels, waardoor er een hele nieuwe dynamiek komt. Vroeger zaten partijen bijvoorbeeld in hetzelfde gebouw,
nu niet meer. Dit zorg ervoor dat politici elkaar niet meer kennen. Mensen waarmee ze een regering moesten
vormen, hadden ze nog nooit gezien. Door de splitsing was er ook minder vertrouwen in elkaar. In totaal waren
er dus 6 staatshervormingen. Bij elke staatshervorming moet de grondwet gewijzigd worden.
4. Van unitair naar federaal
4.1. Vormgeving van de federale staat
Om de federale staat vorm te geven waren er 4 staatshervormingen nodig (die van 1970, 1980, 1988 – 1989 en
1992 – 1993).
4.2. Fine tuning van de federatie
Om de federatie te finetunen waren er twee nodig (die van 2001 – 2002 en die van 2011 – 2013).
5. Grondwetswijziging van 1970
Deze (eerste) grondwetswijziging legt vooral de basisprincipes vast. Deze wijziging was belangrijk om oplossingen
te vinden voor de toenmalige problemen. Bijvoorbeeld in welke taal wordt iemand berecht? Dit vormde de
blauwdruk voor alle verdere beslissingen. Er zijn drie belangrijke puntjes:
- De taalgrens wordt ook de grens tussen de deelstaten.
- Er komt een invoering van taalgroepen en de bescherming van Franstaligen. Niet van de Nederlands-
taligen. Waarom? Omdat de Franstaligen op nationaal niveau in de minderheid waren. Minderheids-
groepen moeten altijd beschermd worden. Men keek niet naar Brussel (waar de Franstaligen in de meer-
derheid waren). Dat was pas in 1988 – 1989. Dus wanneer eindigt de wet van de meerderheid en waar
begint de bescherming van de minderheden.
- Men heeft het principe van Gemeenschappen en Gewesten ingevoerd om de taalgroepen in te delen.
Goed idee volgens de prof. Dit was eigenlijk de inleiding van de huidige Belgische context.
9