In dit document is alle stof voor het tentamen van Kind en Omgeving verwerkt: de betreffende hoofdstukken van het boek van Prins en Braet (handboek klinische ontwikkelingspsychologie) en alle artikelen. De werkgroep- en hoorcollege aantekeningen en de leesvragen zijn er in verwerkt. Het document is...
The summary is very brief and unclear. I had to keep the original literature up to date every time. So in the end, I had to learn all the literature myself.
By: sjera • 1 year ago
By: tesssiebelink • 2 year ago
By: camille-verhaar • 2 year ago
By: samverhoeven13 • 2 year ago
By: justindebeer • 3 year ago
By: tesselvanbaal • 3 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
amberdecrom
Reviews received
Content preview
Alle stof tentamen Kind en omgeving
Week 1
• IJzendoorn, M. H. van, & Rosmalen, L. van (2017). Voorwoord. In M.H. van IJzendoorn & L.
van Rosmalen (Red.), Een inleiding in de pedagogische studie van opvoeding, onderwijs en
hulpverlening (derde, herziene druk) (pp. VII-VIII). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
• Crain, W. (2000). Learning theory: Pavlov, Watson, and Skinner. In Theories of development.
Concepts and applications (4th). Upper Saddle River, NJ: Prentice-Hall.
• Shaffer, D. R., & Kipp, K. (2007). Bandura’s cognitive social-learning theory. In
Developmental psycholgy (7th). Belmont, CA: Thomson Wadsworth.
• Aleva, L. (2015). Verklaren en voorspellen van gedrag in pestsituaties. § 3.3 Sociale-
infomatieverwerkingstheorie. In M. Vermande, M. van der Meulen & A. Reijntjes (Red.),
Pesten op school. Achtergronden en interventies (pp. 61-64). Amsterdam: Boom Lemma.
• Lemerise, E., & Arsenio, W. (2000). An integrated model of emotion processes and cognition
in social information processing. Child Development, 71, 107-118.
• Hornik Parritz, R., & Troy, M. F. (2010). Models of child development, psychopathology, and
treatment. In Disorders of childhood. Development and psychopathology (international Ed.)
(pp. 11-26). Belmont, CA: Wadsworth.
• Wicks-Nelson, R., & Israel, A. C. (2013). The developmental psychopathology perspective. In
Abnormal child and adolescent psychology (8th ed.) (pp. 19-36). Upper Saddle River, NJ:
Pearson Education.
• Aleva, L. (2015). Verklaren en voorspellen van gedrag in pestsituaties. §3.10 (Risicofactoren
voor betrokkenheid bij pesten). In M. Vermande, M. van der Meulen & A. Reijntjes (Red.),
Pesten op school. Achtergronden en interventies (pp. 73-77). Amsterdam: Boom Lemma.
• Prins & Braet, H1 (Ontwikkeling en psychopathologie)
Van IJzendoorn & Van Rosmalen (2017): Voorwoord (Pedagogiek)
In de pedagogiek staat een unieke vraag centraal: de wetenschappelijk verantwoorde wijze waarop
opvoeding, onderwijs en hulpverlening voor kinderen en jeugdigen kunnen worden verbeterd. →
Anders dan bij ontwikkelingspsychologie. Sprake van empirisch (precieze weergave van de
werkelijkheid)/analytische (telkens een aspect onderzoeken, niet alles tegelijk) benadering: moet
toets van wetenschappelijke kritiek kunnen doorstaan. Pedagogiek zal nooit voorschrijven hoe
opvoeding eruit moet zien, maar zou als hulpmiddel moeten worden gebruikt.
Crain over Pavlov, Watson and Skinner
→ Vallen onder leertheoretisch/behavioral paradigma.
Pavlov → behaviorist (leren is geen cognitief proces met innerlijke representatie)
Honden kwijlen als eten hun tong aanraakt: natuurlijk reflex. Pavlov ontdekte na een tijdje dat ze ook
daarvoor al kwijlden, als ze het eten verwachtten. Terwijl dit aanvankelijk geen enkele relatie had
met het kwijlen. De reflex werd geconditioneerd tot een nieuwe stimulus. Het geven van het eten
was een ongeconditioneerde stimulus (US): de hond hoefde niet geconditioneerd te worden om te
gaan kwijlen. De handelingen, zoals licht aan doen waren geconditioneerde stimuli (CS). Het effect
hiervan vereist namelijk conditionering → proces heet klassieke conditionering. Eerst CS, dan US:
beste manier van conditioneren.
