Samenvatting Financiële markten H1 t/m H5 (geld, internationale economische betrekkingen en bedrijfsomgeving)
35 views 1 purchase
Course
Financiële Markten
Institution
NHL Stenden Hogeschool (NHL)
Book
Geld, Internationale Economische Betrekkingen en bedrijfsomgeving
Hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 5 van het boek geld, internationale economische betrekkingen en bedrijfsomgeving duidelijk en overzichtelijk uitgewerkt in een samenvatting.
De 3 functies van geld zijn ⤵
- Ruilmiddel → Geld maakt het mogelijk om de ruil van goederen op te splitsen in
2 delen: klanten en leveranciers kunnen 2 verschillende partijen zijn.
- Rekeneenheid → Geld maakt het makkelijk om goederen en diensten te
vergelijken en te waarderen t.o.v. één eenheid.
- Oppotmiddel → Geld is makkelijk te bewaren, zodat het in de toekomst ook
gebruikt kan worden.
Door de ingebruikname van geld zijn de transactiekosten sterk gedaald. Ook is ruilen
over tijd mogelijk geworden; je hoeft het geld immers niet gelijk uit te geven.
Inflatie is het stijgen van het gemiddeld prijspeil. Door inflatie kan er in de loop van
de tijd minder koopkracht uitgeoefend worden met hetzelfde bedrag als voorheen. Door
inflatie worden de functies van geld aangetast.
De intrinsieke waarde van geld is de marktwaarde van het geld. Dit houdt in dat de
prijs van het papier of het metaal de waarde is van het biljet / de munt.
Geldschepping door wederzijdse schuldaanvaarding werkt als volgt ⤵
- Een debiteur vraagt een lening aan bij de (door de ECB gecertificeerde bank).
- De bank verstrekt een lening door een giraal tegoed te scheppen (tegoed in
rekening-courant).
- De bank boekt de verstrekte lening onder het kopje “debiteuren” op de
debetzijde van de balans en onder het kopje “rekening-courant”aan de
creditzijde.
- Het uitgeleende bedrag is ontstaan door geldschepping; als de lening terugbetaald
wordt, verdwijnt dit geld weer.
Substitutie is het omzetten van giraal geld in chartaal geld en vice versa.
Transformatie is het omzetten van primaire liquiditeiten in secundaire liquiditeiten ⤵
- Primaire liquiditeiten zijn bankbiljetten, munten en girale tegoeden: ze zijn
primair omdat je er per direct mee kunt betalen.
- Secundaire liquiditeiten zijn kort spaargeld en termijndeposito’s. De looptijd is
korter dan 2 jaar en de secundaire liquiditeiten kunnen op korte termijn, zonder
koersverlies, worden omgezet in primaire liquiditeiten.
De geldhoeveelheid wordt onderverdeeld in massa’s ⤵
- M1 (primaire liquiditeitenmassa)→ Het verschil tussen de primaire liquiditeiten
en de primaire liquiditeitenmassa is het feit dat de primaire liquiditeitenmassa in
handen is van het publiek. Dit wordt ook wel de maatschappelijke geldhoeveelheid
genoemd.
- M2 (secundaire liquiditeitenmassa)→ Het korte spaargeld en de
kortetermijndeposito’s.
- M3 (binnenlandse liquiditeitenmassa)→ De som van M1 en M2 vormt M3. Dus
alle bankbiljetten, munten, girale tegoeden, kortetermijnleningen/deposito’s.
,Een overmatige groei van M3 is een oorzaak van inflatie.
Het bruto geldscheppend bedrijf van banken bevat álle kredietverlening aan de private
sector en de overheid.
Banken financieren een deel van de kredietverlening door“lang geld”aan te trekken.
Het netto geldscheppend bedrijf is dan ook het bruto geldscheppend vermogen minus de
lange termijndeposito’s en het lang spaargeld.
De kasdekking van een bank is de hoeveelheid geld in kas gedeeld door de verstrekte
leningen (rekening-courant).
De bank heeft een limiet hoeveel geld ze mag scheppen; dit is de minimale kasdekking.
De minimale kasdekking geeft de verhouding van het bedrag in kas t.o.v. het bedrag
in rekening-courant weer.
Credit/activa Debet/passiva
Kas €200 Crediteuren €500
Debiteuren €300
Op dit moment is de kasdekking 40% (kas / crediteuren) (€200/€500).
Stel dat er een minimale dekking van 25% wordt geëist. De toegestane extra
geldschepping is als volgt ⤵
- (kas / percentage) (€200/25%) is 8.
- (antwoord * 100) (8 * 100) is 800.
- (antwoord - crediteuren) (€800 - €500) is €300.
- Er mag, om aan de eisen van 25% kasdekking te voldoen, nog €300 geschapen
worden.
Financiële instellingen kunnen onderverdeeld worden in ⤵
- Geldscheppende instellingen→ Centrale Bank, Overheid, Banken. Deze
instellingen mogen geld scheppen door middel van wederzijdse schuldaanvaarding.
- Niet geldscheppende instellingen→ Hypotheekbanken, Pensioenfondsen,
Verzekeringsmaatschappijen. Deze instellingen mogen zelf geen geld scheppen,
maar het alleen doorgeven.
Banken worden beoordeeld aan de hand van kengetallen ⤵
- Liquiditeit → Geeft aan of de bank kan voldoen aan de kortlopende
verplichtingen. De liquiditeitsdekking is de verhouding tussen de aanwezige
liquiditeit en de vereiste liquiditeit ⤵
- De aanwezige liquiditeit bestaat uit de liquide bezittingen en de geldontvangsten
van een bank in een bepaalde periode. Kasmiddelen en vorderingen op de
centrale bank tellen als aanwezige liquiditeit. De aandelenportefeuille telt voor
50% mee.
- De vereiste liquiditeit bestaat uit de verwachte betalingsverplichtingen van een
bank in een bepaalde periode.
, - Solvabiliteit → Geeft aan in wat voor mate een bank met haar kapitaal
onverwachte verliezen op debiteuren kan opvangen. Het kapitaal van een bank
bestaat uit het eigen vermogen en het achtergesteld vreemd vermogen ⤵
- Eigen vermogen → Aandelenkapitaal en ingehouden winst.
- Achtergesteld vreemd vermogen → Leningen die een bank bij een faillissement
als laatste aflost.
- De solvabiliteitseisen zijn vastgelegd in de Bazelse akkoorden ⤵
- Bazel I → De verhouding tussen het totale kapitaal en de naar risico gewogen
debiteuren moet 8% zijn (BIS ratio).
- Bazel II → Stelt verplicht dat banken naarmate de risico’s van debiteuren
groter worden, een hoger kapitaal moeten aanhouden.
- Bazel III → Het eigen vermogen van een bank moet minimaal 3% zijn van alle
activa, risicovol of niet (Hefboomratio).
- Rentabiliteit → De verhouding tussen de winst en het eigen vermogen. Volgens
Bazel III mogen banken pas dividend uitkeren als hun kapitaalbuffer voldoende is.
De opmaak van een balans is als volgt ⤵
Credit/activa Debet/passiva
Een voorbeeld van een balans is ⤵
Credit/activa Debet/passiva
- Kas - Eigen vermogen
- Debiteuren - Tegoeden in rekening-courant
- Overige activa - Kort spaargeld
- Kortetermijndeposito’s
- Lang spaargeld
- Langetermijndeposito’s
- Leningen van de centrale bank
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leondijkstra1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.