Anatomie en fysiologie
Tractus Digestivus
Macro- en microscopische anatomie en fysiologie van de tractus digestivus
Mondholte en farynx: De mondholte is geheel bekleed met slijmvlies, dat bestaat uit meerlagig plaveiselepitheel met
slijm uitscheidende kliertjes. Het deel van de mond tussen het tandvlees en de wangen is het vestibulum oris en het
1
,overige deel is de mondholte of cavum oris. Het slijmvlies dat de wangen en lippen bekleedt, bedekt ook het tandvlees
en de tandkassen en gaat in de huid van het gezicht. Het verhemelte vormt de bovenkant van de mond en is verdeeld in
het voorste, harde verhemelte, en het achterste, zachte verhemelte. Het harde verhemelte wordt gevormd door het os
maxilla en het os palatinum. Het zachte verhemelte is gespierd, buigt zich omlaag vanaf het achtereind van het harde
verhemelte en gaat aan de zijkanten over in de wand van de keel. De huig of uvula is een spierplooi, bedekt met
slijmvlies, die in het midden van de vrije rand van het zachte verhemelte omlaag hangt. Opzij ervan lopen aan beide
zijden twee slijmvliesplooien, de verhemeltebogen. De achterste aan elke zijde is de arcus palatopharyngeus en de
voorste de arcus palatoglossus. Tussen de bogen bevinden zich de tonsillae platinae (keelamandelen)
De tong is een willekeurige spier in de bodem van de mond. Hij zit aan de basis vast aan het os hyoideum en met een
plooi van zijn slijmvliesbekleding, het frenulum (tongriem), aan de bodem van de mond. Het bovenoppervlak bestaat uit
meerlagig plaveiselepitheel, met talrijke papillen erop. Veel hiervan bevatten zintuigreceptoren voor de smaakzin. Er
zijn verschillende soorten papillen, maar er is geen duidelijke relatie tussen de papillen en de onderscheiding van de
verschillende smaken aangetroffen. Functies van de tong: kauwen, slikken, spreken, smaak.
Functies speeksel: Speekselklieren lozen hun uitscheidingsproducten in buizen die naar mond leiden: de
oorspeekselklieren, de onderkaakspeekselklieren en de ondertongspeekselklieren. In de mond bevinden zich nog
talloze kleinere speekselkliertjes. Speeksel is het gecombineerde uitscheidings-product van de speekselklieren en de
kleine slijm producerende klieren van het slijmvlies van de mond. Er wordt dagelijks ongeveer 1,5 liter speeksel
gevormd, dat bestaat uit: water, zouten, amylase (verteringsenzym), slijm, lysozymen, immunoglobulinen en
bloedstollingsfactoren. Functies zijn:
Chemische vertering van polysachariden: Speeksel bevat amylase, dat begint met de afbraak van
samengestelde suikers, waaronder zetmeel, tot de disacharide maltose. De optimale pH voor amylase is 6,8.
De pH van het speeksel varieert van 5,8 tot 7,4, afhankelijk van de stroomsnelheid; hoe sneller speeksel vloeit,
hoe hoger de pH. Enzymwerking gaat door tijdens het slikken en wordt stopgezet door het zure maagsap, dat
de amylase afbreekt.
Smering van voedsel: Dankzij het hoge watergehalte, wordt droog voedsel dat de mond binnenkomt, vochtig
gemaakt en gesmeerd door speeksel voordat het tot een spijsbrok wordt gevormd die kan worden ingeslikt.
Schoonmaken en smeren van de mond: Een goede speekselstroom is nodig om de mond schoon te houden en
hem zacht, vochtig en plooibaar te houden. Hierdoor wordt beschadiging van het slijmvlies door ruwe of
schurende voedingsstoffen voorkomen.
Niet-specifieke verdediging: Lysozymen, immunoglobulinen en stollingsfactoren bestrijden binnendringende
micro-organismen.