CS blijft niet voor altijd werken, het neemt op den duur af en verdwijnt. Gewoonlijk komt dit wel
spontaan weer terug. Dit is niet het geval als de CS af en toe weer voor de US herhaald wordt.
Stimulusgeneralisatie: ook al is een reflex geconditioneerd tot 1 stimulus, vergelijkbare stimuli
kunnen hetzelfde effect bereiken zonder geconditioneerd te zijn.
Als er maar op een soort stimulus wordt gereageerd: discriminatie. Proces waarbij deze discriminatie
verdwijnt noemt men experimentele neurose.
,Ook kan een CS gelinkt worden aan een andere reactie. Zo kwijlde een hond voor het eten als hij een
bel hoorde, en werd deze bel gelinkt aan een zwart vierkant, waardoor hij op een gegeven moment
ging kwijlen bij alleen een zwart vierkant = second-order conditioning. Verder dan third order
conditioning gaat niet.
Watson → strict behaviorist
Bij kleine kinderen maar 2 ongeconditioneerde stimuli die angst aanwakkeren: een plots geluid en
verlies van support. Bij oudere kinderen veel meer → meeste angstreacties zijn aangeleerd. Bv
omdat een klein kind een harde gil hoorde als er een slang was. Slang is CS.
Angst is in beginsel een niet aangeleerde reactie op beperking van lichaamsbeweging. Kinderen
worden boos als ze hun gezicht moeten wassen, plassen, uitkleden etc., omdat ze worden
geassocieerd met lichamelijke dwang, omdat dit zo was toen ze kleiner waren.
Liefde bij kinderen wordt vooral aangewakkerd door het stimuleren van de erogene zones. Kinderen
houden niet van specifieke mensen, dit is geconditioneerd. Een kind gaat van zijn moeder houden
omdat dat gezicht vaak gezien wordt als er wordt geaaid, geknuffeld, gevoed etc. Dit gevoel kan ook
aangewakkerd worden door mensen die kinderen associëren met hun moeder: second order
conditioning.
Conditioning Fear in Little Albert
Albert (11 maanden) was eerst niet bang voor een rat. Bij de rat werd een aantal keer een geluid
afgespeeld waar Albert bang voor was. Uiteindelijk was hij zonder dit geluid ook bang voor de rat en
moest hij huilen toen hij hem zag en hij liep snel weg. Paar dagen later bleek Albert bang te zijn voor
alle furry dingen, terwijl hij er daarvoor niet bang voor was → stimulusgeneralisatie.
Systematische desensitisatie little Peter (3jaar) → deconditionering
→ Bang voor een aantal (gekke, zoals wol, veren, mechanisch speelgoed, konijn) objecten. Deze
waren ‘home grown’. Een konijn werd op afstand geplaatst terwijl hij zijn lievelings snack at. Het
konijn werd steeds dichterbij geplaatst, totdat Peter uiteindelijk met hem speelde terwijl hij de snack
at.
→ Watson stelt van elk kind te kunnen maken wat hij wil. Dit had een paradigma clash tot gevolg.
Skinner → ook strict behaviorist
Maar i.t.t. Watson ook environmentalist: voornamelijk geïnteresseerd in hoe omgeving gedrag
bepaalt. Ook gebruikte hij niet Pavlov model. Hij veronderstelde dat leren geen innerlijk proces is.
De reacties die Pavlov bestudeerde moesten worden gezien als ‘respondents’: deze worden
automatisch ontlokt door bekende stimuli. Meestal simpele reflexen
‘Operant’ gedrag: een wezen is vrij en handelt spontaan. Je kan voorafgaande stimuli niet altijd
identificeren die bepaalde reacties uitlokken. De eerste stimuli zijn niet altijd bekend. Gedrag wordt
bepaald door de versterkende stimuli die volgen op het gedrag. Handelingen zullen in de toekomst
herhaald worden omdat ze bepaalde, positieve consequenties hebben.
