Samenvatting Credit and banking
Concrete leerdoelen
Deel 1: Wetgevend en institutioneel
2 De bank binnen het financiële landschap
▪ Begrippen:
i. Geldschepping: vergroting van de geldhoeveelheid (kan bv. ontstaan door girale
kredietverlening van particuliere banken aan consumenten of ondernemingen)
ii. Desintermediatie: Huidige tendens waarbij de verschillende marktpartijen (gezinnen,
ondernemingen en overheid) minder gebruik maken van de door de banken geboden
financiële intermediatie (i.p.v. naar de bank te gaan, financieren de verschillende
marktpartijen zich meer en meer rechtstreeks op de kapitaalmarkt)
iii. OPTIMA: Gentse financieel planner die eind 2011 het bankstatuut verwierf door de
overname van Ethias Bank (= geen succes)
iv. NewB: Een Belgische bank in wording, die zich uitsluitend zal richten naar het
internetbankieren
v. Interbankenmarkt: (Geld)markt waar banken elkaar onderling geld lenen, deze wordt
minder streng gecontroleerd dan andere markten (minder het geval bij kredietcrisis of
eurorisis).
vi. Euribor: (Euro Interbank Offered Rate) is het benchmarktarief op de geldmarkt
waartegen interbancaire termijndeposito’s met een vaste looptijd tot en met 1 jaar in
eurobedragen binnen de Europese Economische en Monetaire Unie aangeboden
worden door de ene primaire bank aan de andere primaire bank.
▪ Begrippen: debiteurenrisico, liquiditeitsrisico, renterisico, wisselkoersrisico binnen de drie
traditionele kernfuncties van het bankwezen
i. Debiteurenrisico: Het risico dat de ontlener het geleende geld niet meer kan
terugbetalen
ii. Liquiditeitsrisico: Elke bank moet altijd in staat zijn de ingezamelde deposito’s terug te
betalen. Zij moeten ervoor zorgen dat zij niet voor plotse tekorten komen te staan,
zodat ze zelf dan elders geld moeten lenen.
iii. Renterisico: Financiële instellingen kunnen de rentevoet die ze vragen aan de ontlener
niet telkens aanpassen wanneer de rentevoet op de markt wijzigt.
iv. Wisselkoersrisico: Het risico van waardeverandering van munten door een gewijzigde
wisselkoers
▪ Wat zijn de drie traditionele functies die het bankwezen vervult en verklaar bij iedere
functie wat die inhoud:
i. Intermediatiefunctie:
De bank vervult hierbij een rol als kredietbemiddelaar, ze neemt deposito’s aan en leent
kredieten uit. De banken kennen de markt van de vragende partij naar geld en zij
kunnen de markt van de aanbiedende partij lokken met interessante voorwaarden.
Daarbij dragen de banken het debiteurenrisico, waar de ontlener het geleende geld niet
Kenny Basteleus – Samenvatting Credit and banking
, 2
meer kan terugbetalen.
Banken vervullen ook de rol van geldschepper: de bank weet uit ervaring dat niet alle
klanten op hetzelfde moment hun geld komen opvragen en daardoor kunnen zij een
deel van de deposito’s weer verder uitlenen. Daarbij loopt de bank natuurlijk wel het
liquiditeitsrisico. Elke bank moet altijd in staat zijn de ingezamelde deposito’s terug te
betalen. Zij moet ervoor zorgen dat zij niet voor plotse tekorten komen te staan, zodat
ze zelf dan elders geld moeten lenen.
Er ontwikkelde zich een tendens van desintermediatie (proces in de financiële wereld
waarbij partijen steeds minder gebruik gaan maken van tussenpersonen zoals banken
en direct zelf transacties met elkaar gaan doen)
ii. Transformatiefunctie
De bank helpt haar cliënten bij het overbruggen van tijd en ruimte en neemt daarbij een
aantal risico’s van cliënten over. Denk maar aan de rol van tussenpersoon die een bank
speelt tussen een gezin dat geld voor een korte termijn wil opzijzetten en een gezin dat
een langetermijnlening nodig heeft om een woonhuis te kunnen bouwen. Daardoor zijn
de financiële instellingen blootgesteld aan een renterisico, ze kunnen de rentevoet die
ze vragen aan de ontlener niet telkens aanpassen wanneer de rentevoet op de markt
wijzigt.
iii. Activeren van het betalingsverkeer:
Een efficiënt betalingssysteem levert een niet te onderschatten bijdrage aan de
economische groei van het land. De banken regelen het binnenlands betalingsverkeer
via girale en elektronische kanalen. Tegenwoordig tariferen de banken die diensten.
Voor verrichtingen in buitenlandse munten lopen de banken een wisselrisico, dat is het
risico van waardeverandering van munten door een gewijzigde wisselkoers.