Smaak: De smaakpapillen worden alleen gestimuleerd door stoffen die zijn opgelost; daardoor stimuleert
droog voedsel pas de smaakzin wanneer het grondig met speeksel vermengd is. De smaak- en reukzin zijn
nauw met elkaar verbonden en spelen een rol bij het genieten (of het tegenovergestelde) van voedsel.
Oesophagus: De oesophagus is ongeveer 25 cm lang met een doorsnede van 2 cm en ligt in het mediane vlak in de
borstkas, voor de wervelkolom en achter de luchtpijp en het hart. Het boveneinde en het ondereinde van de
oesophagus zijn afgesloten door een kringspier. De bovenste slokdarmsfincter voorkomt dat tijdens het ademhalen
lucht in de oesophagus komt of dat de inhoud van de oesophagus wordt ingeademd. De onderste slokdarmsfincter
voorkomt het binnenkomen van maagzuur in de oesophagus.
Functies van de mond, farynx en oesophagus:
Vorming van de spijsbrok: Als voedsel in de mond wordt genomen, wordt het gekauwd met de tanden en
kiezen, en door de tong en wangspieren door de mond bewogen. Het wordt met speeksel tot een zachte
massa gemengd die kan worden ingeslikt. De duur van het verblijf van het voedsel in de mond hangt. af van
de stevigheid van het voedsel.
2
, Slikken: Dit gebeurt in drie fasen, nadat is gekauwd en de spijsbrok is gevormd. Slikken wordt willekeurig in
gang gezet, maar wordt voltooid door een reflex (onwillekeurig):
1. De mond is gesloten en de willekeurige tong- en wangspieren duwen de spijsbrok de farynx in.
2. De spieren van de farynx worden gestimuleerd door een reflex die wordt opgewekt in de wand van de
orofarynx en wordt gecoördineerd in het verlengde merg en de pons (in de hersenstam). Onwillekeurige
samentrekkingen van deze spieren duwen de spijsbrok de oesophagus in. Alle andere routes die de
spijsbrok zou kunnen nemen, zijn gesloten.
3. De aanwezigheid van de spijsbrok in de farynx stimuleert een golf van peristaltiek, die de spijsbrok door de
oesophagus naar de maag duwt.
Maag:
Samenstelling maagsap met functies: Dagelijks wordt door secretoire cellen in de mucosa ongeveer 2 liter
maagsap uitgescheiden. Dit bestaat uit: water, mineraalzouten, slijm, zoutzuur, intrinsieke factoren, inactieve
enzymvoorlopers: pepsinogenen. Functies:
1. Water: Maakt het voedsel vloeibaarder.
2. Zoutzuur: Maakt het voedsel zuur en stopt de werking van de amylase, vernietigd ingeslikte micro-
organismen, biedt de zure omgeving die nodig is voor effectieve vertering door pepsine.
3. Pepsinogenen: Worden geactiveerd door zoutzuur en door pepsine die al in de maag aanwezig zijn. Deze
enzymen zetten de vertering van eiwitten in gang en breken ze af tot kleinere moleculen. Pepsine werken
optimaal bij een zeer lage pH, tussen 1,5 en 3,5.
4. Intrinsieke factor: Is nodig voor het absorberen van vitamine B12 uit het ileum.
5. Slijm: voorkomt mechanische beschadiging van de maagwand door de inhoud te smeren. Tevens
voorkomt het chemische beschadiging, doordat het als een barrière tussen de maagwand en het bijtende
maagsap in zit. De concentratie van zoutzuur is zo hoog, dat het zonder de slijmbarrière schadelijk zou
zijn; bovendien zouden pepsinen maagweefsels afbreken.