Belangrijke maatstaf is reactiesnelheid: als reacties versterkt worden, komen ze vaker voor.
→ Komt voort uit Skinner box: kooi waarin dier vrij rondloopt, als hij per ongeluk tegen een balk aan
loopt komt er eten tevoorschijn. In verloop van tijd gaat het dier vaker tegen de balk drukken omdat
hij dan weet wat er gebeurt.
Operant gedrag speelt grotere rol in menselijk dagelijks leven dan respondent gedrag. Bv boeken
lezen: als dat een bepaald effect heeft, zoals hoge punten halen, zullen we dat vaker doen.
Primaire beloningen: zoals eten en pijnverlichting, zijn van nature beloningen
,Geconditioneerde beloningen/stimuli: zoals een glimlach, aandacht: effectiviteit ervan hangt af van
herhaalde associatie met primaire beloningen
Beloningen werken beter als ze meteen na de handelingen worden gegeven → meteen bedankt
zeggen als je zoon de krant voor je haalt ipv paar min later. Dan doet je zoon al wat anders dan de
krant halen, bv spelen en dan linkt hij de beloning daaraan.
Bij discriminerende stimuli: reactie is niet automatisch, zoals bij respondent conditionering van
Pavlov, maar bepaalde stimuli maken reacties meer waarschijnlijk.
Generalisatie van stimulus: vader lacht als baby ‘papa’ zegt, moeder en siblings niet (vader is dus
discriminerende stimulus). Maar baby zal dit ook tegen andere mannen zeggen. Ouders moeten dan
preciezere discriminatie aanleren.
Shaping: gedrag in kleine stapjes aanleren
Behavior chains: verschillende handelingen veroorzaken steeds de volgende stap. Gevoel van de ene
handeling is een reinforcement en veroorzaakt de volgende. Bv slaan met baseball. Gevoel van goede
grip op het handvat zorgt ervoor dat je de knuppel richting je schouder beweegt.
Schedules of reinforcement: beschrijft welke stimuli aan gedrag voorafgaan en wat voor gevolgen
dat heeft. Variabele interval schema’s: de beloningen komen na dezelfde (hoeveelheid) handelingen,
maar de periode ertussen (intervallen) variëren. Variabele ratio schema’s: de hoeveelheid
handelingen om de beloning te krijgen varieert. Niet continu bekrachtigd/beloond gedrag is
moeilijker af te leren dan wel continu. Beste om te beginnen met continue bekrachtiging, en als je wil
dat het gedrag blijft op een gegeven moment switchen naar afwisselend schema.
→ Telkens gehad over positieve bekrachtiging (positive reinforcement), iets toevoegen zoals eten om
bepaalde reactie uit te lokken. Ook bestaat negatieve bekrachtiging: als bepaalde reacties worden
uitgelokt door een onplezierige stimuli te verwijderen. Soort van vluchten: van de duikplank springen
zodat je niet meer door je klasgenoten belachelijk wordt gemaakt. Of je insmeren: dan verbrand je
niet meer
Straf is wat anders: dan probeer je gedrag te elimineren en juist niet uit te lokken. Skinner ontdekte
dat straffen alleen werkt op korte termijn. Ook heeft het volgens hem ongewilde bijeffecten, maar
veel critici zijn het daar niet mee eens. Positieve straf: iets negatiefs toevoegen (kind slaan of op de
gang laten staan)
Negatieve straf: iets positiefs wegnemen (kind mag geen toetje of niet meer buitenspelen)
Volgens Skinner werkt extinction het best: gedrag van een kind is alleen slecht omdat het alleen
bekrachtigd wordt met woede van ouders. Als kinderen worden genegeerd door de ouders als ze zich
slecht gedragen, zullen ze hier geleidelijk mee ophouden.
Shaffer & Kipp (2007): Bandura's cognitive social-learning theory
→ Valt onder cognitief paradigma
Bandura vindt dieronderzoeken niet relevant op menselijk gedrag, want mensen denken na over
verband tussen hun gedrag en de consequentie daarvan. Vaak zijn die consequenties voorspellingen,
omdat ze niet direct intreden, zoals studeren.
