Hoofdstuk 1 – College 2
Sensation: Iets zien zonder kennis.
Perception: zien met kennis en dingen verbinden. Denk aan stip.
Knowlegde: any information that the perceiver brings to a
situation.
Het perceptuele proces (waarneming met de zintuigen)
Bestaat uit 7 stappen.
Globaal gezien:
- Stap 1: een prikkel/ stimulus vanuit de omgeving (de boom)
- Stap 2: licht wordt weerspiegeld en getransformeerd
- Stap 3: receptor processen
- Stap 4: neurale verwerking
- Stap 5: perceptie
- Stap 6: herkenning
- Stap 7: Actie
Stap 5 en 6 kunnen ook tegelijkertijd plaatsvinden of zelfs andersom.
Uitgebreide proces:
Prikkels/ stimuli (stap 1 en 2)
Er zijn prikkels in ons lichaam die interne pijn produceren en stellen ons in staat om te voelen wat de
positie van ons lichaam is, te weten waar onze ledenmaten zijn. Dat zijn andere prikkels dan waar we
ons nu op richten. Richten ons nu op prikkels uit het milieu. Environmental stimulus (stap 1) is de
boom die de persoon observeert. (stap 2) Het licht dat vanaf de boom reflecteerd is een van de
principes van perceptie (principle of transformation). De eerste transformatie ontstaat doordat de
boom licht reflecteerd in de ogen van de persoon (de cornea en de lens vormen een scherp beeld op
de retina). Dat zorgt weer voor een ander principe van perceptie → principle of representation (stap
2). Alles wat een persoon waarneemt is gebaseerd op niet een direct contact met een stimuli, maar
op representaties van een stimuli. Die zijn gevormd door receptoren en activiteit van het
zenuwstelsel van de persoon.
Receptor proces/ transductie (stap 3)
Sensory receptors (zintuigelijke receptoren): zijn cellen die reageren op energie uit de omgeving. Elk
zintuig reageert op een andere soort energie. Wanneer een visuele receptor licht ontvangt wordt
deze omgezet in elektrische energie en vormen deze naar de perceptie van de stimulus.
1
,Waarnemen en Bewegen - Samenvatting
Visueel pigment: visuele receptoren transformeren licht energie in elektrische energie omdat ze een
lichtgevoelige chemische stof bevatten, genaamd visueel pigment. Die omzetting van energie noem
je transductie.
Neurale verwerking (neural processing) (stap 4)
Als transductie heeft plaatsgevonden, wordt de boom vertegenwoordigd door elektrisch signalen in
duizenden visuele receptoren. Het complexe netwerk van neuronen (1) zendt signalen uit de
receptoren, dor het netvlies naar en binnen de hersenen. (2) veranderd de signalen tegelijkertijd. Dit
veranderen heet neural processing.
Primary receiving area: elektrische signalen komen hier aan op bij elk zintuig horende primary
receivng area. Voor zicht de occibtale kwab (lobe). Voor horen de temporale kwab. Het gebied voor
de huidaanraking, temperatuur en pijn ligt in de parietiële kwab. De frontale kwab ontvangt
informatie voor alle zintuigen.
Behavioral responses (stap 5- 7)
Deze transformatie is het meest miraculeus van alle transformaties, omdat het elektrische signaal nu
getransformeerd wordt naar een bewuste ervaring. De persoon neemt de boom waar (stap 5) en
herkent deze (stap 6).
Dus perception= waarnemen en recognition: je herkent en kan het categoriseren. Deze stappen
kunnen ook andersom.
Visual form afnosia= het niet kunnen herkennen van vormen (maar gezichten bijvoorbeeld wel).
Stap 7 is action= de persoon voert na het waarnemen een actie uit. is eigenlijk de uitkomst van
perception.
Ook al beschrijven we hele proces in stappen, het is een dynamisch en continu veranderd proces. De
kennis beïnvloed het proces, top-down processing en bottum-up zorgen ervoor dat het perceptual
process niet 1 kant op gaat.
Knowledge = de kennis die de persoon toevoegt aan de situatie.
Rat-man demonstation: plaatje van een rat/ man. Kennis heeft invloed op de perceptie van dit
plaatje.
Bottom- up processing (data- based processing): stimuli bereikt de receptoren en er vind perceptie
plaats. De stimuli/ plaatje is de incomming data. Je ziet het plaatje omdat het proces triggerd op je
retina.
Top down processing (knowledge- based processing): dit is gebasseerd op kennis, alle informatie
over het object komt vrij. Voorbeeld: een apotheker gebruikt haar kennis (namen van medicijnen)
om het handschrift van de arts te kunnen lezen op het recept. Top down processing wordt erg vaak
gebruikt bij perception, alleen niet bij hele simpele stimulus. Hoe complexer de stimuli, hoe meer de
rol van top-down processing toeneemt.
2
,Waarnemen en Bewegen - Samenvatting
Een van de thema’s van dit boek is dat kennis of hoe dingen normaal verschijnen in de omgeving
kunnen een belangrijke rol spelen in hoe te bepalen wat we waarnemen.
Simpele weergave van de zeven stappen van perceptual proces. Stimuli (stap 1 en 2), physiology
(stap 3 en 4), perception (stap 5-7), staat voor de drie gedragsreacties.
Study of perception
Twee benadering:
• Psychophysical approach → psychophysics = Meet de relatie tussen de stimuli (de strepen)
(1 en 2) en de drie gedragsreacties/ behavioral respons (5-7) dit is de groene pijl op
bovenstaande afbeelding. Een experiment van deze benadering is hoe fijne lijnen we kunnen
zien, hieruit kwam dat mensen horizontale en verticale lijnen beter kunnen zien en
onderscheiden dan schuine lijnen. → oblique effect.