Regulatie maagsapsecretie: Er is altijd een klein beetje maagsap in de maag, ook als er geen voedsel in zit. De
uitscheiding bereikt ongeveer een uur na een maaltijd haar maximum en neemt dan af tot het vastenniveau na
ongeveer vier uur. Er zijn 3 fasen te onderscheiden bij de secretie van maagsap:
1. Cephalische fase: Deze sapstroom vindt plaats voordat voedsel de maag bereikt en ontstaat door
opwekking van een reflex door de nervus vagus, op zijn beurt in gang gezet door het gezichts- en
reukvermogen en door de smaak van voedsel.
2. Gastrische fase: Wanneer ze worden gestimuleerd door de aanwezigheid van voedsel, scheiden de entero-
endrocriene cellen in de pylorus en het duodenum gastrine uit, een hormoon dat rechtstreeks in de
bloedsomloop terechtkomt. Gastrine in het circulerende bloed dat de maag bereikt, stimuleert de
maagklieren tot produceren van meer maagsap. Op die manier gaat de uitscheiding van verteringssappen
door nadat de maaltijd en daarmee de cephalische fase is beëindigd. De gastrine-uitscheiding wordt
geremd als de pH in de pylorus tot ongeveer 1,5 daalt.
3. Intestinale fase: Als de gedeeltelijk verteerde inhoud van de maag de dunne darm bereikt, worden door
endocriene cellen in de mucosa van de darm secretine en cholecystokinine geproduceerd. Deze vertragen
de uitscheiding van maagsap en verminderen de beweeglijkheid van de maag. Door de snelheid waarmee
de maag zich ledigt te verlagen, wordt de chymus in het duodenum grondiger gemengd met gal en
pancreassap. Deze fase is het duidelijkst na een maaltijd met veel vet. De snelheid waarmee de maag zich
ledigt, hangt sterk af van het type voedsel. Een koolhydraatrijke maaltijd verlaat de maag na twee tot drie
uur, een eiwitrijke blijft langer in de maag en een vetrijke maaltijd het langst
Pylorusreflex: De maag staat in verbinding met de oesophagus via de onderste slokdarmsfincter en met het
duodenum via de pylorus. De maag heeft twee bochten. De binnenbocht wordt gevormd door de rechterzijde
van de maag en ligt in het verlengde van de oesophagus. Vlak voor de pylorus gaat hij omhoog, zodat er een J
wordt gevormd. Waar de oesophagus de maag binnenkomt, buigt de linkerzijde scherp omhoog en daarna
omlaag, zodat hij de buitenbocht vormt; vervolgens loopt hij iets omhoog naar de pylorus. De maag bestaat uit
drie gebieden: de maagfundus, het corpus en de pylorus. Aan het distale eind van de pylorus bevindt zich de
sfincter, die de opening tussen de maag en het duodenum bewaakt. Als de maag inactief is, is de pylorus
ontspannen en open, en als de maag voedsel bevat, is hij gesloten. De pylorus werkt als een zeef en laat bij
een aankomende antrale peristaltische golf alleen delen door kleiner dan 1 mm.
3
, Duodenum: De dunne darm bestaat uit 3 delen die in elkaars verlengde liggen. Het duodenum (twaalfvingerige darm) is
ongeveer 25 cm lang en buigt zich rond de kop van de pancreas. Sappen uit de galblaas en de pancreas komen samen in
de ampulla hepatopancreatica (papil van Vater) en gaan het duodenum binnen bij de duodenale papilla. Deze wordt
bewaakt door een ring van gladden spieren.
Jejunum: Het jejunum is het middendeel van de dunne darm en is ongeveer 2 meter lang. Het grootste deel van de
voedingsstoffen wordt in het jejunum opgenomen. Het ileum is onder andere belangrijk voor de opname van vitamine
B12. Vitamine B12 kan alleen door het ileum worden opgenomen. Bij ziekte van het jejunum kan het ileum de functie
ervan overnemen en alle voedingsstoffen gaan opnemen uit het voedsel.
Ileum: Het ileum, het laatste deel, is ongeveer 3 meter lang en eindigt bij de ileocaecale klep, die de doorstroming van
het ileum naar het cecum – het eerste deel van de dikke darm – regelt en terugstromen voorkomt.