Observational learning/modeling/imitatie: leren door de observeren en kopiëren. Vaak zijn dit bij
kinderen ook juist dingen waarvan je dat niet wil, bv roken en schelden. Hij gelooft dat kinderen
actieve, denkende wezens zijn die in veel opzichten bijdragen aan eigen ontwikkeling (verschil met
Watson). Kiezen zelf wat ze leren van anderen.
, → Leren is dus cognitief proces, want heeft een innerlijke representatie (= verschil Pavlov, Watson
en Skinner). Andere redenen:
- Mensen kunnen nadenken over consequenties op lange termijn, bv iets uitstellen om hier
later profijt uit te halen (sparen, niet roken, studeren)
- Plaatsvervangende (vicarious) bekrachtiging: mensen kunnen leren doordat ze
consequenties zien bij anderen, zonder deze zelf te ervaren.
- Symbolisch leren: leren van modellen in bv films, boeken, of simpelweg uitleg
- Acquisition (verwerven van gedrag) vs performance (uitvoeren van gedrag) → Bobo doll-
experiment. De kinderen die straf hadden gezien bij de vrouw sloegen de pop niet. In de
tweede ronde moesten de kinderen het gedrag van de vrouw na doen en iedereen deed dit.
Ook die kinderen die dat eerst niet deden: zij hadden het gedrag dus wel verworven in de
eerste ronde, maar vertoonden dit gedrag niet (= acquisition)
Reciprosal determinism (wederkerig determinisme): menselijke ontwikkeling is een interactie van
een actief persoon, zijn gedrag en zijn omgeving → kind gedraagt zich niet alleen naar zijn omgeving,
de omgeving verandert ook door het gedrag. (Verschil Watson en Skinner: environmentalists)
Aleva: sociale-informatieverwerkingstheorie (social information processing, SIP) (3.3)
→ Valt onder cognitief paradigma
→ Opeenvolgende stappen in het denkproces die gedrag in sociale situaties sturen. Basis: biologisch
bepaalde capaciteiten en kennis en ervaringen die in het geheugen zijn opgeslagen.
1. Waarneming signalen (encodering)
a. Kan intern zijn: bv het hebben van een hoge hartslag
b. Kan extern zijn: bv iemands gezicht zien
2. Interpretatie van die signalen
a. Bedoeling aan andermans gedrag toeschrijven
3. Overwegen van doelen die je wil bereiken in deze situatie
a. Zoals vriendschap sluiten, speelgoed bemachtigen
4. Overweging mogelijke strategieën om dit te bereiken
a. Bv prosociaal (vragen of je met speelgoed mag spelen) of snelst en meest effectief
(speelgoed afpakken)
5. Strategie kiezen die door hen het meest positief wordt geëvalueerd
a. Outcome expectations: strategie kiezen die meest effectief is
b. Self-efficacy evaluation: strategie waarvan je vindt dat je er zelf goed in bent
6. Gedrag → roept beoordeling en reactie van anderen op= start nieuw SIP
→ Tussendoor kan je teruggaan naar eerdere denkstap, bv als je twijfelt aan iemands intentie.
Sip ontwikkeld om agressie te verklaren: kan gevolg zijn van tekorten/fouten in de stappen
Crick en Dodge:
Reactieve agressie: agressieve reactie op frustratie en provocatie, vaak gepaard met immense
kwaadheid (fouten in 1,2,4). Komt vaak voor als de bedoeling van anderen onduidelijk is, en
vervolgens geen rekening met gevolgen van hun agressie. 5 mogelijk overgeslagen → fouten in
eerste denkstappen
Proactieve agressie: berekenende agressie, bedoeld om voordeel op te leveren, 3, bv speelgoed
stelen. Effectief en makkelijk middel om doelen te bereiken (5) → fouten in latere stappen
Lemerise, E., & Arsenio, W. (2000). An integrated model of emotion processes and cognition in
social information processing. Child Development
Stellen dat SIP model veel sterker wordt als je er emotionaliteit en emotieregulatie worden
toegevoegd aan dit model.
→ Emotionaliteit: persoonlijkheidseigenschap, karaktertrek.
- Positief: neiging om plezier te ervaren en te uiten.
- Negatief: neiging om op prikkels in de omgeving te reageren met angst en boosheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberdecrom. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.76. You're not tied to anything after your purchase.