Een samenvatting a.d.h.v. de hoorcolleges/kennisclips die gegeven werden die gebaseerd waren op het boek Biology van Campbell voor het vak Humane biologie.
Samenvatting Hoofdstuk 12 van Biology a Global Approach 11th edition
Samenvatting Hoofdstuk 8 van Biology a Global Approach 11th edition
Samenvatting Hoofdstuk 7 van Biology a Global Apprach 11th edition
All for this textbook (60)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Natuurwetenschap En Innovatiemanagement
Humane Biologie GEO1-2210
All documents for this subject (4)
Seller
Follow
yaralangeveld
Reviews received
Content preview
Hoorcollege 2: Evolutie, embryologie en innovatie
Fasen ontwikkeling geneesmiddelen: onderzoek →
preklinisch → klinisch → administratief proces → op de
markt.
Proefdieren: wat gebeurt er als een bepaalde
verandering of verstoring wordt aangebracht in de
omgeving van het proefdier zelf.
→ vaak mannelijke dieren gebruikt, omdat vrouwelijke
dieren meer hormonale fluctuaties hebben.
→ antwoord geëxtrapoleerd naar mens.
Evolutie dierproeven: anatomisch onderzoek van dieren
(Descartes) in van 1596-1650 → dier is machine,
bestaande uit skelet, spierstelsel en hydraulisch systeem (bloedsomloop) → geen betrouwbaar
inzicht in functioneren levend dier → vivisectie.
William Harvey ( 1578-1657): (1) afbinden bloedvaten levende dieren, (2) bloed stroomt maar 1
kant op, (3) belangrijke stap in ontdekking bloedsomloop.
Albrecht von Haller (1708-1777): fysiologisch onderzoek naar irritabiliteit ( spiervezels
contraheren uit zichzelf → openlijke problemen met eigen onderzoek en staakt onderzoek.
Kant (1724-1804): antropocentrische ethiek → mens heeft intrinsieke waarde, dieren
instrumentele waarde.
→ mens als redelijk en moreel wezen verplicht om op verantwoordelijke wijze met
proefdieren om te gaan → zinloos kwellen van dieren is mensonwaardig.
→K ant: experimenten met dieren mag, maar vervang hogere door lagere dieren.
Wet op Dierproeven = er worden geen dierproeven uitgevoerd, tenzij er goede reden is en
geen andere mogelijkheden zonder dierproeven de gevraagde resultaten te behalen.
- Welke instellingen proefdieren mogen houden en fokken.
- Wie dierproeven mogen uitvoeren, voor welke doelen en onder welke voorwaarden.
- Welke instanties een rol spelen bij het toezicht en welke rol dat is.
- De procedure voor vergunningverlening.
- De eisen voor scholing en training medewerkers die met proeven te maken hebben.
Dierproef = elk gebruik van een dier voor e xperimentele, o nderwijskundige of andere
doeleinden waarvan het resultaat b ekend/onbekend is, dat bij dieren o ngerief veroorzaakt.
Ongerief = evenveel of meer pijn, angst of blijvende schade dan bij inbrengen van naald
volgens goed diergeneeskundig vakmanschap, inclusief g eboorte o f uit ei breken van dier en
in een dergelijke toestand brengen en houden van g enetisch gemodificeerde d ieren, met het
inbegrip van het doden van dieren om hun lichaamsdelen te kunnen gebruiken.
→ wet beschermt l evende, niet-menselijke gewervelde dieren en l evende koppotigen
(inktvissen), met inbegrip van larven die zelfstandig voeden en foetussen van zoogdieren
vanaf laatste derde deel van normale ontwikkeling.
3 V’s b ij planning en uitvoering dierproeven: (1) vervanging, (2) vermindering, (3) verfijning
(ongerief proef zo veel mogelijk voorkomen).
