Beste bezoeker,
In deze samenvatting staan de hoofdlijnen van het vak Organisatiekunde. De tekst is erg gestructureerd en bevat de belangrijkste woorden. Het bijbehorende boek is Inleiding Organisatiekunde van de schrijver(s) Ten Berge & Oteman. Let op: het kan per jaar verschillen wat er behande...
, H1 – Inleiding: Organisatiekunde in historisch perspectief
- Ons maatschappelijk leven is ondenkbaar zonder organisaties. We werken in
een fabriek of op een kantoor en worden verpleegd in het ziekenhuis, onze
kinderen gaan naar school en hebben misschien een baantje in de supermarkt
of bij een callcenter.
- Organisaties kunnen sterk van elkaar verschillende, maar hebben desondanks
drie dingen met elkaar gemeen:
1. Ze beschikken over doelstellingen;
2. Ze beschikken over mensen; en
3. Ze beschikken over middelen.
- Die middelen kunnen gebouwen, machines, grondstoffen, pc’s of andere
dingen zijn. We definiëren organisaties dan ook wel als ‘doelgerichte
samenwerkingsverbanden’.
- Onder het overkoepelende begrip ‘organisatie’ vallen bedrijven en overige
samenwerkingsverbanden. Bedrijven zijn erop gericht producten en/of
diensten op een markt te verkopen. Wanneer dat gebeurt met het doel winst te
maken, spreken we van ondernemingen of profitorganisatie. Bedrijven die tot
een non-profitorganisatie behoren, hebben niet het doel om winst te maken.
Bedrijven Overige organisaties
Voor hun voortbestaan zijn ze afhankelijk van klanten. Deze organisaties zijn niet
Onderscheiden worden profitbedrijven, die winst nastreven (ook afhankelijk van klanten om
ondernemingen genoemd), en non-profitbedrijven, die dat niet doen. te kunnen bestaan. Zij
richten zich primair op hun
leden.
Voorbeelden profitbedrijven Voorbeelden non-profitbedrijven Voorbeelden
- Philips; - Een ziekenhuis; - Een amateurvereniging;
- Douwe Egberts; - Een (niet-particuliere) school; - De kerk;
- Een particuliere school. - een ministerie.
- Organisaties kunnen ook volgens andere criteria worden ingedeeld, zoals
juridische criteria. We komen dan op het terrein van de rechtsvormen, die
kunnen worden verdeeld in twee groepen: organisaties zonder rechtspersoon;
en organisaties mét rechtspersoon.
- Organisaties zonder rechtspersoon zijn bijvoorbeeld een eenmanszaak, een
vennootschap onder firma en een commanditaire vennootschap. Organisaties
mét rechtspersoon zijn bijvoorbeeld een besloten vennootschap, een
naamloze vennootschap, een vereniging, een coöperatie, een onderlinge
waarborgmaatschappij en een stichting.
- De indeling naar juridische criteria kan om verschillende redenen zinvol zijn.
Een N.V. is een beursgenoteerde vennootschap. Dat wil zeggen dat haar
aandelen op de beurs worden verhandeld. Zij heeft daarmee in beginsel
toegang tot en grotere groep beleggers dan bijvoorbeeld de B.V., waarvan de
aandelen meestal in handen zijn van een beperkte groep aandeelhouders die
hun aandelen slechts onder bepaalde voorwaarden kunnen verkopen. De N.V.
heeft dus in beginsel meer mogelijkheden om vermogen aan te trekken. In dit
kader kan niet onvermeld blijven dat er steeds meer
samenwerkingsverbanden ontstaan tussen organisaties, zowel op nationaal
als op internationaal niveau.
2
,- Binnen het algemene maatschappelijke verkeer speelt het economisch
verkeer een belangrijke rol, omdat veel transacties in geld worden uitgedrukt.
- De eerste aanzet tot organisatie zoals wij die nu kennen, werd gegeven tijdens
de Eerste Industriële Revolutie, de versnelde ontwikkeling op technisch en
economisch gebied die onder meer leidde tot de concentratie van de
productie in fabrieken.
- In de ontwikkeling van de organisatietheorie zijn vanaf het einde van de
negentiende eeuw ruwweg drie perioden te onderscheiden:
1. De periode van eind 19e eeuw tot ongeveer 1935;
2. De periode van ongeveer 1935 tot ongeveer 1955; en
3. De periode van ongeveer 1955 tot het heden.
- Organisaties aan het eind van de negentiende eeuw werden als het ware als
gesloten eenheden beschouwd met vaste regels en doelstellingen. Het
Scientific Management is één van de theorieën van de klassieke school van
de organisatietheorie en berustte op een kwantitatieve benadering. Taylor was
de belangrijkste exponent van deze stroming. Het gaat hierbij om de
wetenschappelijke analyses van de werkzaamheden (tijdmetingen en
bewegingsstudies van de handelingen in het productieproces) en verregaande
taakverdeling en training van de arbeiders, waarbij iedere handeling
nauwkeurig was voorgeschreven. Het streven naar efficiency stond in deze
periode voorop.