Functies van de dunne darm:
1. Voortbeweging van de inhoud door peristaltiek, die wordt versterkt door parasympatische stimulering
2. Uitscheiding van darmsap, eveneens versterkt door parasympatische stimulering
3. Voltooiing van de chemische vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten in de enterocyten van de
darmvlokken
4. Bescherming door de losse lymfefollikels en geaggregeerde lymfefollikels tegen infectie met micro-organismen
die het maagzuur hebben overleefd
5. Uitscheiding van de hormonen cholecystokinine en secretine
6. Absorptie van voedingsstoffen
Colon: Het colon heeft vier onderdelen, die dezelfde structuur en functies hebben.
1. Colon ascendens: Dit loopt omhoog van het cecum tot het niveau van de lever, waar het met de flexura coli
dexter scherp naar links buigt en overgaat in het colon transversum.
2. Colon transversum: Dit is het deel van het colon dat voor het duodenum en de maag naar de milt loopt. Daar
vormt hij de flexura coli sinistra. Vervolgens buigt hij scherp omlaag en gaat over in het colon descendens.
3. Colon descendens: Dit loopt omlaag langs de linkerkant van de buikholte en buigt vervolgens naar het midden.
Daarna komt hij het bekkengebied binnen en gaat hij over in het colon sigmoïdeum.
4. Colon sigmoïdeum: Dit deel beschrijft een S-vormige bocht in het bekken die omlaag loopt naar het anale
kanaal en het rectum.
Samenstelling en functies darmsap: Dagelijks wordt door de klieren van de dunne darm ongeveer 1500 ml darmsap
uitgescheiden. Dit bestaat uit: water, slijm en zouten. De pH van darmsap is 7,8 tot 8,0.
Verteringsprocessen: Wanneer de zure chymus in de dunne darm komt, wordt hij gemengd met pancreassap, gal en
darmsap en komt hij in contact met de enterocyten van de darmvlokken. In de dunne darm vindt de laatste fase van de
spijsvertering plaats: koolhydraten worden afgebroken tot monosachariden, eiwitten worden afgebroken tot
aminozuren en vetten worden afgebroken tot vetzuren en glycerol.
Pancreassap: Pancreassap wordt uitgescheiden door de exocriene pancreas, komt duodenum binnen bij de
duodenale papilla en bestaat uit water, zouten, enzymen (amylase, lipase en nucleases die DNA en RNA
verteren) en inactieve voorlopers van enzymen zoals trypsinogeen en chymotrypsinogeen. Pancreassap is
basisch (pH 8). Wanneer de zure maaginhoud in het duodenum komt, wordt hij gemengd met pancreassap en
gal en krijgt de pH een waarde tussen 6 en 8. Bij deze pH werken de pancreasenzymen, amylase en lipase,
optimaal.
Vertering van eiwitten: Trypsinogeen en chymotrypsinogeen zijn inactieve enzymvoorlopers en worden
geactiveerd door enterokinase, een enzym in de microvilli, dat ze omzet in de actieve proteolytische enzymen
trypsine en chymotrypsine. Deze enzymen zetten polypeptiden om in tripeptiden, dipeptiden en aminozuren.
Het is belangrijk dat ze in inactieve vorm worden geproduceerd en pas in het duodenum worden geactiveerd,
anders zouden ze de pancreas verteren.
Vertering van koolhydraten: Amylase uit de pancreas zet alle verteerbare polysachariden (zetmeel) die niet
door de amylase in het speeksel zijn afgebroken, om in disachariden.
Vertering van vetten: Lipase zet vetten om in vetzuren en glycerol. Om de werking van het lipase
vergemakkelijken, worden de vetten door galzouten geëmulgeerd, dat wil zeggen dat de grootte van de
vetbolletjes wordt verkleind, waarmee hun totale oppervlakte wordt vergroot.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RD09. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.