Hoe pak je dit aan? → (1) valide modellen gebaseerd op kennis over f ysiologie, embryologie e n
evolutie, (2) gebruiken van toolkit die dieren zelf hebben, (3) teruggrijpend op “lagere”
diersoorten, (4) cellijnen waarin iets tot ontwikkeling wordt gebracht (stamcellen).
Evo-devo = evolutionary development → parallellen tussen evolutie en embryonale
ontwikkeling → geeft richting aan innovatie-mogelijkheden.
,Evolutie = generaties veranderen van eigenschappen van organismen van populatie/soort.
→ veranderen van genetische samenstelling populatie van generatie op generatie → geen doel.
Evolutietheorie = (1) niet alle nakomelingen overleven (overshot), (2) strijd om overleven
(struggle for existence), (3) variatie tussen individuen op basis van genoom, (4) door
natuurlijke selectie komen voordelige variaties steeds meer voor.
→ afstamming met modificatie zorgt voor meer f itness tussen organismen en leefomgeving.
→ nieuwe voordelige eigenschappen door toeval (mutaties), niet door selectiedruk.
→ adaptatie begrensd door afstamming: evolutie “moet het doen met aanwezige structuren”.
Jean Baptiste de Lamarck (1744-1829): Philosophie Zoologique → trage, graduele
soortverschuiving in de natuur → aangeboren neiging organismen en soorten complexer te
worden → aangeboren vermogen om te adapteren op habitat (“amplificatie” orgaan bij veel
gebruik - “atrofie” orgaan bij weinig gebruik) → inheritance of acquired traits (IAT).
→ evolutie gericht op hogere mate van verfijning en complexiteit, kans speelt geen rol.
Patrick Matthew (1790-1874): eerste die positieve effecten natuurlijke selectie benoemde.
Charles Darwin (1809-1882): gedachtewisseling met A lfred Russel Wallace (1823-1913)
waardoor Origin of Species by means of Natural Selection werd uitgebracht.
Aanwijzingen evolutie:
1. Adaptatie en fitness: natuurlijke selectie → wat onvoordelig is,
verlaagt kans reproductie/verkleint aantal nakomelingen →
verschuiving genenpool → door kunstmatige selectie bepaalde
gewenste eigenschappen kweken.
2. Homologie: gedeelde embryonale voorsprong.
3. Fossielen: wat waren toen genetische eigenschappen.
4. Rudimentaire organen: evolutionaire overblijfselen.
5. Convergentie/Analogie: eigenschappen die onafhankelijk
zijn ontwikkeld, maar verder precies hetzelfde werken.
6. Suboptimaal ontwerp: evolutie werkt met wat al bestaat, via kleine aanpassingen aan
bestaande bouwplannen die vele generaties terug zijn geselecteerd.
Soort = groep individuen en vruchtbare nakomelingen krijgen → niet met andere soorten
door (1) ecologische isolatie, (2) seizoen-isolatie, (3) verschillen in morfologie en fysiologie, (4)
verschillen in gedrag (balts isolatie), (5) geslachtscel incompatibiliteit.
Soortvorming: 3 manieren natuurlijke selectie frequentie
erfelijke eigenschap kan veranderen.
Classificatie: A
rchaea, Bacteriën en Eukaryoten → indeling op
basis van morfologie, DNA, ribosomaal RNA en fossielen →
voor- en achternaam → gedeelde voorouderlijke kenmerken.
Onderzoek steeds meer vanuit evolutionair perspectief → (1)
genoom bekend, (2) werkingsmechanisme conservatief, (3)
relatief makkelijke beheersbare lagere diersoorten als
onderzoeksmiddel.
C.Elegans: basis orgaansystemen en ontwikkeling, bilateraal symmetrisch →
studie van c el differentiatie, neuronennetwerk, DNA-reparatie → genoom geheel bekend →
kweek = makkelijk, goedkoop en in te vriezen.
Fruitvliegje: onderzoek naar genetica, cross-over, genetisch model voor Alzheimer,
Parkinson en diabetes → genoom geheel bekend (2000), 4 chromosomen → fok op
voedingsbodem → generatiecyclus van < 30 dagen.
