College aantekeningen GEO2-2271 Technologiebeoordeling en -evaluatie
24 views 1 purchase
Course
GEO2-2271 Technologiebeoordeling en -evaluatie
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Deze aantekeningen omvatten de vier belangrijke theorieën van de beoordeling van technologieën; financiële haalbaarheid, maatschappelijke kosten-batenanalyse, multicriteria analyse en scenario's.
Methode 1: Financiële haalbaarheid
Economische waardering van innovatie en onderzoeksprojecten
Economische waardering is een gangbare praktijk onder bedrijfsorganisaties en in mindere
mate bij publieke organisaties.
Het proces van het waarderen van een investering door de toekomstige kasstroom te bepalen
hoeveel men nu moet inleggen om in de toekomst een bepaald bedrag te ontvangen.
De meeste gebruikte economische waardering voor grote investeringen is de netto contante
waarde methode (eerste methode) gebaseerd op de t ijdwaarde van een serie van k asstromen dat
het project genereert.
Kasstroom = g eldtransactie dat het banksaldo van een organisatie verandert → uitgaven
(outflow) en ontvangsten (inflow).
→ duidelijk verschil tussen ontvangsten en opbrengsten en tussen uitgaven en kosten →
opbrengsten en kosten vallen onder accounting → ontvangsten en uitgaven hebben
betrekking op banksaldo.
Tijdwaarde = 1 euro die je nu giraal (op de bank) of chartaal (tastbaar geld) hebt, is meer
waard dan 1 euro in de t oekomst.
→d it wordt veroorzaakt door 3 redenen:
1. Koopkracht: die euro kun je nu gebruiken om dingen te kopen tegen de huidige
prijzen, in de toekomst is de koopkracht niet bekend en prijzen kunnen hoger zijn.
2. Oninbaar geld: hangt grote mate van onzekerheid aan schattingen → verkeerde
inschatting.
3. Misgelopen rente: euro die je nu hebt en niet uitgeeft, kun je mee sparen of beleggen
in aandelen en een hoog rendement verdienen → je loopt rendement mis door te
wachten → o pportunity cost (mislopen van opbrengsten).
Een investeringsproject wordt gewaardeerd met behulp van de n etto contante waarde,
levert een bijdrage (waarde) toe aan de onderneming in de mate dat de netto contante
waarde p ositief en geaccepteerd of n egatief en afgewezen is.
→ een investering moet geaccepteerd worden als de netto contante waarde positief is
en afgewezen als deze negatief is.
VB: de verwachte kasstromen over vijf jaar van een project worden geschat op 2000 pond in
de eerste 2 jaar, 4000 in de volgende 2 jaar en 5000 in het laatste jaar. Het kost ongeveer
10.000 pond om te beginnen met produceren. We gebruiken een 10% discontovoet
(tijdwaarde), waardoor per jaar 1 pond 10% aan waarde verliest, om nieuwe producten te
evalueren. Is dit project winstgevend?
2000 pond 2000 pond 4000 pond 4000 pond 5000 pond
BEREKENING: huidige waarde = ( 1,1 ) +( 1,12
) +( 1,13
) +( 1,14
) +( 1,15
) =
12.313 pond → het aantal pond, gedeeld door 1,1 vanwege de 10% discontovoet en tot de
macht voor het jaar. De kosten van het verkrijgen van deze kasstromen is 10.000 pond, dus
de netto contante waarde = 12.313 -10.000 = 2.313 pond → positief dus project accepteren.
Tweede methode: t erugverdientijd = de tijd vereist voor een investering om kasstromen te
genereren die de initiële kosten herstellen → tijdwaarde speelt geen rol → wordt alleen naar
de n ominale waarde g ekeken → hoe lang duurt het in jaren/maanden voordat
oorspronkelijke investeringsbedrag is terugverdiend.
→b enchmark = alleen nieuwe producten accepteren die binnen bepaalde tijd zijn
terugverdiend → korter dan benchmark = accept, langer = reject.
, Wat als de terugverdientijd niet op hele jaren kan worden afgerond? Berekenen in welk jaar
investering is terugverdiend.
Bij meerdere mogelijke projecten wordt gekozen voor het project dat het snelste zijn
investering terugverdient.
VB: project A heeft 70 euro van jaar 1 en 2 en 30 nodig
van jaar 3, dus terugverdientijd = 2 jaar en 6/10 →
project B verdient zich niet terug → project C heeft aan
einde van jaar 4 precies zichzelf terugverdiend →
project D heeft een terugverdientijd van 2 jaar (jaar 3
en 4 heffen elkaar op) → project E maakt een enorm verlies, maar is wel terugverdiend na een
half jaar.
Derde methode: gemiddeld boekhoudkundig rendement = een investerings gemiddelde
netto inkomen gedeeld door de gemiddelde boekwaarde van project over dezelfde periode.
Vierde methode: i nterne rendement = de discontovoet die de netto contante waarde (NCW)
van een investering nul maakt → maakt gebruik van kasstromen.
→d iscontovoet = percentage waarmee geld zijn waarde verliest → risicopremie en
misgelopen rente → ligt niet vast, kan men variëren.
→ rendabel wanneer getal groter is dan de discontovoet, levert het meer op dan het
waardeverlies van het geld per jaar → reden om te accepteren.
VB: een project heeft initiële kosten van 100 euro en heeft 2 kasstromen
van 60 euro per jaar voor 2 jaar. Wat is het interne rendement (IR)?
BEREKENING: NCW = 0 = − 100 euro + [ (1+IR) 60 60
] + [ (1+IR)2 ] → tabel
gebruiken om tot NCW van 0 te komen → tussen 10 en 15%.
Vijfde methode: winstgevendheidsindex = huidige waarde van een investerings toekomstige
kasstromen gedeeld door zijn initiële kosten → ook wel kosten-batenverhouding genoemd.
→ maakt gebruik van netto contante waarde → eenvoudig te begrijpen en te communiceren →
nuttig als beschikbare investeringsfondsen gelimiteerd zijn → kan leiden tot incorrecte
beslissingen in vergelijking met projecten die elkaar uitsluiten (of A of B, maar niet samen).
VB: de initiële kosten zijn 220.000 pond. De kasstromen zijn 80.000 in het eerste jaar en
nemen toe met 5% per jaar. De looptijd van het
project is 5 jaar. Het vereiste rendement is 10%.
Zal dit project ondernemen?
BEREKENING:
97.240,5
(1) NCW = − 220.000 + ( 180.000 84.000 88.200 92.610
+ 0,10 ) + ( 1,12 ) + ( 1,13 ) + ( 1,14 ) + ( 1,15
) = 112.047 pond .
(2) IR = 27,69% → berekenen uit tabel → i nterne rentevoet is hoger dan discontovoet (10%).
(3) WI = (( 80.000
1 + IR ) + ( (184.000
+ IR)2
) + ( (188.200
+ IR)3
97.240,5
) + ( (192.610
+ IR)4 )
) + ( (1 + IR)5 ) /220.000 = 1, 509 → winstgevend.
→ als NCW negatief, dan is WI kleiner dan 1 → project is winstgevend omdat de NCW
positief is, de IR hoger dan de discontovoet en de WI is hoger dan 1.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yaralangeveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.