• Physiological approach → kijkt naar twee relaties. De relatie tussen stimuli en physiological
responses en relatie tussen physiological respones en behavioral responses (rode en oranje
pijl). Onderzoekers hebben dit gebruikt om het oblique effect te begrijpen. Experiment van
david coppola: presenteerde aan fretten lijnen in verschillende richtingen. Optical brain
imaging meet de activiteit van de fret zijn visual cortex. Horizontale en verticale strepen
(stimuli) veroorzaakte groter hersen respons (physiological respones) dan schuine strepen.
Cognitive influences on perception: kennis beïnvloed het perceptual cycle
The study of perception
• Stimuli – >perception (bedoelen ze stap 5-6-7) route 1: Directe route, stimulus naar
waarneming, psychofysiologische benadering. Mensen nemen horizontale lijnen
gemakkelijker waar dan schuine lijnen.
o Oblique effect Onderscheiding lijnen is beter bij horizontaal/verticaal dan schuin
• Stimuli -> psychologie (hersenen) route 2: Je legt de relatie tussen de stimuli en de
hersenactiviteit. Hersen activiteit voor horizontaal/verticaal groter dan schuin. Horizontale
waarnemingen zorgen voor vergrote hersenactiviteit
• Fysiolologie -> perception route 2: Hierbij werd de relatie gelegd tussen hersenactiviteit en
perceptie. Het bleek dat mensen een verhoogde hersenactiviteit hebben bij het waarnemen
van horizontale lijnen in vergelijking met schuine lijnen.
Physiological approach = measuring two relationships between stimuli and physiological response
Psychophysics = measures relation stimuli and behavioral response
Meten van perception – 1.Threshold (psychofysica)
Vele manieren om perception te meten. Een voorbeeld is: laat steeds fijnere lijnen met verschillende
orientaties zien aan een persoon en vraag aan de persoon welke oriëntatie de lijnen hebben, op een
gegeven moment zijn de lijnen zo fijn dat de persoon een grijs veld ziet en de persoon ziet dus geen
oriëntatie meer. Dit type van ontdekken is het meten van de absolute threshold.
3
, Waarnemen en Bewegen - Samenvatting
Absolute treshold: minimale intensiteit die nodig is om waar te nemen. Dus voor zien is dit het
minimale licht intensiteit en horen het minimale intensiteit van geluid.
Difference threshold: hoe groot moet een verschil in snelheid zijn tussen 2 stimuli om hem waar te
nemen.
2.Magnitude estimation: relatie tussen de stimulus intensiteit en de subjectieve meetbaarheid van
de stimulus. Inschatten van groottes. Iemand vragen ‘hoelang is die man?’. Niet altijd even makkelijk.
Terug naar oblique effect, voor fijne lijnen die horizontaal of verticaal is de treshold is lager (fijnere
lijnen kunnen worden gezien) dan bij schuine lijnen. De reden dat we horizontaal en verticaal beter
zien is omdat ons neurale systeem is aangepast op dat wat we meer zien in de omgeving. Horizontale
en verticale lijnen zien we dus vaker dan schuine lijnen.
3.Identity of stimulus: Foto. Wat zie je? Vertel maar wat je ziet? Zie je hier een kabouter in staan?
4.Reaction time: reactietijd. Experiment: Je vraagt mensen of mensen naar het scherm willen kijken
waarin je 2 balletjes neerzet, A en B, met een kruisje. Ze moeten naar het kruisje focussen.
Ondertussen wel kijken naar balletje A. Flitsje laat je zien in balkje A en B. Balkje A zie je dan sneller.
5.Phenomenological description (ervaringen): plaatjes waarbij je zowel een vaas kan zien als twee
gezichten.
6.Action: Hoe reageert iemand als je er een bal op gooit. Moeilijker te meten. Actie volgt perceptie
dus duurt lang en is aan het einde van de cirkel. Sommigen zeggen dat actie ook wel eerst komt dan
perceptie. Denk aan leeuw en wegrennen.
Meten van tresholds
Gustav Fechner schreef boek met meerdere methodes: classical psychophysical methods → orginele
methodes om relatie tussen stimulie en perceptie te meten.
1 → method of limits: steeds de drempel opzoeken. De onderzoeker
begint met een stimulissterkte die goed waarneembaar is en verlaagd
de intensiteit steeds totdat de proefpersoon de stimulus niet meer
waarneemt. Dit wordt ook andersom gedaan, van te laag (niet
waarneembaar) tot waarneembaar intensiteit. Dit bij meerdere
personen, vervolgens wordt van alle drempelwaardes het gemiddelde
uitgerekend.
Crossovervalue: waarde tussen net wel horen en net niet.
Mean of crossover = threshold
2 → method of adjustment: hetzelfde als hierboven, alleen veranderd de proefpersoon zelf de
intensiviteit van de stimulis, dit gaat snel maar minder precies. Na een aantal keer herhalen krijg je
goed resultaat.
3 → method of constant stimuli: hierbij worden 6 verschillende intensiteiten
10 keer in random volgorde getoond aan de proefpersoon, waarop deze ja of
nee beantwoord. De drempelwaarde wordt vervolgens uit de grafiek gehaald
door de waarde te nemen waarbij 50% ja was en 50% nee. Dit is heel precies
maar duurt lang. Drempelwaarde ligt op de plek waar 50% van de tonen
wordt waargenomen. Nadeel: veel metingen! En alles evenvaak meten
Difference treshold (DL): het minimale verschil dat tussen stimuli moet zitten
om het verschil te kunnen waarnemen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittterwielen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.32. You're not tied to anything after your purchase.