, Zebravisje: vertebraat → onderzoek naar embryonale ontwikkeling → 3 typen fluorescente
eiwitten → genoom geheel bekend → eenvoudig te kweken en houden in zoetwater.
Chordata:
1. Chorda dorsalis: zorgt voor stevigheid, helpt voortbeweging (elastische staaf) en
verwordt tot middelste deel tussenwervelschijven.
2. Neurale buis: 1 axiale streng zenuwweefsel, dorsaal (rugzijde) van chorda → komen
zenuwen uit om spierblokjes aan te sturen → locomotie door laterale undulatie.
3. Kieuwspleten en kieuwbogen: zeeffunctie (filter-feeding) → ademhaling → onderdelen
kieuwbogen verworden oa tot onderdelen kieuwapparaat, strottenhoofd en oor.
4. Endostyl (schildkliervoorloper): groeve in pharynxbodem die slijm afgeeft voor
filter-feeding → rol in stofwisseling en jodium huishouding.
5. Postnatale staart: (larve-stadium), stuitje bij mensen → voor voortbeweging,
evenwicht, verdediging, communicatie en rudimentair.
Op 7 soorten na behoren alle v isachtigen beenvissen (straalvinnigen en
kwastvinnigen) tot de straalvinnigen.
Van vinnen naar poten: O steichyes → Sarcopterygii → Choanata →
Tetrapoda.
Veronderstelde fysiologie van kwast naar poot: landuitstapjes → 6-8 vingers →
choana en longen → laterale lijngroeves in kop.
Tetrapoda = vier poten met vingers → wervels krijgen dorsaal stuttende gewrichten → kop en
schoudergordel compleet los.
Amfibieën: ondergaan metamorfose → larve- en adult stadium (dubbelleven, kikkervisjes) →
versteviging skelet → laterale lijn vervangen door reuk en gehoor → kieuwen, longen en
cutane ademhaling → k oudbloedig → afhankelijk van water voor voortplanting.
Amniota ( eerste stap naar land): ei met amnion om embryo → in ei zit
ook dooierzak (yolk sac) voor voeding → waterstadium overbodig →
allantois is afvalzak.
Reptielen: waterdichte huid met schubben → eieren met schaal →
exotherm/koudbloedig → grote groep → vanuit carnivore Theropoda zijn
vogels ontstaan.
Aves (vogels): 150 miljoen jaar geleden eerste taxa met snavel, veren,
pneumatisch skelet, lange mobiele nek, gefuseerde sleutelbeenderen, endotherm.
→ vogels hebben lichte onderdelen, zware delen in romp en holle botten.
Opkomst zoogdieren: 65 miljoen jaar geleden meteorietinslag → vooral planten, vogels en
kleine zoogdieren overleefden → continenten uiteen → enorme biodiversiteit; Monotremata
(eierleggende zoogdieren), Marsupiala (buideldieren of metatheria), E utheria → binnen
placentalia veel nieuwe vormen.
Mammalia (zoogdieren): 210 miljoen jaar geleden oorsprong → drie middenoorbeentjes;
malleus, incus, stapes → cochlea (slakkenhuis als binnenoor → haren → levendbarend →
melkklieren → middenrif (als enige organisme) → gebitsdifferentiatie.
Primates (apen en halfapen): binoculair zien → clavicula (sleutelbeen) → beweeglijke
schouder en elleboog → gering aantal kiezen → sterke ontwikkeling grote hersenen →
opwaartse gang → 5 vingers en tenen → vergaande mobiliteit digiti → gevoelige vingers,
tastrichels → afgeplatte nagels → 2 borststandige tepels → lange kinderzorg.
Rise of the human: rechtop lopen → grotere hersenen → kleinere kaak en kaakspieren.
Transformatie reeks: eencellig → meercellig → lichaamsas → darmtractus → amnionholte.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yaralangeveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.71. You're not tied to anything after your purchase.