Hoofdstuk 12 (Boek 'Straf(proces)recht Begrepen) - De Berechting III (Het Onderzoek ter Terechtzitting) | Samenvatting + Kernbegrippen
23 views 0 purchase
Course
Strafrecht (1743)
Institution
Hogeschool NTI (NTI)
Book
Recht begrepen - Straf(proces)recht begrepen
Een samenvatting inclusief de kernbegrippen uit hoofdstuk 12 van het boek 'Straf(proces)recht Begrepen'. Deze boek hoort bij de module/vak 'Strafrecht' van jaar 1.
Hoofdstuk 12: Formeel Strafrecht - De Berechting III (beslissingsmodel
348/350)
Samenvatting:
De rechter trekt zich in beginsel terug om een beslissing te gaan nemen in
de strafzaak van de verdachte.
Het Wetboek van Strafvordering schrijft voor op welke wijze de rechter
dient te oordelen (beslissingsmodel 348/350).
In art. 348 Sv staan vier ‘strafprocesrechtelijke of formele’ vragen
opgesomd die de rechter in elke strafzaak moet beantwoorden:
1) Is de dagvaarding geldig?
2) Is de rechter bevoegd?
3) Is de officier van justitie ontvankelijk?
4) Zijn er redenen om de vervolging te schorsen?
1) (Ad) De eerste vraag van art. 348 Sv: Geldige dagvaarding:
De overheid heeft een inspanningsverplichting om er zo goed mogelijk
voor te zorgen dat de dagvaarding op de juiste manier is vormgegeven en
de verdachte heeft bereikt.
Die vraag valt uiteen in twee delen:
De vraag of de dagvaarding intern geldig is: voldoet zij inhoudelijk aan
alle wettelijke en jurisprudentiële eisen?
De vraag of de dagvaarding extern geldig is: is zij op een correcte
manier uitgereikt?
Een dagvaarding ingevolge de bepaling van art. 261 Sv moet minimaal aan
de volgende eisen voldoen:
De dagvaarding moet duidelijk zijn.
De dagvaarding mag niet innerlijk tegenstrijdig zijn.
De dagvaarding moet voldoende feitelijk zijn.
De dagvaarding moet een opgave van het ten laste gelegde feit
behelzen, met vermelding van de tijd wanneer het feit zou zijn begaan.
De dagvaarding moet een opgave van het ten laste gelegde feit
behelzen, met vermelding van de plaats waar het feit zou zijn begaan.
De dagvaarding bevat in beginsel de wettelijke omstandigheden
waaronder het feit zou zijn begaan. Dit is niet verplicht.
De dagvaarding moet ook de wettelijke voorschriften van het feit
vermelden.
De dagvaarding moet op de juiste wijze zijn uitgereikt. Dit geschiedt
door middel van betekening (externe geldigheid).
Wanneer niet aan deze eisen is voldaan, kan de rechter de nietigheid van
de dagvaarding uitspreken.
Het uitspreken van de nietigheid van de dagvaarding staat niet in de weg
aan het uitbrengen van een tweede dagvaarding voor hetzelfde feit (art.
68 Sr).
De nietigheid van de dagvaarding wegens een onjuiste betekening hoeft
niet te worden uitgesproken wanneer iemand, ondanks gemaakte fouten in
de betekening, toch ter zitting verschijnt.
, 2) (Ad) De tweede vraag van art. 348 Sv: Bevoegde rechter:
Als de dagvaarding geldig is bevonden, dan dient de rechter vervolgens de
vraag te stellen of hij wel de bevoegdheid heeft een oordeel te geven over
deze zaak.
Het antwoord op de vraag welke rechter in Nederland bevoegd is kennis te
nemen van een strafzaak is uitvoering behandeld in hoofdstuk 10 (zie
samenvatting ‘Hoofdstuk 10 (Formeel Strafrecht - De Berechting I
(dagvaarding)) - Samenvatting’).
3) (Ad) De derde vraag van art. 348 Sv: Ontvankelijkheid Officier van Justitie:
In de volgende situaties is sprake van de niet-ontvankelijkheid van de
officier van justitie:
a) Nederland heeft geen rechtsmacht (art. 2-8d Sr).
Slechts in die situaties waarin Nederland rechtsmacht heeft, kan het
OM ontvankelijk zijn ten aanzien van de behandeling van de
strafzaak.
De artikelen 2 t/m 8 Sr geven precies die situaties aan waarin
Nederland over rechtsmacht beschikt. Dat zijn de volgende
situaties:
Territorialiteitsbeginsel: iemand heeft in Nederland een strafbaar
feit gepleegd (art. 2 Sr).
Vlaggenbeginsel: er is een strafbaar feit gepleegd op een
(lucht)vaartuig buiten Nederland dat echter de Nederlandse vlag
voert (art. 3 Sr).
Beschermingsbeginsel: een aantal strafbare feiten gepleegd door
iedere persoon met welke nationaliteit dan ook, gericht tegen
specifieke staatsrechtelijke Nederlandse belangen, maakt dat
Nederland rechtsmacht kan hebben (art. 4 Sr).
Universaliteitsbeginsel: een aantal strafbare feiten gepleegd door
elke persoon met welke nationaliteit dan ook, die zeer ernstig
zijn, maakt dat men daarvoor ook in Nederland moet kunnen
worden gestraft (art. 4 Sr).
Personaliteitsbeginsel: een aantal strafbare feiten gepleegd door
Nederlanders in het buitenland maakt dat Nederland
rechtsmacht kan hebben (art. 5 Sr).
Verdragsrecht: op grond van verdragen kan Nederland ook
rechtsmacht hebben over bepaalde verdragsrechtelijk
aangewezen gedragingen, mits deze door de Nederlandse
overheid als zodanig zijn aangewezen (art. 6 Sr).
Wanneer de rechtsmacht ontbreekt, zal het OM niet-ontvankelijk
worden verklaard.
b) Het ‘ne bis in idem’-beginsel is geschonden (art. 68 Sr).
Niemand mag twee keer worden vervolgd voor hetzelfde feit.
Dankzij dit beginsel kan justitie niet zomaar een nieuwe vervolging
instellen bij hetzelfde feit, omdat zij bijvoorbeeld niet tevreden is
met het resultaat van de eerste vervolging.
c) De verdachte is overleden (art. 69 Sr).
Het vervolgen van een overleden individu heeft geen juridisch nut.
d) Het strafbare feit dat wordt vervolgd, is verjaard (art. 70-73 Sr).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joanacarneiro1806. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.