- Belangrijke tijdgenoten van Taylor zijn Fayol en Weber. Fayol was ingenieur en
gebruikte zijn ervaringen als directeur van mijnbouwmaatschappij in zijn
General Management Theory. Daarin geeft hij onder meer de benodigde
vaardigheden om een organisatie als geheel te leiden:
• Prévoir (plannen);
• Organiser (organiseren);
• Commander (opdrachten geven);
• Coordonner (coördineren); en
• Contrôler (controleren).
- Weber is vooral bekend om zijn ideeën over de rationele organisatie, een
samenwerkingsverband waarin de functievervulling onafhankelijk zou (moeten)
zijn van de personen die de functies op een gegeven moment vervullen. Het
werk zou moeten worden uitgevoerd in een kader van het eenheid-van-
bevelprincipe. Volgens dat uitgangspunt, ontleend aan het militarisme, heeft
iedere werknemer één baas.
- In het begin van de jaren ’30 werd de aanzet gegeven tot de zogenoemde
Human Relations-benadering, een reactie op de starre denkbeelden van het
Scientific Management. De arbeider werd niet meer uitsluitend gezien als een
verlengstuk van de machine.
- Ook in deze periode konden organisaties nog overwegend beschouwd worden
als gesloten systemen, enerzijds omdat de omgevingsinvloeden op
ondernemingen nog gering waren, anderzijds omdat de schaarste in het
algemeen nog erg groot was.
3
, - Het Revisionisme (ander woord voor ‘herziening’) probeerde het Scientific
Management en de Human Relations-benadering te integreren. In termen van
Bennis is revisionisme een denkrichting met als motto ‘mensen en organisatie’.
Voorbeelden hiervan zijn vormen van werkstructurering:
• Taakroulatie (job rotation);
• Taakverruiming (job enlargement); en
• Taakverrijking (job enrichment).
- Nadat door de oorlog ontwrichte economie zo goed als hersteld was, brak eind
jaren ’50 een periode aan van grote economische bloei. Maar in deze periode
voltrokken zich tevens grote maatschappelijke veranderingen.
- De grote technologische voortuitgang leidde tot een enorme spin-off voor het
bedrijfsleven die resulteerde in een stroom van nieuwe producten en
gebruikstoepassingen, van voedsel in poedervorm tot navigatiesystemen in de
auto.
- In deze periode groeide het besef dat organisaties moeten worden beschouwd
als open systeem: systemen die invloed uitoefenen op hun omgeving en door
die omgeving beïnvloed worden. Hiermee werd de aanzet gegeven tot de
ontwikkeling van de systeemtheorie. De toenemende interdependentie in de
wereld en het besef dat tal van problemen alleen kunnen worden opgelost
door samenwerking hebben geleid tot een groot aantal internationale
samenwerkingsverbanden en andere vormen van samenwerking.
- Het is logisch dat in deze periode steeds duidelijker het besef doordrong dat
organisatiekunde als vakgebied een sterk interdisciplinair karakter heeft.
Oplossingen voor praktische bedrijfskundige problemen kunnen niet meer
worden gezocht in eenzijdige monodisciplines, zoals de economie en de
psychologie.
- In de onderhavige periode verandert de besluitvorming van een objectieve
rationaliteit in een subjectievere rationaliteit, zoals Keuning het verwoordt. Men
realiseerde zich steeds sterker dat beslissers niet alle alternatieven kunnen
kennen en dat gevoelsmatig handelen onvermijdelijk ook een rol speelt in
besluitvorming.
- Bij het ontstaan van verschillende vormen van overleg en participatie past ook
het gedachtegoed van de contingentiebenadering eind jaren ’80. Belangrijke
namen zijn in dit kader die van Woodward, Lawrence en Lorsche. Aanhangers
van deze stroming stellen dat er niet één beste manier van leidinggeven en
structureren is. Wat in een bepaald geval het beste is, wordt bepaald door de
situatie waarin de organisatie zich bevindt.
- Volgens Drucker is de westerse wereld na de Industriële Revolutie, waarin
productiviteitsstijging door een efficiëntere inzet van fysieke productiefactoren
centraal stond, eind twintigste eeuw aangeland in een periode waarin kennis
de essentiële productiefactor is geworden. Er heeft als het ware een
kennisrevolutie plaatsgevonden.
- Mintzberg heeft een aantal basisconfiguraties ontwikkeld, ideaaltypen van de
manier van leidinggeven en structureren. Uitgangspunt is de gedachte dat de
beste manier van leidinggeven en structureren niet bestaat. Of een bepaalde
structuur geschikt is hangt af van de situatie waarin de organisatie zich
bevindt.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller k1609. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.