▪ ‘Marktverruimende activiteiten’ die banken ontwikkelden naast de traditionele
kernactiviteiten (om extra inkomsten te genereren)
i. Adviseur van vermogensbeheer en fiscaal beleggingsadvies
ii. Tussenpersoon bv. Als adviseur bij fusies en herstructureringen van vennootschappen
=> Bank ontvangt commissieloon
iii. Beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen
iv. Verkoop van verzekeringsproducten
v. Banken handelen in eigen naam op de financiële markten (Marktrisico: waarde van die
effecten is niet stabiel op de markt, via diversificatie kunnen ze dit marktrisico spreiden)
3 Belangrijkste spelers op de financiële markten in België
▪ Begrippen:
i. Zakenbanken: Houden zich bezig met diverse activiteiten, zoals beleggen in
risicodragend kapitaal, optreden als raadgever bij een overnamebod en bij fusies van
vennootschappen, specialiseren zich in het verschaffen van durfkapitaal of venture
kapitaal, …
ii. Durfkapitaal: Investeringen met een hoog risico. Daar staat tegenover dat indien een
startup succesvol blijkt te zijn, er een hoog rendement behaald kan worden (bv.
investeringen in participatiemaatschappijen, investeringen in startende
ondernemingen, …)
iii. Venture capital: Engelse vertaling van Durfkapitaal, zie uitleg durfkapitaal
Kenny Basteleus – Samenvatting Credit and banking
, 3
iv. Private-equity: Deze investeerders zamelen geld in bij externe financiers, soms op de
beurs of bij institutionele beleggers. Daarmee richten ze een privaat fonds op waarmee
ze net zoals zakenbanken op kortere termijn in verschillende bedrijven investeren met
als doel een hoog rendement (=Private-equityfonds of investeringsfonds)
v. Private banking: Een eigen bankier die voor de klant werkt en perfect op maat
gesneden oplossingen aanbiedt of zelfs de volledige portefeuille van de klant begeert
(Bv. BNP Fortis), is enkel weggelegd voor de meer gefortuneerden onder ons.
vi. Holding: Een maatschappij die uitsluitend aandelen in een andere maatschappij bezit en
zelf geen (operationele) activiteiten onderneemt.
vii. Pensioenfondsen: Private voorzorgsinstellingen, opgericht in de vorm van een
vereniging zonder winstoogmerk of een onderlinge verzekeringsvereniging. Zij hebben
tot doel werknemers uit de particuliere sector een aanvullend pensioen uit te keren
boven het wettelijk pensioen
viii. ICB: Instellingen voor Collectieve Beleggingen, deze instellingen groeperen de gelden
van de individuele beleggers en beheren ze ook gemeenschappelijk. Het risico blijft voor
rekening van de kapitaalinbrenger die, naargelang zijn inbreng, certificaten aan toonder
krijgt. Hierbij is de publicatie van een prospectus verplicht.
ix. Betalingsinstellingen: Financiële instellingen die naast betalingsdiensten ook andere
activiteiten mogen verrichten, mits voorafgaande toestemming. Zij mogen echter geen
deposito’s ontvangen. Voorbeeld: Atos Worldline
x. PSD 2: Herziening van de PSD-richtlijn uit 2009 met als belangrijkste punt het
openbreken van het alleenrecht van banken op de (bank)gegevens va hun klanten. Als
fintech-bedrijven klantendata van banken mogen gebruiken kunnen zij betere
producten maken. Nu beschikken banken over een schat aan betalingsgegevens die zij
alleen zelf kunnen gebruiken; PSD2 moet dus de concurrentie eerlijker maken
xi. Fintech: Samentrekking van de woorden Financiën en Technologie. Met andere
woorden: Het begrip omvat alle innovatieve financiële producten en diensten die de
manier waarop consumenten en bedrijven met geld omgaan vereenvoudigt en versnelt.
Het laatste decennium werden veel kleine bedrijven opgericht die zich richten op data-
analyse, betalingstechnologie, kredietverlening, crowdfundingplatformen, …
xii. Schaduwbankieren: kredietverlening door instellingen buiten het gereguleerde
bankwezen
4 De controlerende instellingen: naar een verscherpte controle
▪ Begrippen:
i. Effectisering: Een financiële techniek waarbij activa worden samengevoegd en verkocht
als effecten, de activa worden als het ware in stukken gehakt, weer in een andere vorm
gebundeld en vervolgens weer doorverkocht als effecten.
ii. Subprimes: Krediet aan een klant met een relatief lage kwaliteit, risicovolle leningen,
tweederangs leningen. Ook risicovolle hypotheken en investeringen worden met
‘subprime’ betiteld
iii. Rommelhypotheken: hypotheken waarbij hypotheeknemers bereid waren een groot
risico op afbetalingsproblemen van de hypotheekgever te nemen.
iv. QE (Quantitative Easing/Kwantitatieve verruiming): aanzwengelen van de geldpers,
geldschepping, monetaire expansie, verruiming van de geldmarkt
Kenny Basteleus – Samenvatting Credit and banking
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kennybasteleus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.16. You're not tied to anything after your purchase.